a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Voeding en drank

Dossiernr:

2020/00100 - CVB

Datum:

08-07-2020

Uitspraak:

CVB Aanbeveling(gedeeltelijk) Bevestigd (met wijziging gronden) (=Aanbeveling (gedeeltelijk))

Product/dienst:

Voeding en drank

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale Marketing Communicatie

Het College van Beroep [8 juli 2020]

De bestreden uiting, de inleidende klacht en de beslissing van de Commissie

De inleidende klacht is gericht tegen de website nederlanddraaitopzuivel.nl, die deel uitmaakt van de campagne ‘Nederland draait op zuivel’ van NZO. Op de homepage van de website staat onder meer: “Van Het Melkmeisje in het Rijksmuseum tot de melksnor op je gezicht: generaties Nederlanders zijn met zuivel opgegroeid! We laten je hier graag zien hoe zuivel verbonden is met onze cultuur, geschiedenis en economie. En waarom melk, kaas, yoghurt en andere zuivelproducten zo ontzettend lekker zijn!” Hieronder kan men voor meer informatie op verschillende onderwerpen klikken of kiezen voor “vraag en antwoord”. De in beroep relevante teksten op de website worden hierna bij de beoordeling weergegeven en behandeld in de door de Commissie gehanteerde volgorde.

De Commissie heeft, voor zover in beroep van belang en samengevat, de klachtonderdelen 1, 7, 9, 20 en 28 om de volgende redenen gegrond geacht.

  • Klacht 1
    De uiting wekt de misleidende indruk dat de gezondheid van een koe voor een groot deel bepaalt hoe oud zij wordt. Wakker Dier heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat niet de gezondheid, maar vooral bedrijfseconomische motieven bepalen op welke leeftijd een koe wordt geslacht. Niet is weersproken dat melkkoeien 10 tot 14 jaar kunnen worden, terwijl de gemiddelde leeftijd waarop een melkkoe wordt geslacht op dit moment 5 à 6 jaar bedraagt.  Dat verderop in de uiting ook onvruchtbaarheid van de melkkoe en wet- en regelgeving zijn genoemd als redenen om afscheid te nemen van een koe, neemt de misleiding niet weg.
  • Klacht 7
    NZO stelt dat de zuivelsector zich houdt aan de toepasselijke regelgeving, die meebrengt dat alleen melk van gezonde koeien wordt verwerkt. Zij betwist echter niet dat melk wordt geleverd en verwerkt van koeien met bijvoorbeeld (sub)klinische mastitis. De gemiddelde consument zal een koe met dergelijke verschijnselen niet als gezond beschouwen. Gelet daarop acht de Commissie de bewering in de hier bedoelde uiting dat alleen melk van gezonde koeien wordt opgehaald en verwerkt, te absoluut.
  • Klacht 9
    De stelling “Zuivel is onderdeel van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon” wordt toegeschreven aan de FAO. In het rapport “FAO and WHO, 2019. Sustainable healthy diets – Guiding principles” staat echter: “Sustainable healthy diets can include moderate amounts of (…) dairy (…)”. De nuancering dat zuivel in matige hoeveelheden deel kan uitmaken van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon, ontbreekt in de uiting. De Commissie acht de uiting daarom te absoluut en misleidend voor de consument in de zin van artikel 2 Milieu Reclame Code (MRC).
  • Klacht 20
    Naar het oordeel van de Commissie heeft NZO voldoende aannemelijk gemaakt dat de melkveehouders werken aan een betere voer- en mestkringloop. De uiting gaat echter verder door de bewering dat melkveehouders zorgen voor een optimale voer- en mestkringloop. Daarmee wordt gesuggereerd dat al een situatie is bereikt waarin is gezorgd voor de best denkbare voer- en mestkringloop. Nu van een dergelijke situatie (nog) geen sprake is, is de uiting te absoluut en daardoor misleidend.
  • Klacht 28
    In de uiting wordt gesteld dat de zuivelsector een rol wil spelen in de vraag naar gezond en duurzaam voedsel. De Commissie acht het niet juist om zuivel in absolute zin als “duurzaam voedsel” aan te duiden. Vast staat dat de melkveehouderij negatieve gevolgen voor het milieu heeft, terwijl in dit verband ook niet duidelijk wordt gemaakt in welk opzicht de melk ‘duurzaam’ zou zijn. Door gebruik van het woord ‘duurzaam’ is sprake van een misleidende milieuclaim in de zin van artikel 2 MRC.

 

De grieven in het principaal appel

Op de bestreden website staat informatie over de zuivelsector en de wijze waarop deze een belangrijke bijdrage levert aan een gezond, gezellig, duurzaam én economisch sterk Nederland. De kernboodschap is dat Nederland door zuivel “groot en sterk” is geworden en dat de zuivelsector daar trots op is. Duidelijk is dat de informatie van NZO afkomstig is en dat zij de Nederlandse branchevereniging van zuivelondernemingen is. Daardoor zal de gemiddelde consument begrijpen vanuit welk perspectief de informatie wordt gegeven, te weten vanuit dat van de melkveehouder. Voor zover een bepaalde zin feitelijk niet (geheel) juist is, dient beoordeeld te worden of daardoor het vermogen van deze consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar kan worden beperkt, in de zin dat dit zijn economisch gedrag beïnvloedt en hij daardoor een (aankoop)beslissing neemt die hij anders niet had genomen. Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat de uitingen die in beroep aan de orde zijn een dergelijk misleidend effect hebben, waarmee zij tevens de uitingsvrijheid van NZO aanzienlijk heeft beperkt.

NZO licht het beroep per klachtonderdeel als volgt toe.

De grieven tegen het oordeel over klacht 1
Ten onrechte neemt de Commissie tot uitgangspunt dat melkkoeien 10 tot 14 jaar oud kunnen worden en dat de gemiddelde leeftijd waarop een koe wordt geslacht 5 à 6 jaar is. Dat een koe 10 tot 14 jaar oud kan worden, is in het kader van de uiting niet relevant. In de context van de website gaat het immers slechts om de vraag hoe oud een melkkoe wordt bij een Nederlandse melkveehouder. Dat is gemiddeld 5 à 6 jaar. De gezondheid van een melkkoe bepaalt wel degelijk voor een groot deel hoe oud die koe wordt, onder meer omdat de melk van ongezonde koeien niet verwerkt mag worden. Een melkveehouder zal er daarom alles aan doen om zijn koeien zo gezond mogelijk te houden. Als dat niet lukt zal het dier geslacht worden.

De grieven tegen het oordeel over klacht 7
Op grond van de regelgeving moet voor menselijke consumptie bestemde melk afkomstig zijn van dieren die in een goede algemene gezondheidstoestand verkeren, die geen ziekteverschijnselen vertonen die zouden kunnen resulteren in besmetting van de melk, die niet lijden aan aandoeningen van de voortplantingsorganen waarbij afscheiding plaatsvindt of aan darmontsteking waarbij diarree en koorts optreden of aan zichtbare uierontsteking. De Nederlandse melkveehouder leeft deze regelgeving na. Om die reden moet NZO de vrijheid hebben kenbaar te maken dat “alleen melk van gezonde koeien” wordt verwerkt. De gemiddelde consument zal niet weten wat “(sub)klinische mastitis” is en zal om die reden een koe met een dergelijk ziekteverschijnsel niet als ongezond aanmerken. Van merkbare invloed op het economische gedrag van de consument is geen sprake.

De grieven tegen het oordeel over klacht 9
De Commissie is van oordeel dat in het antwoord op de vraag “Hoe duurzaam is zuivel?” de nuancering ontbreekt dat zuivel alleen in matige hoeveelheden deel kan uitmaken van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon. Daarmee is een te absoluut criterium gehanteerd voor het toetsen van de toelaatbaarheid van de onderhavige zin. Ook is onvoldoende meegewogen dat die zin slechts een ondergeschikt onderdeel is van het veel grotere en veelomvattendere verhaal dat op die website wordt verteld.

De grieven tegen het oordeel over klacht 20
De Commissie is van oordeel dat door het gebruik van het woord “optimaal” in het antwoord op de vraag “Hoe draagt de zuivelsector bij aan natuurbehoud en diversiteit?” gesuggereerd wordt dat al een situatie is bereikt waarin is gezorgd voor de best denkbare voer- en mestkringloop. De Commissie miskent dat deze zin moet worden beoordeeld in de context van een uitgebreid antwoord op de vraag hoe de zuivelsector bijdraagt aan natuurbehoud en biodiversiteit. Dan blijkt dat niet gesuggereerd wordt dat al “de best denkbare” kringloop is gerealiseerd. Het zinsverband maakt duidelijk is dat het om een voor de melkveehouder optimale kringloop gaat. Deze relativering is voor de gemiddelde consument ook gegeven door het feit dat de informatie afkomstig is van NZO. De Commissie heeft blijkens het voorgaande een te absoluut en daarmee onjuist criterium gehanteerd.

De grieven tegen het oordeel over klacht 28
De Commissie miskent dat in het antwoord op de vraag “Waarom wil de Nederlandse zuivelsector ook voor andere landen produceren?” zuivel niet als ‘duurzaam’ of ‘gezond’ wordt aangeduid, laat staan in absolute zin. In de uiting wordt enkel tot uitdrukking gebracht dat de Nederlandse zuivelsector een rol kan en wil spelen bij het voorzien in de wereldwijde vraag naar duurzaam en gezond voedsel. Er is geen goede reden om de vrijheid van NZO om die wens en dat streven onder de aandacht van het publiek te brengen, te beperken of van NZO te verlangen dat zij daarbij tot uitdrukking brengt dat de melkveehouderij negatieve gevolgen heeft voor het milieu of dat zij daarbij duidelijk maakt in welk opzicht de melk ‘duurzaam’ zou zijn. De gemiddelde consument zal in de tot uitdrukking gebrachte wens om een rol te spelen bij het vervullen van de wereldwijde vraag naar duurzaam en gezond voedsel niet lezen dat zuivel dus ‘duurzaam’ of ‘gezond’ is, maar begrijpen wat er staat, te weten dat de Nederlandse zuivelsector op een wereldwijde vraag wil inspelen. De Commissie gaat uit van een onjuiste interpretatie van de uiting.

 

Het antwoord in appel tevens houdende incidenteel appel

De grieven van NZO zijn gemotiveerd weersproken, waarbij Wakker Dier zich aansluit bij het oordeel van de Commissie. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer in het principale appel worden ingegaan.

Het College vat het incidentele appel als volgt samen.
In het beroepschrift gaat NZO niet in op de oorspronkelijke klacht van Wakker Dier over de uitspraak dat melkveehouders “er dan ook alles aan doen om hen [de koeien] zo gezond mogelijk te houden”. In haar oordeel geeft de Commissie aan dat deze klacht van Wakker Dier doel treft. Zij benoemt in haar toelichting op dat oordeel echter niet expliciet dat het onjuist is om te stellen dat boeren er alles aan doen om hun koeien zo gezond mogelijk te houden. Wakker Dier vraagt het College van Beroep hierbij om zich expliciet uit te spreken over haar originele klacht zoals uiteengezet op pagina 4 en 5 van haar klacht. De kern van deze klacht is dat het onjuist en misleidend is om te stellen dat melkveehouders er “alles aan doen om hen [de koeien] zo gezond mogelijk te houden”. Er is een enorm verschil tussen de leeftijd van koeien in de huidige situatie en de situatie waarin wel sprake zou zijn van boeren die alles doen om hun koeien gezond te houden. Melkveehouders maken bewuste keuzes in de bedrijfsvoering die leiden tot het vroeg slachten van koeien. Het is daarom onhoudbaar om te stellen dat melkveehouders er ‘alles’ aan doen om hun koeien gezond te houden.

 

Het antwoord in incidenteel appel

De grieven van Wakker Dier zijn gemotiveerd weersproken. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer in het incidentele appel worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

De standpunten van partijen zijn mondeling toegelicht.

Namens Wakker Dier is onder meer meegedeeld dat het incidentele appel ook betrekking heeft op klacht 8 waarin het, evenals bij klacht 1, gaat om een uiting waarin wordt gezegd dat een melkveehouder er “alles” aan doet om zijn koeien gezond te houden. NZO heeft tegen de uitbreiding van het incidentele appel bezwaar gemaakt.

Op hetgeen verder namens partijen is verklaard zal hieronder, voor zoveel nodig, worden ingegaan.   

 

Het oordeel van het College

Algemeen

1. De klacht is gericht tegen diverse uitingen op de website nederlanddraaitopzuivel.nl. Bij de vraag of deze uitingen misleidend zijn, dient telkens van de totale uiting te worden uitgegaan en de context waarin de bestreden mededelingen zijn gedaan, alsmede van de vermoedelijke verwachting van de gemiddelde consument. Hierbij is in algemene zin het volgende van belang. De website als geheel is onmiskenbaar bedoeld om het publiek een gunstig beeld te geven over zuivel en de wijze waarop deze door de zuivelsector wordt geproduceerd. Daarbij heeft de uiting echter ook het karakter van een voorlichtingscampagne, zoals blijkt uit de volgende toelichting op de homepage: “We laten je hier graag zien hoe zuivel verbonden is met onze cultuur, geschiedenis en economie”. De opzet van de website kenmerkt zich verder door een indeling in diverse onderwerpen en een daarmee samen- hangend ‘vraag en antwoord’ gedeelte. Daarbij wordt gedetailleerd ingegaan op diverse aspecten van de zuivelproductie. Juist de consument die hierin is geïnteresseerd, zal de website bezoeken. De gemiddelde consument zal begrijpen dat de website aanprijzend is bedoeld, maar zal tevens door het informatief ogende karakter van de uiting aannemen dat de inhoud daarvan (inclusief de bestreden uitingen) een representatief beeld geeft van de diverse aspecten van de zuivelsector en zal in zekere mate op de juistheid van de gedetailleerde informatie vertrouwen. Dit geeft aanleiding tot een striktere toetsing dan bij meer algemene uitingen. Met inachtneming hiervan oordeelt het College ten aanzien van de afzonderlijke in beroep te beoordelen uitingen als volgt, waarbij de klachtnummering van de Commissie zal worden gevolgd en de beoordeling beperkt blijft tot de in het beroepschrift van NZO en het verweerschrift/incidenteel beroepschrift van Wakker Dier bedoelde uitingen. Het bezwaar van NZO tegen de uitbreiding van het incidenteel appel tijdens de mondelinge behandeling is gegrond nu zij zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden en de gewraakte mededeling is gedaan in een andere context dan bij klacht 1.

Klacht 1 (principaal en incidenteel appel)

2. Klacht 1 betreft het antwoord bij de vraag “Hoe oud wordt een melkkoe?” Dit antwoord luidt, voor zover hier van belang:
“Een melkkoe wordt gemiddeld vijf á zes jaar oud. Dat getal is al lange tijd stabiel. (…) De gezondheid van een koe bepaalt voor een groot deel hoe oud ze wordt. Helaas raken ook koeien soms gewond of worden ze ziek. Het allerbelangrijkste bezit van een melkveehouder zijn zijn koeien. Hij zal er dan ook alles aan doen om hen zo gezond mogelijk te houden. Een melkveehouder heeft veel baat bij een koe die ouder wordt en lang melk kan geven.
Wet- en regelgeving bepalen dat boeren niet te veel koeien mogen hebben.
Voor koeien in de melkveehouderij geldt dat ook het vermogen om melk te geven, bepaalt hoe oud zij worden. Een koe geeft melk nadat zij een kalfje heeft gekregen. Maar ook koeien zijn niet hun hele leven even vruchtbaar. Dit betekent dat een koe na verloop van tijd geen kalfje meer kan krijgen en dus ook ophoudt met het geven van melk. Koeien die geen melk meer kunnen geven, worden naar een slachterij gebracht. Voor melkveehouders is dit nooit leuk om te doen. Daarnaast kan door wet- en regelgeving een melkveehouder in Nederland niet meer koeien houden dan is toegestaan voor zijn melkveebedrijf. Ook om die redenen kan een melkveehouder afscheid moeten nemen van koeien.”

3. De Commissie heeft klacht 1 in deze zin opgevat dat Wakker Dier specifiek de juistheid bestrijdt van de mededeling dat de gezondheid van een koe voor een groot deel bepaalt hoe oud zij wordt. Tegen deze interpretatie is geen grief gericht, zodat het College in het kader van deze grief ervan zal uitgaan dat Wakker Dier ook tegen deze specifieke mededeling bezwaar maakt, hoewel de klacht zo is geformuleerd dat de uiting dat een melkveehouder er alles aan doet om zijn koeien gezond te houden en oud te laten worden onjuist en misleidend is. Op dit aspect van de klacht zal in incidenteel appel worden teruggekomen.

4. De gemiddelde consument zal de hier bedoelde uiting zo begrijpen dat melkkoeien vanwege hun gezondheid gemiddeld op 5 à 6-jarige leeftijd worden geslacht, en dat er daarnaast ook bedrijfseconomische motieven zijn die de leeftijd van de koe bepalen. Als belangrijkste factor (“voor een groot deel”) geldt evenwel volgens de uiting de gezondheid van de melkkoe. Niet in geschil is dat een gezonde melkkoe in staat is aanzienlijk langer dan 5 tot 6 jaar rendabel melk te geven. Blijkens het onderzoek van “Melkvee Plus 2019”, waaraan Wakker Dier in dit verband refereert, is de “optimale gebruiksduur” van koeien 8 tot 9 jaar. Daarbij gaat het College ervan uit dat een melkkoe in optimale omstandigheden de leeftijd van ruim 14 jaar kan bereiken. Dat in de praktijk gemiddeld nog niet de helft van deze leeftijd wordt bereikt, moet volgens de uiting vooral worden toegeschreven aan het feit dat koeien al op 5 à 6-jarige leeftijd wegens hun gezondheid worden geslacht. Wakker Dier stelt in dit kader dat de bedrijfsvoering en de keuzes die melkveehouders hierin maken bepalen of koeien gezond blijven of niet. NZO heeft daartegenover (in het verweer tegen het incidenteel beroep) gesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat het voor melkveehouders geen doel op zich is om melkkoeien zo oud mogelijk te laten worden. Het College begrijpt hieruit dat bedrijfseconomische keuzes een zodanige invloed hebben op de gezondheid van melkkoeien, dat het noodzakelijk is hen vanwege hun gezondheidssituatie gemiddeld genomen al op 5 à 6-jarige leeftijd te slachten, en dat zij bij andere keuzes aanzienlijk langer zouden kunnen leven. In de uiting wordt dit aspect verbloemd en juist vermeld dat een melkveehouder er alles aan zal doen om koeien zo gezond mogelijk te houden en dat hij veel baat heeft bij een koe die ouder wordt en lang melk kan geven. Het zal de gemiddelde consument als gevolg van het voorgaande ontgaan dat een melkkoe al op relatief jonge leeftijd dient te worden geslacht omdat haar gezondheid door de bedrijfseconomische keuzes geen hogere leeftijd toelaat. Hierdoor geeft de uiting een vertekend (te rooskleurig) beeld van de werkelijkheid, zoals ook de Commissie heeft geoordeeld. Uit de uiting blijkt niet dat melkkoeien aanzienlijk ouder kunnen worden dan 5 à 6 jaar en eveneens ontbreekt een verklaring waarom zij gemiddeld niet ouder kunnen worden dan deze leeftijd. Gelet op de aard en strekking van de website waarvan de uiting deel uitmaakt, was op dit punt enige toelichting op zijn plaats geweest om te voorkomen dat bij de gemiddelde consument onjuiste verwachtingen worden gewekt over het leven van de melkkoe. Nu hieraan niet is voldaan en de uiting om die reden onduidelijk is als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC, treffen de grieven in het principaal appel tegen dit onderdeel van de bestreden beslissing geen doel. Daarbij geldt dat de te rooskleurige informatie zeer wel het economische gedrag van de gemiddelde consument wezenlijk kan verstoren.

5. In het kader van het incidentele appel dient te worden beoordeeld of de mededeling dat een melkveehouder alles zal doen om de melkkoeien “zo gezond mogelijk te houden” in de specifieke context van deze uiting misleidend is. Het College begrijpt dat NZO hierbij het oog heeft op het bedrijfseconomische belang van melkveehouders om de melkkoeien gezond te houden omdat anders de melk wellicht niet verwerkt mag worden (zie verder hetgeen hierna over klacht 7 ter sprake komt). NZO heeft in dit verband immers gesteld dat de melk van ongezonde koeien niet verwerkt mag worden voor menselijke consumptie. In de hier bedoelde uiting wordt echter gesuggereerd dat het zo gezond mogelijk houden uitsluitend verband houdt met het ouder laten worden van de melkkoeien. De mededeling over het zo gezond mogelijk houden wordt immers direct gevolgd door de zin “Een melkveehouder heeft veel baat bij een koe die ouder wordt en lang melk kan geven”. Daardoor schetst de uiting ook in dat opzicht voor de gemiddelde consument een onjuist beeld. Het streven naar gezonde melkkoeien dient immers in het algemeen niet ertoe om deze langer te laten leven, zoals reeds volgt uit het principaal beroep, maar heeft als voornaamste doel de melk te kunnen afzetten. Nu de Commissie zich niet expliciet over dit onderdeel van de klacht heeft uitgesproken (haar oordeel is beperkt tot de vraag of gezegd kan worden dat de gezondheid van de melkkoe voor een groot deel bepaalt hoe oud zij wordt), treft het incidentele beroep doel. Het College oordeelt dat de uiting ook op dit punt onjuist of voor de gemiddelde consument onduidelijk is als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. Omdat de consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is deze uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Het College zal op dit punt de bestreden beslissing aanvullen.

Klacht 7

6. Klacht 7 betreft het antwoord bij de vraag “Hoe zorgen jullie ervoor dat er geen antibiotica of hormonen in mijn melk zitten?” Dit antwoord luidt, voor zover hier van belang: “Alleen melk van gezonde koeien wordt opgehaald op de boerderij en verwerkt in melk en zuivelproducten. Een melkveehouder doet er dan ook alles aan om zijn koeien gezond te houden. Helaas komt het – net als bij mensen – weleens voor dat een koe ziek wordt. Koeien die ziek zijn, worden soms met antibiotica behandeld om beter te worden. De melk van deze koeien wordt niet aan de fabriek geleverd. Door grondige controles zitten er geen antibiotica in melk en melkproducten in de winkel.”

7. NZO stelt dat op grond van de regelgeving de voor menselijke consumptie bestemde melk afkomstig moet zijn van dieren die in een goede algemene gezondheidstoestand verkeren en die geen ziekteverschijnselen vertonen die zouden kunnen resulteren in besmetting van de melk. Verder mogen deze dieren niet lijden aan aandoeningen van de voortplantingsorganen waarbij afscheiding plaatsvindt of aan darmontsteking waarbij diarree en koorts optreden of aan zichtbare uierontsteking. De Nederlandse melkveehouder leeft deze regelgeving na en NZO stelt dat zij om die reden de vrijheid dient te hebben om kenbaar te maken dat alleen melk van gezonde koeien wordt verwerkt. Op zichzelf genomen staat de naleving van de door NZO bedoelde regelgeving niet ter discussie evenmin als het uitgangspunt dat de melk van gezonde koeien afkomstig dient te zijn. Daarmee is echter niet gegeven dat, zoals met zoveel woorden in de uiting staat, alleen melk van gezonde koeien wordt opgehaald om te worden verwerkt. In dat kader is van belang dat NZO vooral zichtbare ziekteverschijnselen noemt. Wakker Dier heeft gesteld dat een koe ook aan ziektes kan lijden die op het oog niet of niet altijd onmiddellijk te herkennen zijn. Zij noemt daarbij onder meer (sub)klinische mastitis, melkziekte, ketose, pensverzuring, para-tbc, de virusinfecties IBR en BVD, parasieten zoals maagdarmwormen, longwormen en leverbot. Een koe die aan een of meer van deze ziekten lijdt, is volgens Wakker Dier niet “gezond”.

8. NZO heeft hetgeen Wakker Dier aldus gemotiveerd heeft gesteld niet kunnen weerleggen. Dit impliceert dat ervan moet worden uitgegaan dat het kan voorkomen dat ook melk van ongezonde koeien wordt opgehaald en verwerkt. Melk wordt weliswaar ook gecontroleerd op het celgetal, hetgeen onder meer onzichtbare uierontsteking kan aantonen, maar dit gebeurt op bedrijfsniveau en niet per koe. Niet in geschil is dat onder bepaalde omstandigheden rauwe melk die niet aan alle criteria voldoet, toch voor menselijke consumptie kan worden gebruikt mits dit geen gevaar vormt voor de menselijke gezondheid. Zuivel kan hierdoor altijd veilig worden geconsumeerd, maar de uiting is niet op deze wijze geformuleerd en stelt in plaats daarvan uitdrukkelijk dat alleen melk van gezonde koeien wordt opgehaald. Deze mededeling dient op grond van het voorgaande te absoluut te worden geacht, zoals ook de Commissie heeft geoordeeld. De mededeling wordt weliswaar gedaan in het kader van de vraag of melk antibiotica of hormonen kan bevatten, maar kan als een afzonderlijk, geruststellend antwoord op die vraag worden beschouwd. Hierdoor worden verkeerde verwachtingen gewekt bij de gemiddelde consument met betrekking tot een belangrijk aspect van de zuivelproductie. Als gevolg daarvan kan de gemiddelde consument tot een transactie besluiten waartoe hij mogelijk niet had besloten indien hij over het hier bedoelde aspect juist zou zijn geïnformeerd. Aangenomen moet immers worden dat de gezondheid van de melkkoe als leverancier van de melk een belangrijk aspect is waarover de consument juist en zorgvuldig dient te worden geïnformeerd,

Klacht 9

9. Klacht 9 betreft het antwoord bij de vraag “Hoe duurzaam is zuivel?” Dit antwoord luidt, voor zover hier van belang: “Zuivel is onderdeel van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon. Dat stelt onder andere de wereldvoedselorganisatie (FAO) van de Verenigde Naties. Gezonde voedingspatronen die beter zijn voor het milieu noemt de FAO ‘Sustainable Diets’. Producten die passen in een Sustainable Diet hebben over het algemeen een lage milieu-impact en een hoog gehalte aan voedingsstoffen. Met andere woorden: zo’n product heeft een kleine CO2-voetafdruk én is goed voor onze gezondheid.”

10. NZO stelt in beroep dat de Commissie bij de beoordeling van deze uiting een te absoluut criterium heeft gehanteerd alsmede dat zij onvoldoende heeft meegewogen dat de hier bedoelde uiting slechts een ondergeschikt onderdeel is van het veel grotere en veelomvattendere verhaal dat op haar website wordt verteld en ook ten onrechte heeft geoordeeld dat de gemiddelde consument op relevante wijze is misleid. Hetgeen NZO stelt, kan echter niet afdoen aan de constatering dat in deze uiting, zoals ook de Commissie heeft geoordeeld, een belangrijke nuancering ontbreekt. De instantie (de FAO) waaraan in de uiting uitdrukkelijk wordt gerefereerd als bronvermelding, vermeldt immers zelf in het door Wakker Dier genoemde rapport (“FAO and WHO, 2019. Sustainable healthy diets – Guiding principles”): “Sustainable healthy diets can include moderate amounts of (…) dairy (…)”. Doordat de nuancering dat zuivel slechts in matige hoeveelheden deel kan uitmaken van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon in de uiting ontbreekt, kan deze als geheel niet anders worden begrepen dan dat zuivel, ongeacht de hoeveelheid die men consumeert, onderdeel is van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon. Nu deze boodschap als zodanig geen grondslag vindt in de opvattingen van de FAO terwijl deze instantie wel als gezaghebbende bron wordt genoemd, is de uiting onjuist en daardoor in strijd met artikel 2 MRC.

Klacht 20

11. Klacht 20 betreft het antwoord bij de vraag “Hoe draagt de zuivelsector bij aan natuurbehoud en aan biodiversiteit?” Dit antwoord luidt, voor zover hier van belang: “In totaal is zo’n 0,9 miljoen hectare aan grond in Nederland in gebruik van melkveehouders. Zij zorgen goed voor hun land en voor een optimale voer- en mestkringloop. De mest van koeien is rijk aan vezels en mineralen en draagt, eenmaal op het land, bij aan een gezonde en rijke bodem. Hierdoor groeit er voedzaam gras voor de koe, kunnen er insecten leven in de bodem en in het gras en daar komen weer vogels op af.”

12. Het geschil ziet in zoverre op de mededeling dat melkveehouders zorgen voor een optimale voer- en mestkringloop. NZO stelt dat de consument deze mededeling niet zo zal opvatten dat al “de best denkbare” kringloop is gerealiseerd. Volgens haar blijkt uit de context dat het gaat om een voor de melkveehouder vanuit economische perspectieven optimale kringloop. Het College oordeelt anders. De hier bedoelde mededeling is specifiek gedaan in het kader van de bijdrage van de zuivelsector “aan natuurbehoud en biodiversiteit” en zal door de gemiddelde consument ook in die context worden geïnterpreteerd. Uitgaande daarvan zal deze consument de verwijzing naar een optimale kringloop opvatten als een milieuclaim, in deze zin dat inmiddels sprake is van een voor het milieu optimale voer- en mestkringloop. Nu niet in geschil is dat deze verwachting niet wordt waargemaakt, is de uiting in strijd met artikel 2 MRC, zoals ook de Commissie heeft geoordeeld.

Klacht 28

13. Klacht 28 betreft het antwoord bij de vraag “Waarom wil de Nederlandse zuivelsector ook voor andere landen produceren?” Dit antwoord luidt, voor zover hier van belang: “Nederland is dus een van de beste zuivelmakers ter wereld. Wereldwijd is er veel vraag naar duurzaam en gezond voedsel. De Nederlandse zuivelsector kan en wil daar graag een rol in spelen. Hoe? Door gezonde producten als melk, kaas en melkpoeder en onze kennis daarover naar andere landen te exporteren.”

14. De klacht tegen de hiervoor omschreven uiting is, voor zover in beroep relevant, gericht tegen het gebruik van het begrip ‘duurzaam’. De gemiddelde consument zal dit woord zoals dat in de uiting wordt gebruikt in verband brengen met zuivel, nu de uiting specifiek over de zuivelsector gaat en wordt gezegd dat deze sector een rol kan en wil spelen in de vraag naar duurzaam voedsel. Dit kan niet anders worden begrepen dan dat zuivel in deze vraag kan voorzien. Impliciet wordt daarmee geclaimd dat zuivel duurzaam is en de gemiddelde consument zal de boodschap ook zo opvatten gelet op de strekking van de uiting. Niet wordt toegelicht in welk opzicht dan aan ‘duurzaamheid’ wordt bijgedragen. Dit had wel op de weg van NZO gelegen nu het begrip ‘duurzaam’ geen vastomlijnde betekenis heeft en dit woord in het huidige maatschappelijke verkeer en spraakgebruik wordt gebruikt als begrip waaronder milieuaspecten, maar ook aspecten van dierenwelzijn en arbeidsomstandigheden kunnen vallen. Nu NZO de duurzaamheidsclaim in de uiting niet heeft toegelicht en een verwijzing naar andere pagina’s waarop deze informatie mogelijk wel staat ontbreekt, is niet duidelijk geworden in welk opzicht zuivel duurzaam zou zijn en zou kunnen voorzien in de wereldwijde vraag naar duurzaam voedsel. Hierdoor is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. De boodschap dat zuivel kan voorzien in de vraag naar duurzaam voedsel kan de gemiddelde consument ertoe brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Deze consument zal de kwalificatie ‘duurzaam’ immers opvatten als een positief beschrijvend, aanprijzend woord en  door de ongenuanceerde boodschap dat zuivel als zodanig kan voorzien in de vraag naar duurzaam voedsel ertoe kunnen worden gebracht meer zuivel te kopen. Anders dan de Commissie acht het College de uiting op grond van het voorgaande evenwel in strijd met artikel 7 NRC in plaats van artikel 2 MRC. Niet duidelijk is immers of de hier bedoelde claim als milieuclaim is bedoeld. Dit kan NZO verder niet baten.

Conclusie

15. In het principaal appel treffen de grieven geen doel, terwijl het incidenteel appel wel gegrond is. Het College beslist daarom als volgt.

 

De beslissing van het College van Beroep in het principale en incidentele appel

Het College bevestigt in het principale appel de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde, met dien verstande dat de uiting waarop klacht 28 betrekking heeft in strijd is met artikel 7 NRC (in plaats van artikel 2 MRC).

Het College vult in het incidentele appel de bestreden beslissing aan door te bepalen dat de uiting waarop dit appel ziet eveneens in strijd met artikel 7 NRC is. NZO wordt aanbevolen om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen gedeeltelijk beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie [23 april 2020]

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft verschillende tekstgedeelten op de website www.nederlanddraaitopzuivel.nl, die deel uitmaakt van de campagne ‘Nederland draait op zuivel’ van NZO.

In de uitingen is (door de Commissie) een nummering aangebracht, die overeenkomt met de nummering van de klachtonderdelen door Wakker Dier.]

 

De klacht

Wakker Dier voert aan, kort samengevat, dat NZO op haar website nederlanddraaitopzuivel.nl het beeld creëert dat de zuivelsector op het gebied van gezondheid, dierenwelzijn, milieu en economie goed bezig is. Hierdoor krijgt de gemiddelde consument die de website bezoekt een eenzijdig en onjuist beeld voorgeschoteld, dat niet klopt met de werkelijkheid. Door onjuiste en oneerlijke informatie wordt de consument op verschillende punten misleid, waardoor zij beslissingen neemt die zij anders niet had genomen.

In haar klacht maakt Wakker Dier bezwaar tegen 28 specifieke uitingen op de website nederlanddraaitopzuivel.nl. Wakker Dier heeft de klacht in vier rubrieken verdeeld en de verschillende klachtonderdelen van een nummer voorzien, waarnaar in deze uitspraak wordt verwezen. De klachten 1 t/m 8 hebben betrekking op “dierenwelzijn”, de klachten 9 t/m 21 betreffen “milieu”, de klachten 22 t/m 24 betreffen “gezondheid” en de klachten 25 t/m 28 hebben betrekking op “economie”. De betreffende uitingen en een samenvatting van de gronden waarop Wakker Dier deze onjuist, misleidend en oneerlijk acht, worden weergegeven bij ‘het oordeel van de Commissie’.

 

Het verweer

NZO voert in het algemeen in reactie op de klacht het volgende aan, verkort en zakelijk weergegeven.

NZO is de brancheorganisatie van de zuivelsector. De bestreden website is onderdeel van de campagne ‘Nederland draait op zuivel’, die NZO is gestart om de zuivelsector bij het Nederlandse publiek beter over het voetlicht te brengen. Op de website wordt uitgelegd dat Nederland naar de mening van de zuivelsector/NZO met zuivel “sterk en groot” is geworden. Er wordt aan de consument informatie gegeven over de zuivelsector en de wijze waarop deze naar haar mening een belangrijke bijdrage heeft geleverd en levert aan een gezond, gezellig, duurzaam en economisch sterk Nederland. Dat de Nederlandse zuivelsector deze bijdrage levert, is volgens NZO algemeen bekend en blijkt onder meer uit de (als bijlagen bij het verweer gevoegde) ‘Schijf van Vijf’ van het Voedingscentrum, de Sectorrapportage Duurzame Zuivelketen van Wageningen Economic Research en de kerncijfers in de infographic over de economische betekenis van de Nederlandse zuivelsector.

De website is niet misleidend, aldus NZO. Het gaat om algemene informatie van de zuivelsector aan het grote publiek en niet om een onafhankelijk wetenschappelijk forum. Dat de informatie die over de zuivelsector wordt verstrekt van de zuivelsector zelf afkomstig is, wordt vermeld. Hierdoor is voor de gemiddelde consument duidelijk vanuit welk perspectief de betreffende informatie wordt gegeven. Alle onderdelen van de klacht hebben betrekking op informatie die op de website wordt verstrekt in antwoord op specifieke vragen. De informatie die over een bepaald onderwerp wordt gegeven, moet in de context van de gehele website worden beoordeeld. Vermeende onjuistheid van bepaalde informatie in een antwoord op een specifieke vraag brengt op zichzelf niet mee dat daardoor op de website als geheel een zodanig onjuist of misleidend beeld over zuivel of de zuivelsector wordt geschetst, dat de gemiddelde consument hierdoor een aankoopbeslissing neemt die hij anders niet had genomen, aldus NZO. Reeds hierom zijn naar haar mening de specifieke klachten van Wakker Dier ongegrond.

NZO heeft de 28 verschillende onderdelen van de klacht gemotiveerd weersproken. Op het verweer van NZO wordt teruggekomen in het oordeel van de Commissie.

 

De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van de Commissie beantwoord.

 

Het oordeel van de Commissie

1. De klacht betreft mededelingen over zuivel en de zuivelsector, die in de vorm van vraag en antwoord op de website nederlanddraaitopzuivel.nl staan. Volgens NZO heeft de website, die onderdeel is van een grotere campagne, tot doel de zuivelsector positief te belichten en te wijzen op de bijdrage van de zuivelindustrie aan een gezond, duurzaam en economisch sterk Nederland.

2. Beoordeeld moet worden of de gemiddelde consument door de 28 door Wakker Dier uitgelichte tekstgedeeltes op de website nederlanddraaitopzuivel.nl onjuist wordt geïnformeerd en daardoor wordt misleid. Dat de website is bedoeld voor het grote publiek en geen wetenschappelijk forum betreft, zoals NZO heeft aangevoerd, neemt niet weg dat de informatie die over de zuivelsector en zuivel wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van de NRC moet zijn. Daarbij neemt de Commissie als uitgangspunt dat de gemiddelde consument zal begrijpen dat NZO als brancheorganisatie van de zuivelsector met name de positieve kant van die sector zal belichten, maar die consument zal er ook van uitgaan dat de gegeven (positieve) informatie juist is. De website in kwestie heeft immers (ook) een voorlichtingsfunctie.

3. Hieronder zal de Commissie de 28 bestreden uitingen volgens de in de klacht aangebrachte volgorde en nummering bespreken. Daarbij stelt de Commissie voorop dat zij de uitingen beoordeelt zoals deze ten tijde van het indienen van de klacht luidden en in de context waarin deze voorkomen. Bij ieder onderdeel van de klacht wordt kort de bestreden tekst aangehaald. [Voor de volledige uiting en context wordt verwezen naar de aan de uitspraak gehechte webpagina’s, waarin door de Commissie de nummering is aangebracht.]

4.         Uitingen betreffende dierenwelzijn

4.1 Bij de vraag: “Hoe oud wordt een koe?”

Klacht 1)

“De gezondheid van een koe bepaalt voor een groot deel hoe oud zij wordt. Helaas raken ook koeien soms gewond of worden ze ziek. Het allerbelangrijkste bezit van een melkveehouder zijn zijn koeien. Hij zal er dan ook alles aan doen om hen zo gezond mogelijk te houden. Een melkveehouder heeft veel baat bij een koe die ouder wordt en lang melk kan geven.”

Wakker Dier betoogt op basis van een Wagenings onderzoek (Gosselink et al. 2008) dat de gemiddelde Nederlandse melkkoe 5 à 6 jaar leeft, wat nog niet de helft is van de 14 jaar die zij kan bereiken, en dat structurele eigenschappen van de bedrijfsvoering in de melkveesector, die mede de gezondheid van de koeien bepalen, de belangrijkste redenen voor voortijdige slacht van koeien zijn. Hierdoor kan volgens Wakker Dier niet worden gezegd dat een melkveehouder er ‘alles’ aan doet om zijn koeien gezond te houden en oud te laten worden.

NZO voert aan dat deze mededeling is gedaan en moet worden bezien vanuit het perspectief en het belang van de melkveehouder en dat ‘alles’ een subjectief en relatief gegeven is. Overigens gaan Nederlandse melkveehouders volgens NZO verder dan wat de Nederlandse of Europese wetgever van hen eist.

Naar het oordeel van de Commissie treft de klacht doel. Niet is weersproken dat melkkoeien 10 tot 14 jaar kunnen worden, terwijl de gemiddelde leeftijd waarop een melkkoe wordt geslacht op dit moment 5 à 6 jaar bedraagt. Wakker Dier heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat niet de gezondheid van de koe, maar bedrijfseconomische motieven voor het grootste deel bepalen op welke leeftijd een koe wordt geslacht. Weliswaar noemt NZO verderop in de uiting ook onvruchtbaarheid van de melkkoe en wet- en regelgeving als redenen om afscheid te nemen van een koe, maar dit neemt niet de misleidende indruk weg die wordt gewekt met de mededeling dat de gezondheid van een koe voor een groot deel bepaalt hoe oud zij wordt. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de uiting voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk is.

Klacht 2)

“Een melkkoe wordt gemiddeld vijf à zes jaar oud. Dat getal is al lange tijd stabiel. In 1992 leefden koeien gemiddeld 2027 dagen. De laatst bekende cijfers van 2018 laten daar geen verandering in zien.”

Volgens Wakker Dier is het misleidend om de huidige gemiddelde leeftijd van een melkkoe van vijf à zes jaar oud te vergelijken met de gemiddelde leeftijd in 1992 en dan “stabiel” te noemen, omdat in het afgelopen decennium sprake is van een significante daling van de leeftijd van koeien. NZO heeft aangevoerd dat de levensduur van melkvee sinds 1992 is bijgehouden, waaruit blijkt dat de gemiddelde levensduur in de periode 1992-2002 rond vijf jaar en zes maanden lag en in de periode 2003-2008 rond vijf jaar en elf maanden. Tussen 2009 en 2011 is een daling opgetreden, gevolgd door een lichte stijging tussen 2012 en 2016, waarna in 2017 en 2018 weer een daling is gemeten, tot 2164 dagen (2018).

Naar het oordeel van de Commissie blijkt uit de door NZO verstrekte gegevens dat de gemiddelde levensduur van een melkkoe in 2018 niet veel verschilt van die in 1992, en dat deze levensduur na 2008 niet alleen dalingen heeft gekend. De Commissie acht de uiting daarom niet onjuist.

Klacht 3)

“Daarnaast kan door wet- en regelgeving een melkhouder in Nederland niet meer koeien houden dan is toegestaan voor zijn melkveebedrijf. Ook om die redenen kan een melkveehouder afscheid moeten nemen van koeien.” en “Het liefst gun ik al mijn koeien een goede oude dag. Alleen is dit bij mij op het bedrijf niet mogelijk, onder andere door wet- en regelgeving.”

Wakker Dier stelt dat een boer op grond van wetgeving inderdaad niet meer dieren mag houden dan hij fosfaatrechten heeft, maar dat in werkelijkheid niet de wet- en regelgeving, maar de huisvestings- en managementkeuzes van de melkveehouder primair bepalen dat hij na vijf à zes jaar afscheid neemt van zijn koeien.

Deze klacht kan niet slagen. Ten aanzien van klacht 1 heeft de Commissie geoordeeld dat ten onrechte de gezondheid van de koe als belangrijkste factor wordt aangevoerd om te bepalen hoe oud een koe wordt. De bewering dat ‘daarnaast’ ook wet- en regelgeving, die beperkingen stelt aan het aantal koeien dat mag worden gehouden, kan meespelen bij de beslissing van de melkveehouder om afscheid te nemen van zijn koeien, acht de Commissie niet onjuist.

 

4.2 Bij de vraag: “Waarom worden kalf en koe na de geboorte gescheiden?”

Klacht 4)

“De meeste melkveehouders kiezen ervoor om na de geboorte koe en kalf te scheiden. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het welzijn en de gezondheid van de koe en het kalf.”

Onder verwijzing naar onderzoeken (Hopster en Bergsma, 2016 en Van Dixhoorn et al, 2011) voert Wakker Dier aan dat niet het welzijn en de gezondheid van koe en kalf de belangrijkste redenen zijn voor de melkveehouder om koe en kalf na de geboorte te scheiden, maar efficiëntie en economische winst binnen de gangbare praktijk van de melkveehouderij.

NZO verwijst eveneens naar het onderzoek van Hopster en Bergsma, ter onderbouwing van haar stelling dat door een snelle scheiding van koe en kalf na de geboorte het kalf beter kan worden beschermd tegen het risico op infecties en vertrapping in de stal, en bij de moederkoe de minste stress ontstaat. Dat voor de melkveehouder naast het welzijn van koe en kalf economische motieven belangrijk zijn, zal de gemiddelde bezoeker van de website volgens NZO begrijpen, mede omdat hij weet dat de informatie van de zuivelsector afkomstig is.

Naar het oordeel van de Commissie blijkt uit de context van de uiting voldoende duidelijk dat het gaat om het welzijn en de gezondheid van de koe en het kalf binnen de gangbare praktijk van een melkveehouderij, waarbij kalveren worden geboren in een stal met andere koeien. Dit staat zowel in het vervolg van de uiting als in de daaropvolgende nadere toelichting in het stukje “Boeren in de praktijk: Heleen en Rogier Lansink”. De klacht dat de uiting onjuist en misleidend is, wordt daarom afgewezen.

Klacht 5)

“De melkveehouder kent deze risico’s, en kiest er daarom soms voor om na een paar uur kalf en koe te scheiden.”

De klacht tegen gebruik van het woord “soms” slaagt. Uit eerdergenoemd onderzoek van Hopster en Bergsma blijkt dat 69% van de melkveehouders koe en kalf voor of direct na het drooglikken door de koe van elkaar scheidt en 25% binnen één dag. De mededeling dat “soms” voor het scheiden na een paar uur wordt gekozen, is daarom niet juist.

Bij de vraag: “Hoe zorgen jullie ervoor dat er geen antibiotica of hormonen in mijn melk zitten?”

(Klachten 6 t/m 8)

“Alleen melk van gezonde koeien wordt opgehaald op de boerderij en verwerkt in melk en zuivelproducten. Een melkveehouder doet er dan ook alles aan om zijn koeien gezond te houden. Helaas komt het – net als bij mensen – weleens voor dat een koe ziek wordt. Koeien die ziek zijn, worden soms met antibiotica behandeld om beter te worden. De melk van deze koeien wordt niet aan de fabriek geleverd. Door grondige controles zitten er geen antibiotica in melk en melkproducten in de winkel.”

Klacht 6)

Wakker Dier acht de bewering dat een koe “weleens” ziek wordt misleidend, omdat in de veehouderij volgens haar sprake is van veel verschillende productieziekten, die rechtstreeks verband houden met de intensieve wijze waarop de dieren voor economisch profijt worden gehouden.

Deze klacht kan niet slagen. De bestreden mededeling wordt gedaan in de context dat koeien weleens een ziekte krijgen waarvoor zij soms met antibiotica worden behandeld. Gelet op deze context wordt de consument niet op het verkeerde been gezet door de mededeling dat koeien “weleens” ziek worden.

Klacht 7)

Wakker Dier bestrijdt de juistheid van de mededeling dat alleen melk van “gezonde koeien” wordt opgehaald en verwerkt in melk en zuivelproducten, omdat ook de melk van koeien met klauwproblemen en/of (sub)klinische uierontsteking wordt gebruikt. Voor de uiergezondheid van koeien geldt volgens de Gezondheidsdienst voor Dieren een ‘celgetal’ van ongeveer 80.000. In 2019 lag het gemiddelde celgetal op 176.000 en in de jaren daarvoor nog hoger (Boerderij 2020), aldus Wakker Dier. NZO voert aan dat gediscussieerd kan worden over de vraag wanneer koeien gezond of niet gezond zijn. De zuivelsector houdt zich echter aan de toepasselijke regelgeving, die meebrengt dat alleen melk van gezonde koeien, als in die regelgeving gedefinieerd, mag worden verwerkt. NZO noemt in dit verband Verordening (EG) nr. 853/2004, sectie IX.

Het verweer treft geen doel. De “gezondheidsvoorschriften voor de productie van rauwe melk” in de Verordening waarnaar NZO verwijst, hebben met name tot doel de mens te beschermen tegen (besmettelijke) ziektes die kunnen worden overgebracht via de melk. Dat melk wordt geleverd en verwerkt van koeien met bijvoorbeeld (sub)klinische mastitis is door NZO niet betwist. Door de gemiddelde consument, op wie de website is gericht, zal een koe met dergelijke verschijnselen als niet gezond worden beschouwd. Gelet daarop acht de Commissie de bewering dat alleen melk van “gezonde koeien” wordt opgehaald en verwerkt, te absoluut.

Klacht 8)

Wakker Dier stelt zich op het standpunt dat niet kan worden gezegd dat een melkveehouder er “alles” aan doet om zijn koeien gezond te houden, nu de keuze voor productiviteit van de melkkoeien centraal staat. NZO verwijst naar hetgeen zij bij klacht 1) heeft aangevoerd. Dat anderen menen dat een melkveehouder meer of anders had kunnen of moeten doen, doet volgens NZO niet af aan de juistheid van de mededeling dat melkveehouders er “alles” aan doen om hun koeien, hun belangrijkste bezit, gezond te houden.

Deze klacht kan niet slagen. Voor de gemiddelde consument is voldoende duidelijk dat een melkveehouder ook economisch gezien belang heeft bij gezonde koeien. Dit behoeft, mede gelet op de context waarin de bestreden bewering wordt gedaan, geen nadere toelichting.

 

4.4 Samenvatting van het oordeel ten aanzien van de klachten 1 t/m 8 (dierenwelzijn).

Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de klachtonderdelen met de nummers 1, 5 en 7 is de Commissie van oordeel dat in de daar besproken uitingen informatie over zuivel en de zuivelsector wordt verstrekt die onjuist of voor de gemiddelde consument onduidelijk is als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn deze uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Voor zover de klacht is gericht tegen de uitingen die zijn aangeduid met de nummers 2, 3, 4, 6 en 8 wordt de klacht afgewezen.

 

5.         Uitingen betreffende milieu/duurzaamheid

5.1 In de uitingen waartegen de klachten 9 t/m 21 zijn gericht, wordt gerefereerd aan milieuaspecten die zijn verbonden aan de zuivelsector en haar producten als bedoeld in artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Deze uitingen zullen daarom (in de eerste plaats) worden getoetst aan de MRC, met name, gelet op de klacht dat sprake is van misleiding, aan artikel 2 MRC. Op grond van dit artikel mogen de uitingen geen mededelingen, afbeeldingen of suggesties bevatten waardoor de consument misleid kan worden over milieuaspecten van de aangeprezen (zuivel)producten, of over de bijdrage van de zuivelsector/NZO aan het bevorderen van een schoon en veilig leefmilieu in het algemeen.

 

5.2  Bij de vraag “Hoe duurzaam is zuivel?”

Klacht 9)

“Zuivel is onderdeel van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon. Dat stelt onder andere de wereldvoedselorganisatie (FAO) van de Verenigde Naties. Gezonde voedingspatronen die beter zijn voor het milieu noemt de FAO ‘Sustainable Diets’.”

Wakker Dier voert aan dat zuivel niet per definitie onderdeel is van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon. Een hoge consumptie van onder andere zuivel wordt door de FAO juist afgeraden. Zij adviseert ten aanzien van een gezond en duurzaam dieet dat dit kan bestaan uit matige hoeveelheden dierlijke producten, waaronder zuivel (FAO 2019).

NZO voert aan dat in de bestreden uiting niet wordt gezegd dat zuivel “per definitie” onderdeel is van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon. Ook wordt de consument niet aangespoord tot “hoge consumptie” van zuivel. Op de website sluit het antwoord op de vraag zelfs af met de tekst: “Dus voor de klimaatbewuste zuivelgebruiker: geniet van kaas, maar wel met mate.”

De klacht treft doel. De stelling “Zuivel is onderdeel van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon” wordt toegeschreven aan de FAO. In het rapport “FAO and WHO, 2019. Sustainable healthy diets – Guiding principles” staat echter: “Sustainable healthy diets can include moderate amounts of (…) dairy (…)”. De nuancering dat zuivel in matige hoeveelheden deel kan uitmaken van een gezond en milieuvriendelijk voedingspatroon, ontbreekt in de uiting. De Commissie acht de uiting te absoluut en om die reden misleidend voor de consument in de zin van artikel 2 MRC.

Klacht 10)

“Voor een voedingspatroon zonder zuivel waarbij je evenveel voedingsstoffen binnenkrijgt, heb je veel plantaardige producten nodig. Bij elkaar opgeteld hebben deze in de meeste gevallen een even grote en soms zelfs grotere CO2-afdruk.”

Wakker Dier bestrijdt de juistheid van bovenstaande stelling. Uit verschillende door haar aangehaalde studies blijkt volgens Wakker Dier duidelijk dat een transitie naar een voedingspatroon met minder zuivel zorgt voor een significante vermindering van broeikasgassen (Blonk Consultants 2010; Poore en Nemecek 2018; RIVM 2017).

NZO voert aan dat de stelling in de uiting wel juist is als wordt uitgegaan van het huidige voedingspatroon in Nederland, zoals blijkt uit de publicatie van Kramer e.a. (2017). Wakker Dier betwist dit volgens NZO ook niet, maar is van mening dat het voedingspatroon moet veranderen. Dat Wakker Dier deze mening heeft, brengt niet mee dat de bestreden uiting niet mag worden gebruikt als antwoord op de vraag “Hoe duurzaam is zuivel?” op een publiekswebsite als de onderhavige, aldus NZO.

De Commissie acht aannemelijk geworden dat NZO de bestreden stelling heeft gebaseerd op studies die zijn gericht op verduurzaming van het bestaande eetpatroon. Bij die onderzoeken naar de mogelijkheid tot verlaging van de zuivelconsumptie blijkt als uitgangspunt te hebben gegolden dat het voedingspatroon zo min mogelijk mag afwijken van het huidige, bestaande voedingspatroon in Nederland, om de waarschijnlijkheid dat de vervangende producten worden gebruikt te vergroten (‘likeability’). Door Wakker Dier is niet betwist dat voor het vervangen van het bestaande eetpatroon met zuivel door hetzelfde eetpatroon zonder zuivel veel plantaardige producten nodig zijn om evenveel voedingsstoffen binnen te krijgen, waardoor dit nauwelijks of geen voordelen voor het milieu oplevert. Weliswaar is het op zich juist dat meer milieu-effecten zichtbaar zullen zijn in geval van een grote(re) wijziging van eetpatroon, met een algehele verschuiving naar meer plantaardige en minder dierlijke producten, maar dit betekent niet dat NZO deze gedragsverandering op haar website moet vermelden. De klacht wordt daarom afgewezen.

 

5.3  Bij de vraag “Hoe duurzaam is zuivel in vergelijking met plantaardige producten?”

Klacht 11)

“Zuivel komt van dichtbij (…). Dat glas melk is dus best duurzaam.”

Wakker Dier voert aan dat het feit dat zuivel van dichtbij komt niet bepalend is voor de milieu-impact ervan. Een glas melk is verre van duurzaam in vergelijking met een alternatief als sojamelk. NZO stelt dat in de uiting geen vergelijking wordt gemaakt tussen de milieu-impact van een glas melk en die van sojamelk, en dat evenmin in het algemeen wordt gezegd dat producten van dichtbij beter zijn voor het milieu, zodat volgens haar de klacht ongegrond is.

De bewering “Dat glas melk is dus best duurzaam” volgt als conclusie op de mededeling “Daarnaast komt veel van onze voeding uit verre landen of uit de kas. (…). Ook dat zorgt voor een grote CO2-afdruk. Zuivel komt van dichtbij (…).” Zo wordt een directe koppeling gemaakt tussen de duurzaamheid van melk en het feit dat melk van dichtbij komt. Het feit dat een product niet van ver hoeft te komen, kan weliswaar bijdragen aan de duurzaamheid ervan, maar in de uiting wordt de indruk gewekt dat het enkele feit dat melk niet van ver komt voldoende is om melk duurzaam te noemen. Dit is niet juist. De uiting is hierdoor misleidend.

Klacht 12)

“Sommige mensen denken dat ze milieuvriendelijk kunnen eten door minder dierlijke en meer plantaardige producten te eten.”

Wakker Dier maakt bezwaar tegen de zinsnede “sommige mensen denken”. Dat een eiwittransitie van dierlijke naar meer plantaardige eiwitten voor het milieu noodzakelijk is, is niet iets wat zomaar door sommige mensen wordt gedacht, maar is de boodschap van gezaghebbende nationale (overheids)instanties, wetenschappelijke instituten en internationale organisaties, aldus Wakker Dier. Volgens NZO wordt met deze klacht miskend dat de website en de antwoorden die daarop worden gegeven, zijn gericht op consumenten en dat dat de mensen zijn die NZO in de gewraakte uiting bedoelt. In de context van de uiting wordt een evenwichtig beeld geschetst van de voor- en nadelen van het eten van zuivel ten opzichte van plantaardige producten, aldus NZO.

Naar het oordeel van de Commissie speelt ook bij deze uiting, evenals bij de onder klacht 10 besproken uiting, het verschil in insteek tussen NZO en Wakker Dier. De bestreden zin wordt gevolgd door de tekst “Het is heel goed om meer groente en fruit te eten. Maar om gezond te blijven, heb je ook veel verschillende voedingsstoffen nodig die niet van nature in plantaardige producten zitten.” Hieruit blijkt dat NZO ook hier tot uitgangspunt neemt dat veel plantaardige producten nodig zijn om bij een gelijkblijvend voedingspatroon dezelfde hoeveelheid voedingsstoffen binnen te krijgen. In haar context beoordeeld acht de Commissie de zinsnede “sommige mensen denken” niet onjuist.

(Klachten 13 t/m 15)

“Samen met Blonk Consultants ontwikkelde het Voedingscentrum het rekenprogramma Optimeal®. Dit programma laat zien wat het effect is op het milieu, bijvoorbeeld op de CO2-uitstoot, als je een voedingspatroon verandert. Wat blijkt? Het schrappen van zuivel uit je menu heeft weinig effect op de CO2-uitstoot. Dat komt omdat melk en zuivelproducten veel verschillende voedingsstoffen bevatten. Je hebt veel plantaardige producten nodig om diezelfde voedingsstoffen binnen te krijgen. Maar dit betekent niet dat er geen milieuwinst via je voeding te behalen is! Wie gezond én duurzaam wil eten, kan het beste eten volgens de Schijf van Vijf. En kies dan vooral voor producten van dichtbij.”

Klacht 13)

De klacht betreft de stelling dat het schrappen van zuivel uit je menu weinig effect op de CO2-uitstoot heeft. Wakker Dier acht de uiting onjuist en misleidend, wat door NZO wordt bestreden. Partijen verwijzen voor de onderbouwing van hun standpunten naar hetgeen zij naar aanleiding van klacht 10 hebben aangevoerd.

De Commissie is op grond van dezelfde overwegingen als vermeld bij de uiting die is besproken bij klacht 10 van oordeel dat de onderhavige klacht moet worden afgewezen.

Klacht 14)

Wakker Dier maakt bezwaar tegen de suggestie dat alle keuzes binnen de Schijf van Vijf “gezond én duurzaam” zijn. Het Voedingscentrum zegt dat de Schijf van Vijf adviezen geeft over een gezond voedingspatroon dat zo goed mogelijk aansluit bij de gebruikelijke voeding van verschillende doelgroepen. De richtlijnen van de Schijf van Vijf zijn dus niet speciaal gericht op een duurzame keuze, aldus Wakker Dier, ook al zorgt de aanbeveling om meer plantaardig te eten voor een verduurzaming ten opzichte van het huidige consumptiepatroon. Aangezien zuivelproducten een hogere milieu-impact hebben dan plantaardige alternatieven, acht Wakker Dier het misleidend te suggereren dat alle keuzes – met de nadruk op zuivel – binnen de Schijf van Vijf ook duurzaam zijn.

NZO voert aan dat in zowel de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad als de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum wordt aangegeven dat een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon gezonder én duurzamer is, en ook dat zuivel een belangrijk onderdeel vormt van een gezond en duurzaam voedingspatroon en dat eten volgens de Schijf van Vijf duurzaamheidswinst oplevert.

Naar het oordeel van de Commissie wordt door de zinsnede “Wie gezond én duurzaam wil eten, kan het beste eten volgens de Schijf van Vijf” de suggestie gewekt dat zuivel duurzaam is omdát het in de Schijf van Vijf is opgenomen. Weliswaar staan (bepaalde) zuivelproducten in de Schijf van Vijf, maar dat betekent niet zonder meer dat deze producten duurzaam zijn. Zo stelt het Voedingscentrum in de Richtlijnen Schijf van Vijf onder meer: “Vlees is erg belastend voor het milieu, net als zuivel (…)”. Nu in de uiting impliciet een associatie wordt gewekt tussen zuivel en duurzaamheid die niet juist is, acht de Commissie de uiting misleidend in de zin van de MRC.

Klacht 15)

Wakker Dier acht de aansporing “en kies dan vooral voor producten van dichtbij” misleidend omdat volgens haar, zoals ook bij klacht 11 is vermeld, het feit dat een product van dichtbij komt verre van bepalend is voor de milieu-impact ervan.

Deze klacht slaagt niet. Anders dan bij de onder 11 besproken uiting wordt hier niet de koppeling gemaakt dat (zuivel)producten vanwege het enkele feit dat ze van dichtbij komen duurzaam zijn. Aannemelijk is dat het feit dat een product niet van ver weg hoeft te komen bijdraagt aan de mate van duurzaamheid van dat product.

 

5.4  Bij de vraag “Wat is de impact van de zuivelsector als het gaat om stikstof?”

Klacht 16)

“De agrarische sector is volgens RIVM verantwoordelijk voor 46% van de stikstofuitstoot in Nederland. Ook de zuivelsector heeft daar een aandeel in.”

Wakker Dier acht het misleidend om te stellen dat de zuivelsector slechts een aandeel heeft in de stikstofuitstoot in Nederland, nu de melkveehouderij van alle publieke en industriële sectoren veruit het grootste aandeel (27%) levert in de uitstoot van stikstof en verantwoordelijk is voor bijna de helft van alle ammoniakuitstoot in Nederland (TNO 2019).

Deze klacht is ongegrond. In de uiting wordt erkend dat de zuivelsector, als onderdeel van de agrarische sector, een aandeel heeft in de stikstofuitstoot in Nederland. Daarbij wordt niet gesteld dat dit slechts een gering aandeel is. Dat het aandeel van de zuivelsector in de stikstofuitstoot niet precies wordt weergegeven, maakt de uiting niet misleidend.

Klacht 17)

Namens de hele landbouwsector en veel andere sectoren hebben de boerenorganisaties een aantal technische voorstellen gedaan om de problematiek op te lossen zoals het verdunnen van mest met water, aangepast veevoer en minder gebruik van kunstmest.”

Wakker Dier acht het onjuist te stellen dat met de technische voorstellen die de boerenorganisaties hebben gedaan de stikstofproblematiek vanuit de melkveehouderij kan worden ‘opgelost’. Onder verwijzing naar citaten van verschillende instituten betoogt Wakker Dier dat alleen het drastisch inkrimpen van de veestapel deze problematiek daadwerkelijk kan oplossen. NZO voert aan dat het stikstofprobleem niet wordt gebagatelliseerd. In het antwoord op de vraag over de impact van de zuivelsector op stikstof wordt meegedeeld dat (ook) de zuivelsector hard aan de slag moet om de stikstofuitstoot naar beneden te schroeven. Aan het begin van het antwoord wordt met zoveel woorden opgemerkt dat door de zuivelsector ‘hard wordt gewerkt aan het vinden van oplossingen om deze uitstoot te verminderen’, aldus NZO.

De Commissie acht de klacht gegrond. Ook als wordt aangenomen dat de in de uiting genoemde ‘technische voorstellen van de boerenorganisaties’ geschikt zijn om de stikstofuitstoot door de zuivelsector te verminderen, kan niet worden gezegd dat deze maatregelen voldoende zijn om de stikstofproblematiek vanuit de melkveehouderij op te lossen. De Commissie acht voldoende aannemelijk dat voor een daadwerkelijke oplossing aanvullende respectievelijk ingrijpender maatregelen nodig zijn. De bestreden uiting is daarom te absoluut en om die reden misleidend ten aanzien van de bijdrage van de zuivelsector aan het bevorderen van een schoon leefmilieu als bedoeld in artikel 2 MRC.

 

5.5  Bij de vraag “Hoe draagt de zuivelsector bij aan natuurbehoud en biodiversiteit?”

Klacht 18)

“In totaal is zo’n 0,9 miljoen hectare aan grond in Nederland in gebruik van melkveehouders.”

De klacht dat het getal van 0,9 hectare niet juist is, slaagt niet. NZO heeft de gestelde onjuistheid gemotiveerd weersproken.

Klacht 19)

“Zij zorgen goed voor hun land. (…) Veel boeren nemen allerlei maatregelen om de biodiversiteit op het land verder te verbeteren.”

Wakker Dier maakt bezwaar tegen deze uiting, omdat volgens haar de melkveehouderij met haar enorme areaal van monocultuur in Engels raaigras en snijmais, in combinatie met de extreem hoge uitstoot van stikstof, de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland is. NZO merkt op dat de bestreden uiting niet ziet op de oorzaak van verminderde biodiversiteit, maar op de inspanningen die melkveehouders in dat kader nemen. Onder verwijzing naar de Sectorrapportage Duurzame Zuivelketen noemt NZO een aantal van die inspanningen, waarvan een positief effect op de biodiversiteit wordt verwacht. Ook geeft 70% van de boeren aan op enigerlei wijze bij natuurbeheer betrokken te zijn, aldus NZO.

Deze klacht treft geen doel. De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat melkveehouders in de huidige tijd maatregelen nemen om te komen tot verbetering van de biodiversiteit op het land.

Klacht 20)

“ (…) melkveehouders. Zij zorgen goed voor hun land en voor een optimale voer- en mestkringloop.”

Wakker Dier bestrijdt dat de melkveehouderij zorgt voor een optimale voer- en mestkringloop. In 2018 produceerden vier van de vijf melkveebedrijven meer mest dan volgens de gebruiksnormen op eigen grond mag worden aangewend, een verdrievoudiging ten opzichte van 2000. Verder wordt voor de melkveehouderij 53% van het benodigde eiwitrijke veevoer geïmporteerd van buiten Europa en is het aandeel melkveehouders dat in zijn eigen eiwitbehoefte kan voorzien verwaarloosbaar, aldus Wakker Dier. NZO stelt hiertegenover dat ‘optimaal’ geen statisch begrip is, maar met de tijd verandert. De zuivelsector is er continu mee bezig en heeft bijvoorbeeld, samen met andere organisaties, de KringloopWijzer ontwikkeld, waarmee de mineralenkringloop van dier, voer, bodem en mest beter kan worden gestuurd.

Naar het oordeel van de Commissie heeft NZO voldoende aannemelijk gemaakt dat de melkveehouders werken aan een betere voer- en mestkringloop. De uiting gaat echter verder door de bewering dat melkveehouders zorgen voor een optimale voer- en mestkringloop. Daarmee wordt gesuggereerd dat al een situatie is bereikt waarin is gezorgd voor de best denkbare voer- en mestkringloop. De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke situatie (nog) geen sprake is. De aanduiding ‘optimale voer- en mestkringloop’ acht zij te absoluut en daardoor misleidend.

 

5.6  Bij de vraag “Wat is de CO2-uitstoot van de Nederlandse zuivelsector?”

Klacht 21)

“De CO2-uitstoot van de Nederlandse zuivelsector was in 2018 volgens onderzoek van de Wageningen Universiteit in totaal ongeveer 22,2 miljoen ton CO2-equivalenten. Dat was ruim 6% minder dan het jaar daarvoor. Er wordt hard gewerkt om de uitstoot nog verder omlaag te brengen” en “Als onderdeel van het Klimaatakkoord wil de zuivelsector in 2030 energieneutraal zijn. En we gaan de goede kant op! Want melkveehouders nemen veel maatregelen om de broeikasgasuitstoot op hun bedrijf te verminderen. Ze geven bijvoorbeeld ander voer aan hun koeien, vernieuwen het grasland minder vaak en verdunnen de mest. In de afgelopen jaren heeft de melkveehouderij de uitstoot van broeikasgassen daardoor al flink kunnen verlagen.”

Wakker Dier bevestigt dat in het Wageningse rapport in 2018 een daling van de CO2-uitstoot van 6,4% ten opzichte van 2017 is vastgesteld. Deze reductie is volgens Wakker Dier echter vooral het gevolg van overheidsingrijpen – via het fosfaatreductieplan en het fosfaatrechtenstelsel -, terwijl met de zinsnede “we gaan de goede kant op! Want melkveehouders nemen veel maatregelen…” wordt gesuggereerd dat inspanningen van de sector tot een sterke daling van de CO2-uitstoot hebben geleid.

Deze klacht kan niet slagen. Dat in 2018 een daling van de CO2-uitstoot van “ruim 6%” ten opzichte van 2017 is gerealiseerd, wordt niet betwist. Vervolgens wordt in algemene zin gezegd dat “er” hard wordt gewerkt om de uitstoot nog verder omlaag te brengen. Verderop in de uiting wordt verteld welke maatregelen melkveehouders “bijvoorbeeld” nemen om de broeikasgasuitstoot op hun bedrijf te verminderen en wordt als streven uitgesproken om in 2030 als zuivelsector energieneutraal te zijn. Naar het oordeel van de Commissie wordt de consument door deze uiting niet misleid.

 

5.7 Samenvatting van het oordeel ten aanzien van de klachten 9 t/m 21 (milieu)

Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de klachtonderdelen met de nummers 9, 11, 14, 17 en 20 is de Commissie van oordeel dat de daar besproken uitingen misleidende milieuclaims bevatten als bedoeld in artikel 2 MRC. Voor zover de klacht is gericht tegen de uitingen die zijn aangeduid met de nummers 10, 12, 13, 15, 16, 18, 19 en 21 wordt de klacht afgewezen.

 

6.         Uitingen betreffende gezondheid

6.1  Bij de vraag: “Waarom wordt zuivel door diëtisten en voedingskundigen geadviseerd?”

Klacht 22)

“Melk en andere zuivelproducten passen daarom goed in een gezond dieet. (…) Logisch dus dat melk, yoghurt en 20 tot 30+ kaas in de Schijf van Vijf staan van het Voedingscentrum.” en “Zuivel in de Schijf van Vijf met melk, kaas en yoghurt” en “En wist je dat…melk, yoghurt én kaas in de Schijf van Vijf staan?”

Wakker Dier voert aan dat met bovenstaande tekst ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat alle melk en yoghurt in de Schijf van Vijf staat, terwijl dit in werkelijkheid niet geldt voor volle melk en volle yoghurt, omdat die van nature veel verzadigd vet bevatten. NZO deelt mee dat, hoewel niet wordt gesteld dat ‘alle’ melk en yoghurt in de Schijf van Vijf is opgenomen, inmiddels op de website wordt vermeld dat halfvolle melk en halfvolle yoghurt in de Schijf van Vijf staan.

Niet is in geschil dat volle melk en volle yoghurt niet in de Schijf van Vijf staan. Nu in de bestreden uiting alleen in het algemeen wordt gesproken over “melk en yoghurt”, zonder dat duidelijk wordt gemaakt dat het in de Schijf van Vijf gaat om de magere en halfvolle varianten daarvan, acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk en om die reden misleidend.

 

6.2  Bij de vraag “Hebben we allemaal evenveel zuivel nodig?”

Klacht 23)

“Het Voedingscentrum adviseert jong en oud om elke dag melk en zuivelproducten te eten. (…) Dit zijn de door het Voedingscentrum aanbevolen dagelijkse hoeveelheden melk(producten) en kaas voor mensen in Nederland.”

Wakker Dier maakt er bezwaar tegen dat niet wordt vermeld dat het Voedingscentrum adviseert alleen magere en halfvolle melkproducten en hooguit 30+ kaas te nemen. NZO voert aan dat in deze uiting, waarin naar het Voedingscentrum wordt verwezen, zal worden vermeld dat het om halfvolle producten gaat.

Vast staat dat de door het Voedingscentrum aanbevolen dagelijkse hoeveelheden melkproducten en kaas de magere en halfvolle melkproducten en 10+, 20+ of 30+ kaas betreffen. Nu dit in de uiting niet wordt vermeld, is deze voor de gemiddelde consument onduidelijk en om die reden misleidend.

Klacht 24)

(In de tabel:) “Melk(producten) – 100 ml is 1 glas”

Wakker Dier stelt dat in de tabel ten onrechte wordt vermeld dat 1 glas melk(product) gelijk is aan 100 ml. RIVM en het Voedingscentrum gaan uit van een portiegrootte van 150 ml. NZO erkent dat bij vergissing in de kop van de tabel een onjuiste portiegrootte is vermeld en heeft dit gecorrigeerd.

Nu in de bestreden uiting wordt gesteld dat 1 glas melk overeenkomt met 100 ml, terwijl dit in werkelijkheid 150 ml is, gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie.

 

6.3. Samenvatting van het oordeel ten aanzien van de klachten 22 t/m 24 (gezondheid)

Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen is de Commissie van oordeel dat in de uitingen genummerd 22 t/m 24 onjuiste of voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie wordt verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn deze uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. In de mededelingen van NZO dat de uitingen zijn of worden aangepast, ziet de Commissie aanleiding te volstaan met een toewijzing van de klachten 22 t/m 24 en hierbij een aanbeveling achterwege te laten.

 

7.         Uitingen betreffende economie

7.1  Bij de vraag “Op welke manier draagt de Nederlandse zuivelsector bij aan onze economie?”

Klacht 25)

“De melkveehouderij had in 2019 een productiewaarde van 4,9 miljard euro. De zuivelindustrie maar liefst 7,6 miljard euro. Samen zijn ze verantwoordelijk voor 7% van de Nederlandse handelsbalans.”

Wakker Dier stelt dat een onjuist beeld wordt geschetst van de bijdrage van de zuivelsector aan de Nederlandse economie door alleen de productiewaarde van de sector te belichten en geen aandacht te geven aan de hoge maatschappelijke kosten (subsidies, milieuschade) en negatieve rentabiliteit. NZO stelt hiertegenover dat de genoemde cijfers juist zijn en dat de ‘productiewaarde’ een van de manieren is om duidelijk te maken wat de bijdrage van een sector aan een nationale economie is. Overigens ontvangen melkveehouders niet alleen inkomenssteun om economische redenen, maar ook vanwege hun bijdrage aan maatschappelijke belangen, waarvoor de markt hen niet betaalt, aldus NZO.

Niet is bestreden dat de bijdrage van een sector aan de nationale economie kan worden uitgedrukt in de productiewaarde van die sector. Ook is niet betwist dat de in de uiting genoemde cijfers voor de zuivelsector juist zijn. Gelet hierop acht de Commissie de uiting niet onjuist of misleidend.

 

7.2  Bij de vraag “Hoeveel koeien heeft een melkveebedrijf in Nederland gemiddeld?”

Klacht 26)

“In Nederland vind je geen grote melkveebedrijven zoals in de Verenigde Staten. Het gemiddeld aantal koeien per melkveebedrijf in ons land ligt op dit moment rond de 100” en

“Vergeleken met het buitenland zijn de Nederlandse stallen klein. In de Verenigde Staten telt een gemiddeld melkveebedrijf 234 koeien. Koploper is de staat Californië met maar liefst 1250 koeien per boerderij.”

Wakker Dier stelt dat door te vergelijken met extreme voorbeelden in het buitenland ten onrechte wordt gesuggereerd dat in de melkveehouderij in Nederland nauwelijks sprake is van grote bedrijven en schaalvergroting. In 2017 kende Nederland 439 megastallen met melkkoeien, een groei van 123% ten opzichte van 2010 (197 megastallen). Van alle melkveestallen was in 2017 2,3% een megastal (meer dan 250 koeien), waarin 9% van alle koeien werd gehuisvest. De schaalvergroting heeft nadelige gevolgen voor de dieren, omdat bij grote bedrijven minder weidegang wordt toegepast.

Deze klacht kan niet slagen. In de uiting worden concrete aantallen genoemd over het gemiddelde aantal koeien op een melkveebedrijf in Nederland en de VS. In de context wordt verder uitdrukkelijk vermeld wanneer in Nederland sprake is van een megastal (“meer dan 250 koeien”) en dat in Nederland minder dan 3% van de melkveebedrijven zoveel koeien heeft. De juistheid van de genoemde aantallen en cijfers wordt door Wakker Dier niet betwist. Naar het oordeel van de Commissie wordt geen misleidend beeld geschetst over schaalvergroting in de melkveehouderij, zodat deze klacht wordt afgewezen.

 

7.3  Bij de vraag “Waarom wil de Nederlandse zuivelsector ook voor andere landen produceren?”

Klacht 27)

“Simpel gezegd: dit kunnen wij goed. De bodem- en klimaatomstandigheden in ons land zijn perfect voor de melkveehouderij.”

De stelling dat de bodem- en klimaatomstandigheden in ons land perfect zijn voor de melkveehouderij is niet juist. De veenweidegebieden, waarop ruim een derde van de Nederlandse koeien wordt gehouden, zijn geschikt gemaakt voor moderne productielandbouw, maar door ontwatering treedt bodemdaling op en door oxidatie van veenweidegebieden komen veel boeikasgassen vrij. NZO voert aan dat het gematigde zeeklimaat in Nederland optimaal is voor de teelt van gras en dat het eiwit in het gras bij uitstek verteerbaar is voor koeien. Door het zeeklimaat heeft Nederland bovendien koele zomers, wat gunstig is voor melkkoeien. Deze mening wordt volgens NZO onder andere onderschreven door de onafhankelijke Commissie Grondgebondenheid (april 2018).

Naar het oordeel van de Commissie wordt de gemiddelde consument door deze uiting niet op het verkeerde been gezet. Daaraan doet niet af dat wellicht de Nederlandse bodemomstandigheden in verschillende gebieden niet van nature perfect zijn voor de melkveehouderij, maar door de mens daarvoor geschikt zijn gemaakt.

Klacht 28)

“Nederland is dus een van de beste zuivelmakers ter wereld. Wereldwijd is er veel vraag naar duurzaam en gezond voedsel. De Nederlandse zuivelsector kan en wil daar graag een rol in spelen. Hoe? Door gezonde producten als melk, kaas en melkpoeder en onze kennis daarover naar andere landen te exporteren.”

Volgens Wakker Dier wordt in deze uiting ten onrechte gesuggereerd dat de Nederlandse zuivelsector duurzaam en gezond voedsel produceert. Volgens het Voedingscentrum zijn niet alle zuivelproducten gezond en de melkveesector is verre van duurzaam. NZO voert aan dat de tekst niet suggereert dat de Nederlandse zuivelsector duurzaam en gezond voedsel produceert, daargelaten dat de sector dat wel degelijk (ook) doet. De Nederlandse zuivelsector kan en wil echter bij het vervullen van de behoefte aan duurzame en gezonde zuivelproducten een rol spelen, zodat de uiting juist en niet misleidend is, aldus NZO.

In de uiting wordt gesteld dat de zuivelsector een rol wil spelen in de vraag naar gezond en duurzaam voedsel. Dat niet alle zuivelproducten voldoende gezondheidswinst opleveren om in de Schijf van Vijf te zijn opgenomen, acht de Commissie onvoldoende reden om de hier bedoelde uiting, waarin het slechts gaat om de export, onjuist te achten. De Commissie acht het daarentegen niet juist om zuivel in absolute zin als “duurzaam voedsel” aan te duiden. Vast staat dat de melkveehouderij negatieve gevolgen voor het milieu heeft, terwijl in dit verband ook niet duidelijk wordt gemaakt in welk opzicht de melk ‘duurzaam’ zou zijn. Door gebruik van het woord ‘duurzaam’ is sprake van een misleidende milieuclaim in de zin van artikel 2 MRC.

 

7.5 Samenvatting van het oordeel ten aanzien van de klachten 25 t/m 28 (economie)

Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van klacht nummer 28 is de Commissie van oordeel dat de daar besproken uiting een misleidende milieuclaim bevat als bedoeld in artikel 2 MRC. Voor zover de klacht is gericht tegen de uitingen die zijn aangeduid met de nummers 25 t/m 27 wordt de klacht afgewezen.

 

8.

Op grond van het vorenstaande beslist de Commissie als volgt.

 

De beslissing

De Commissie acht de uitingen aangeduid met de nummers 1, 5 en 7 in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en de uitingen aangeduid met de nummers 9, 11, 14, 17, 20 en 28 in strijd met het bepaalde in artikel 2 MRC. De Commissie beveelt NZO aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie acht de uitingen aangeduid met de nummers 22, 23 en 24 in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Voor het overige wordt de klacht afgewezen.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken