a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Elektronische apparaten

Dossiernr:

2015/01139/A - CVB

Datum:

02-06-2016

Uitspraak:

CVB Afwijzing Bevestigd (=Afwijzing)

Product/dienst:

Elektronische apparaten

Motivatie:

Subjectieve normen

Medium:

Audiovisuele Mediadiensten


Het College van Beroep [2 juni 2016]

De grieven

Deze worden als volgt – enigszins verkort – weergegeven.

Grief 1
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat de bestreden reclame-uiting niet in strijd is met de grenzen van het toelaatbare. Adverteerder dient een product aan te bieden dat veilig is voor de consument. Bij smartphones is dat niet het geval vanwege elektromagnetische velden (‘EMV’) waarmee deze apparaten werken. Het is niet veilig een dergelijk apparaat op het lichaam te dragen zoals in de televisiecommercial gebeurt. Dit leidt tot overschrijding van wettelijke normen die gebaseerd zijn op de zogenaamde ICNIRP-richtlijn. In de veiligheidswaarschuwingen staat dat je een smartphone niet op het lichaam moet dragen. Deze veiligheidswaarschuwingen moeten altijd in acht worden genomen. Er is geen twijfel over de schadelijkheid van het overschrijden van deze normen. De Commissie heeft dit niet onderkend en ten onrechte geoordeeld dat niet kan worden aangenomen dat de peuters in de reclame door het kortdurend contact met telefoon reeds gezondheidsrisico’s lopen. De Commissie is niet ingegaan op de klacht dat in de reclame de veiligheidswaarschuwingen niet in acht worden genomen. Dit wekt bevreemding en heeft geleid tot een onterechte afwijzing. KPN gaf tijdens de zitting zelfs aan niet ervan op de hoogte te zijn dat de veiligheidswaarschuwingen niet in acht werden genomen. Namens KPN is tijdens de zitting aangevoerd dat, indien men dit wel had geweten, het wellicht anders in beeld zou zijn gebracht. Dit alleen al had al voldoende aanleiding moeten zijn om de reclame als onverantwoord te kwalificeren. Appellante verwijst naar een rechtszaak in de Verenigde Staten en een wet die aldaar (in Californië) in werking zal treden. Op grond van die wet is het verplicht de consument te waarschuwen voor de veiligheidsrisico’s van mobiele telefoons en hem erop te wijzen hoe hij deze veilig kan gebruiken. Consumenten hebben het recht te weten wat de risico’s zijn en wat in de veiligheidswaarschuwingen staat zodat ze hun eigen afweging kunnen maken of ze zichzelf of hun kinderen aan deze risico’s willen blootstellen. Dat wat in de veiligheidswaarschuwingen staat is hierbij leidend. Zonder die informatie is de reclame misleidend. De informatie mag niet onduidelijk danwel verborgen of dubbelzinnig zijn. Kinderen zouden niet moeten worden getoond in dergelijke reclames.

Grief 2
De Commissie oordeelt ten onrechte dat het op de weg van appellante ligt om voldoende te onderbouwen dat een reëel risico op letsel bestaat bij het gebruik van een smartphone. Appellante onderbouwt overigens voldoende dat reëel risico op letsel bestaat. Het is vervolgens aan adverteerder verweer te voeren en daarna aan de Commissie om de informatie te wegen. Appellante onderbouwt de schadelijkheid aan de hand van citaten van diverse instanties, waaronder de Raad van Europa. Verder verwijst appellante naar wetgeving in België en Frankrijk. Ook tijdens de zitting van de Commissie is door appellante voldoende aangetoond dat er schadelijke effecten optreden bij blootstelling aan EMV, aan de hand van een lijst met onderzoeken die bij de Commissie in bezit is. KPN heeft op geen enkele van deze punten verweer gevoerd. Bovenstaande onderbouwing had voor de Commissie aanleiding moeten zijn de reclame als onverantwoord te beschouwen. Volgens de Commissie kan bij de huidige stand van wetenschap blijkbaar niet met een voldoende mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat het gebruik van een smartphone tot letsel leidt, maar is het tegendeel evenmin uit te sluiten. Er hoeft echter geen volledige consensus onder wetenschappers te zijn. Er zullen altijd onderzoeken zijn die geen effecten aantonen. De belangen van de industrie werken dit ook tegen. Het zou onverantwoord zijn als de Commissie wacht totdat er volledige consensus is. Dit past ook niet bij de rol van de Commissie die de belangen van de consument dient te beschermen en dient te bevorderen dat adverteerders verantwoorde reclame maken. Bovendien is het niet gebruikelijk in de wetenschap dat de schadelijkheid van een stof, virus, bacterie etc. pas aangenomen wordt als alle wetenschappers er over uit zijn. Dit betekent niet dat niet met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat letsel optreedt bij het gebruik van een smartphone. Er zijn duizenden peer reviewed onderzoeken die dit aantonen. Het verweer van KPN dat ze zich zogenaamd aan de normen houdt treft geen doel gezien alle onderzoeken die schadelijke effecten aantonen. De Commissie had de klacht moeten toewijzen omdat het de consument ook op dit punt aan essentiële informatie ontbreekt om een goede keuze te maken om al dan niet een transactie aan te gaan voor de dienst van KPN, waardoor sprake is van misleiding.

Grief 3
De Commissie benadrukt dat ze onzeker is over de mogelijke schadelijkheid van het gebruik van een smartphone. Onzekerheid vraagt om toepassing van het voorzorgsbeginsel, zo stelt de Gezondheidsraad in een publicatie uit 2008. De mogelijke negatieve gevolgen zijn voldoende geloofwaardig en plausibel nu tenminste enkele experts op het betreffende vakgebied zich zorgen maken over de dreiging. Er zijn vele bewijzen van schadelijke effecten die kunnen optreden volgens diverse experts. Appellante heeft dit in voldoende mate onderbouwd. Het is dan ook absoluut onverantwoord consumenten niet te informeren over de (mogelijke) schadelijkheid. Dit geldt zowel voor volwassenen als kinderen en zeker als kinderen getoond worden in een reclame. De Commissie had de reclame ook op deze grond onverantwoord dienen te achten.

Grief 4
De Commissie oordeelt ten onrechte en ongemotiveerd dat de reclame niet op kinderen is gericht. In de commercial is sprake van een (groot)ouder-kind relatie, waardoor kinderen of (groot)ouders zich aangesproken kunnen voelen tot het maken van een dergelijk contact. Dat bij toeval het contact tot stand komt, is onwaarschijnlijk. De beelden illustreren duidelijk hoe contact kan worden gelegd tussen peuters en hun opa, met een wederzijdse positieve reactie. Er is geen sprake van herkenbare overdrijving, maar een duidelijke boodschap die nagevolgd kan worden. Appellante verwijst naar een door haar op Facebook gehouden enquête, waaruit blijkt dat de meeste mensen menen dat de reclame is gericht op kinderen. De reclame suggereert dat wat getoond wordt veilig is. Uit de reclame is op geen enkele manier op te maken dat langdurig spelen op de smartphone onveilig zou kunnen zijn. Kinderen vormen een kwetsbare groep die bescherming verdient. Er mag bij zoveel onderzoeken die aantonen dat blootstelling aan EMV schadelijk is absoluut geen twijfel bestaan over de vraag of een reclame al dan niet op kinderen is gericht. Sowieso zou een kind in een dergelijke reclame niet getoond mogen worden. Dat is onverantwoord en in strijd met de Kinder- en jeugdreclamecode (KJC). Doordat de veiligheidswaarschuwingen duidelijk niet nageleefd worden, kan letsel worden veroorzaakt. Dat niet acuut schade optreedt, is geen steekhoudend argument. Smartphones zouden niet toegankelijk moeten zijn voor peuters en zeker niet zonder toezicht van ouders. Als de reclame niet op kinderen gericht zou zijn, hadden volwassenen getoond moeten worden. Er zou meer aandacht moeten zijn voor de mogelijke risico’s op vooral de lange termijn. De Commissie had zich van dit veiligheidsaspect bewust dienen te zijn en dienen te beseffen dat het onverantwoord is kinderen in een mogelijk schadelijke omgeving te tonen en deze uiting op kinderen te richten. Om die reden mag de reclame niet meer vertoond worden.

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. KPN handhaaft haar standpunt dat de klacht ongegrond is, zodat het beroep volgens haar moet worden verworpen.

De mondelinge behandeling

Appellante heeft haar standpunt toegelicht mede aan de hand van notities.
Namens Prof. [NAAM] wordt vervolgens onder meer het volgende verklaard. In België is het verboden om smartphones aan jonge kinderen aan te bieden. Kinderen worden nu al in huis geconfronteerd met veel draadloze signalen. Zowel in België als in Frankrijk maakt men zich zorgen om de onbekende risico’s hiervan. De WHO spreekt over mogelijk kankerverwekkend. Een smart­phone is een zeer sterke stralingsbron. Een jong kind dat een kusje op het scherm geeft, krijgt een te hoge blootstelling aan straling. Er is nog geen rechtstreeks causaal verband aangetoond tussen straling door EMV en ziekten, maar de overheid dient wel voorzorgsmaatregelen te nemen in de vorm van een waarschuwing voor de potentiële risico’s. Dat kan door een verwijzing in de commercial naar de website. Kinderen moeten leren hoe zij op een juiste wijze dienen om te gaan met een smartphone.

Namens KPN wordt meegedeeld dat de televisiecommercial niet is gericht op het veranderen van gedrag van gebruikers van een smartphone. Op de website van KPN staat informatie over de mogelijke risico’s van EMV. De commercial is niet gericht op kinderen en ook niet uitgezonden op kinderzenders. De televisiecommercial is juist gericht op een volwassen doelgroep, zoals blijkt uit de afsluitende teksten.

Het oordeel van het College

1. In de bestreden televisiecommercial, die begint met beelden van het uitzicht op een (blijkbaar) buitenlandse stad, is sprake van een verhaallijn waarin is te zien hoe twee kleine kinderen gebruik maken van een smartphone. De kinderen brengen een verbinding tot stand met ‘opa Henk’ waarna ze met hem beeldbellen. Daarbij is te zien dat een kind een kusje geeft op het scherm van de smartphone en dat een kind met zijn hoofd boven het apparaat speelt. Op een gegeven moment verbreken de kinderen de verbinding en klinkt een kinderliedje uit de smartphone waarna de kinderen zittend naar het scherm kijken. Hierna verschijnen de volgende teksten in beeld: “Ontdek alle mogelijkheden met KPN” en “Voel je vrij”.

2. Het College oordeelt dat de Commissie terecht heeft geoordeeld dat de televisiecommercial strekt tot aanprijzing van een dienst (blijkbaar een dienst die tevens mobiel internet bevat) en niet tot aansporing van een specifiek gebruik van een smart­phone. De beelden van de kinderen die de smart­phone spelenderwijs bedienen, dienen duidelijk slechts als illustratie bij de aanprijzing van de dienst, en zijn niet bedoeld om specifiek het gebruik van een smartphone door een jong kind aan te prijzen. De aangeprezen dienst betreft kennelijk een abonnement. Kleine kinderen kunnen geen abonnement afsluiten en behoren derhalve niet tot de doelgroep van de televisiecommercial. KPN heeft gesteld dat de televisiecommercial niet op kinderzenders is uitgezonden en is gericht op een volwassen doelgroep. Dit blijkt ook uit de teksten aan het einde van de televisiecommercial die door kleine kinderen niet gelezen kunnen worden en ook niet begrepen zullen worden. Op grond van het voorgaande is geen sprake van reclame die geheel of gedeeltelijk op kinderen is gericht in de zin van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC), zodat die code in deze procedure niet van toepassing is. Dat in de televisiecommercial kinderen zijn te zien, leidt op grond van het voorgaande niet tot een ander oordeel. Grief 4 wordt om die reden verworpen. Toetsingskader in deze zaak is derhalve uitsluitend het algemene gedeelte van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

3. De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven komen in de kern erop neer dat (de Commissie heeft miskend dat) de bestreden reclame-uiting onverantwoord is omdat in strijd wordt gehandeld met veiligheidswaarschuwingen. Het College begrijpt dat appellante aldus verwijst naar limieten die gelden voor de blootstelling aan elektromagnetische velden. Appellante noemt de adviezen van de onafhankelijke internationale commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling (ICNIRP; International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection). De adviezen van de ICNIRP zijn overgenomen door de Europese Unie en worden in de praktijk toegepast via onder andere de Europese productnormen voor smart­phones. De limieten worden volgens appellante overtreden indien een smart­phone wordt gebruikt op de wijze als getoond in de televisiecommercial.

4. Naar het oordeel van het College ligt het niet voor de hand specifieke betekenis toe te kennen aan de wijze waarop de kinderen de smartphone gebruiken. De commercial strekt, zoals vermeld, niet tot aanprijzing van dat gebruik. De beelden roepen ook niet op om kleine kinderen met een smart­phone te laten spelen op de wijze zoals uitgebeeld in de televisiecommercial. In de televisiecommercial worden verder geen mededelingen gedaan die kunnen worden opgevat als een aansporing tot navolging van de getoonde beelden. Hieraan draagt bij dat sprake is van een bijzondere, niet-alledaagse situatie, te weten een situatie waarin kleine kinderen in het buitenland zonder (waarneembaar) ouderlijk toezicht een smart­phone bedienen. Naar het oordeel van het College kan niet worden aangenomen dat ouders in de commercial aanleiding zullen zien hun kinderen een smartphone zeer dicht bij het lichaam te laten gebruiken. Evenmin valt aan te nemen dat van de beelden een zodanige werking uitgaat, dat jonge kinderen zelfstandig het getoonde gedrag zullen navolgen. Niet aannemelijk is derhalve dat de televisiecommercial ertoe zal leiden dat in een groter aantal gevallen zal worden gehandeld in strijd met de voor EMV geldende limieten. Daarbij merkt het College nog op dat tot op heden geen rechtstreeks causaal verband is aangetoond tussen straling door EMV die hoger is dan de hiervoor genoemde limieten enerzijds en letsel of ziekten anderzijds. Er kan derhalve op dit moment alleen over mogelijke risico’s worden gesproken. Het College is het met appellante eens dat voorkomen dient te worden dat kleine kinderen aan deze risico’s worden blootgesteld, maar op grond van het voorgaande kan niet worden gezegd dat de commercial tot dat resultaat zal leiden. Het College verwerpt om die reden de stelling dat sprake is van onverantwoorde reclame.

5. Uit wet- en regelgeving volgt geen verplichting om in een reclame-uiting voor een internetdienst actief te wijzen op mogelijke risico’s van EMV bij overschrijding van  limieten. Evenmin bestaat voor een adverteerder een wettelijke verplichting om zich te onthouden van het tonen van beelden als de onderhavige. Het feit dat in de commercial niet voor de mogelijke risico’s van EMV bij overschrijding van de geldende limieten wordt gewaarschuwd, kan evenmin tot het oordeel leiden dat essentiële informatie in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c NRC ontbreekt. Het betreft specifieke gebruiksinformatie voor een smartphone die het kader van een algemene aanprijzing van een internetdienst te buiten gaat.

6. Nu de grieven geen doel treffen, wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep

Het College bevestigt de bestreden beslissing.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie [26 februari 2016]

De bestreden reclame-uiting

Het betreft een televisiecommercial waarin onder meer is te zien dat twee kleine kinderen (peuters) gebruik maken van een smartphone en daarbij hun hoofden soms zeer dicht bij het toestel houden. Aan het einde van de commercial verschijnt onder meer de volgende tekst: “Ontdek alle mogelijkheden met KPN” en “Voel je vrij”.

De klacht

Deze wordt als volgt (samengevat) weergegeven.

1)  De gewraakte televisiecommercial vormt een bedreiging voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid als bedoeld in artikel 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het gebruik van draadloze apparaten brengt door elektromagnetische velden (‘EMV’) een risico voor de gezondheid mee. Sommigen zijn zeer gevoelig voor EMV en de gezondheidsklachten kunnen ernstig zijn en de kwaliteit van het leven nadelig beïnvloeden zoals blijkt uit de door klaagster genoemde bronnen. Klaagster licht de risico’s in haar klacht toe. Het gebruik op het lichaam, zoals te zien in de televisiecommercial, is in strijd met de veiligheidsregels. Ook echter als het apparaat niet op het lichaam wordt gehouden, kunnen er bij blootstelling aan EMV gezondheidseffecten optreden. Klaagster verwijst naar gebruiksaanwijzingen op de website van adverteerder. Internationale instellingen, zoals de Raad van Europa en het Europees Parlement, gaan uit van de potentiele risico’s van EMV en deze is als mogelijk kankerverwekkend geclassificeerd. Klaagster verwijst verder naar de beslissing van de Commissie in dossier 2015/00633, waarin is geoordeeld dat als de straling binnen de gestelde normen valt, dit niet hoeft te betekenen dat men er in het geheel geen last van heeft.

2)  Adverteerder informeert de consument niet over de risico’s als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. De consument dient op de hoogte te worden gesteld van de risico’s van mobiele apparaten als men deze op het lichaam houdt. Dat het mobiele apparaat op enige afstand van het lichaam moet worden gehouden om de veiligheidsnormen niet te overschrijden, vermeldt adverteerder niet. Ook op de website van adverteerder is deze informatie niet of nauwelijks te vinden. Bovendien is de informatie, als deze al gevonden wordt, veelal onduidelijk of dubbelzinnig.
3)  Verder acht klaagster de bestreden uiting in strijd met de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC). Volgens klaagster is de reclame mede op kinderen gericht met het doel hen van de dienst ‘beeldbellen’ gebruik te laten maken. Kinderen worden niet geïnformeerd over de risico’s van het product, hetgeen in strijd is met artikel 1 KJC. Adverteerder heeft geen rekening gehouden met het bevattingsvermogen van kinderen, hetgeen tot een onwenselijke situatie leidt. Dit klemt te meer omdat het om een groep gaat die extra kwetsbaar is voor EMV. Klaagster verwijst in dat verband naar diverse bronnen. Uit onderzoek van de IARC-WHO blijkt dat EMV bij kinderen dieper dan bij volwassenen in de hersenen kan binnendringen doordat hun schedel kleiner en dunner is. Hierdoor wordt ook gehandeld in strijd met de eis van artikel 2 lid 1 onder d KJC dat reclame kinderen geen morele of fysieke schade mag berokkenen. Adverteerder dient zich bewust te zijn van het feit dat kinderen extra kwetsbaar zijn en meer risico’s lopen bij EMV. Volgens klaagster mag de onderhavige reclame-uiting niet op kinderen zijn gericht, omdat niet is voldaan aan de regels voor verantwoorde reclame. Vanwege de risico’s is in andere landen besloten tot wetgeving die reclame voor mobiele apparaten gericht op jonge kinderen aan banden legt. Omdat in Nederland dergelijke wetgeving ontbreekt, dient adverteerder deze verantwoordelijkheid op zich te nemen en voorzichtigheid te betrachten als zij reclame maakt voor producten. In ieder geval dient adverteerder geen reclame te maken dan wel uit te zenden die het bevorderen van het gebruik van mobiele telefoons bij kinderen tot doel heeft, waarbij is te zien dat kinderen het apparaat op schoot en in hun hand hebben vlakbij hun gezicht. Dit gaat de grenzen van het toelaatbare te buiten en tast ook de menselijke waardigheid aan zoals beschreven in de toelichting bij artikel 2 NRC. Deze kinderen lopen een groot risico op gezondheidsschade. Adverteerder geeft daarmee een verkeerd signaal naar de consument. Deze zal kunnen denken dat sprake is van veilig omgaan met het apparaat, mede doordat de reclame onschuld en plezier uitstraalt. Aangesloten zou kunnen worden bij de regels voor het maken van reclame voor alcoholhoudende drank en/of tabaksproducten.

De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft, kort gezegd, de klacht afgewezen, omdat niet kan worden aangenomen dat de peuters door het in de televisiecommercial getoonde kortdurende contact met de telefoon reeds gezondheidsrisico’s lopen. Verder heeft de voorzitter geoordeeld dat geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat het in de televisiecommercial getoonde gedrag zal worden nagevolgd. De televisiecommercial roept niet op tot dergelijk gedrag en spoort daartoe evenmin aan. De voorzitter toont begrip voor de persoonlijke ervaringen van klaagster.

Het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter

Klaagster acht het opmerkelijk dat de voorzitter de klacht direct heeft afgewezen gezien haar uitvoerige en goed onderbouwde klacht. Verder acht zij het opmerkelijk dat de voorzitter overweegt dat hij begrip heeft voor het feit dat zij de commercial door haar persoonlijke ervaringen niet zal waarderen. In haar klacht heeft klaagster immers niets gezegd over haar persoonlijke ervaringen. De inhoudelijke bezwaargronden worden als volgt weergegeven.

Bezwaar 1
De aanname van de voorzitter dat het in de televisiecommercial getoonde kortdurende contact geen gezondheidsrisico’s meebrengt, is niet onderbouwd. In de klacht is juist verwoord dat er wel degelijk risico’s bestaan bij het gebruik van draadloze apparaten, ook bij kortdurend contact. Dit risico bestaat als de telefoon op het lichaam wordt gehouden en bij ander gebruik. Adverteerder overtreedt haar eigen veiligheidswaarschuwing omdat in de reclame de telefoon op het lichaam wordt gehouden waardoor er letsel kan optreden. Om die reden is de televisiecommercial onverantwoord. Het kan volgens klaagster niet zo zijn dat de uitvoerige gronden in de klacht door de voorzitter worden afgewezen zonder feitelijke onderbouwing, terwijl de voorzitter ook over onvoldoende expertise op dit gebied beschikt. In zijn beslissing stelt de voorzitter verder dat er gezondheidsrisico’s kunnen bestaan bij langdurig contact met de mobiele telefoon. Klaagster acht het ontoelaatbaar een reclame te tonen waarin gezondheidsrisico’s bestaan bij langdurig contact. De consument moet erover worden geïnformeerd dat letsel kan ontstaan als de telefoon op het lichaam wordt gedragen. Met zijn oordeel negeert de voorzitter wetenschappelijke onderzoeken die aandringen op vergaande bescherming van kinderen. Kinderen zijn kwetsbaar en lopen extra gevaar bij blootstelling aan EMV, zowel beneden als boven de testniveau ’s. Kinderen kunnen niet zelf ervoor kiezen of ze het risico willen lopen te worden blootgesteld aan EMV. Juist een kwetsbare groep als kinderen moet worden beschermd waarbij elk risico op fysieke schade moet worden vermeden. Klaagster trekt een parallel met alcoholgebruik en roken.

Bezwaar 2
De voorzitter oordeelt ten onrechte dat er geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat het in de televisiecommercial getoonde gedrag niet zal worden nagevolgd en de reclame niet tot dergelijk gedrag aanspoort. In het algemeen is reclame gericht op consumenten met het doel hen over te halen tot de aanschaf van, in dit geval, de dienst ‘beeldbellen’. Uit niets blijkt dat deze dienst niet is gericht op kinderen. Kinderen en hun ouders wordt juist voorgehouden dat bellen met ‘opa Henk’ nu heel makkelijk is. Ouders zullen denken dat hun kinderen dit gedrag moeten navolgen, nu geen sprake is van herkenbare overdrijving. Ook uit enthousiaste reacties op Facebook blijkt dat het getoonde gedrag door kinderen zal worden nagevolgd. Mensen vereenzelvigen zich met de reclame en vinden het schattig dat kinderen op deze wijze omgaan met telefoons. Uit de reacties blijkt dat kinderen dit gedrag willen navolgen. Kinderen maken ook steeds meer gebruik van draadloze apparaten.

Het verweer

Dit wordt als volgt samengevat

Adverteerder houdt zich bij het gebruik van EMV strikt aan de nationale en internationale normen en voorschriften. Met de bestreden reclame-uiting wordt niets anders gedaan dan (een van) de mogelijkheden tonen van mobiele communicatie. De reclame is niet bedoeld om kinderen aan te zetten tot bepaald gedrag. Adverteerder sluit op grond van het voorgaande aan bij het oordeel van de voorzitter.

De mondelinge behandeling

Partijen handhaven hun standpunt.

Het oordeel van de Commissie

1. De bestreden televisiecommercial is bedoeld om een bepaalde dienst van adverteerder aan te prijzen, zoals blijkt uit de volgende teksten in de uiting: “Ontdek alle mogelijkheden met KPN” en “Voel je vrij”. Daarbij is de mogelijkheid van beeldbellen te zien in de vorm van een verhaallijn waarbij twee kinderen spelenderwijs gebruik maken van deze dienst. Deze verhaallijn is blijkbaar bedoeld om het beweerdelijke gemak van deze dienst onder de aandacht van de consument te brengen. De televisiecommercial strekt derhalve tot aanprijzing van een specifieke dienst, en niet tot aansporing van een specifiek gebruik van een smart­phone door kinderen. De beelden van de kinderen die de smartphone spelenderwijs bedienen, dienen naar het oordeel van de Commissie slechts ter illustratie bij de aanprijzing van bedoelde dienst. Dit aspect brengt ook niet mee dat de reclame-uiting mede op kinderen is gericht. Doelgroep van de uiting zijn onmiskenbaar volwassenen die geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid van beeldbellen en niet (mede) kinderen. Voor zover de klacht is gebaseerd op de schending van de Kinder- en Jeugdreclame treft deze geen doel, nu de bepalingen van die code op grond van het voorgaande in deze zaak niet van toepassing zijn.

2. Het staat adverteerder vrij om reclame te maken voor de dienst beeldbellen. Het betreft immers een legale dienst. Beoordeeld dient evenwel te worden of adverteerder heeft gekozen voor een wijze van aanprijzen van deze dienst die in strijd is met de grenzen van het toelaatbare. De klacht en het bezwaar van klaagster komen in de kern erop neer dat sprake is van ontoelaatbare reclame omdat in de televisiecommercial een gebruik van de smartphone wordt getoond en gestimuleerd dat schadelijk is voor de gebruiker, in het bijzonder kinderen.

3. Anders dan klaagster veronderstelt, ligt het niet op de weg van adverteerder of de voorzitter om te onderbouwen dat geen schadelijke effecten zijn te verwachten van het in de televisiecommercial getoonde gebruik van de smartphone. In plaats daarvan dient klaagster in voldoende mate te onderbouwen dat een reëel risico op letsel bestaat. Op grond van hetgeen klaagster heeft gesteld en het verweer van adverteerder overweegt de Commissie als volgt. Bij de huidige stand van de wetenschap kan blijkbaar niet met een voldoende mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat het gebruik van een smartphone tot letsel voor de gebruiker leidt. Het tegendeel is echter evenmin uit te sluiten. De Commissie is niet de aangewezen instantie om deze kwestie nader te beslechten en volstaat daarom met te constateren dat bij de huidige stand van de wetenschap onvoldoende aanleiding bestaat om te oordelen dat het in de televisiecommercial getoonde gebruik van de smartphone reeds schadelijke effecten voor peuters heeft. De Commissie onderschrijft dus het uitgangspunt zoals verwoord in de, gezien zijn aard, summiere beslissing van de voorzitter.

4. Zoals eerder overwogen volgt uit het enkele feit dat enkele kleine kinderen in beeld komen om de mogelijkheden van beeldbellen voor het voetlicht te brengen niet dat de uiting gericht is op kinderen. Het contact met opa wordt tijdens het spel bij toeval door een kind tot stand gebracht. Op geen enkele wijze roept adverteerder op tot navolging van hetgeen in de televisiecommercial is te zien, terwijl naar het oordeel van de Commissie ook niet te verwachten valt dat ouders enkel door het zien van de televisiecommercial zullen besluiten kleine kinderen met een smartphone te laten spelen. De televisiecommercial spoort daartoe niet aan. Ook in zoverre onderschrijft de Commissie het oordeel van de voorzitter.

5. Het voorgaande impliceert dat de klacht en de bezwaren tegen de directe afwijzing door de voorzitter geen doel treffen. Adverteerder mag haar diensten aanprijzen op de wijze zoals zij in de televisiecommercial doet. Dit neemt echter niet weg dat hetgeen klaagster gestaafd met wetenschappelijke bevindingen – zowel in de overgelegde en aangehaalde literatuur als in de toelichting ter zitting – heeft aangevoerd, voor adverteerder en degenen die evenals zij de markt met smartphones en vergelijkbare producten bedienen aanleiding zou kunnen zijn duidelijker dan thans gebeurt het publiek te informeren over het debat over mogelijke risico’s van EMV verbonden aan (bepaald) gebruik van die producten.

6. Klaagster stelt daarentegen wel terecht dat niet te begrijpen valt waarom in de beslissing van de voorzitter staat dat de voorzitter begrip heeft voor het feit dat klaagster door haar “persoonlijke ervaringen” de commercial niet zal waarderen. De Commissie begrijpt dat hier sprake is van een klaarblijkelijke vergissing. De voorzitter is immers niet bekend met persoonlijke ervaringen van klaagster en heeft deze overweging ten onrechte in zijn beslissing opgenomen. De Commissie leest de beslissing van de voorzitter daarom in deze zin verbeterd, dat daarin de gewraakte passage komt te vervallen. Aldus wordt beslist als volgt.

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie bevestigt, met inachtneming van hetgeen onder 6) is vermeld, de beslissing van de voorzitter, en wijst in navolging van de voorzitter de klacht af.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken