a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Status:

Dossiernr:

2016/00373

Datum:

15-08-2016

Uitspraak:

RCC (gedeeltelijke) toewijzing zonder aanbeveling

Product/dienst:

Vastgoed

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale marketing communicatie

De klacht

Klager maakt bezwaar tegen het feit dat hij reclame per e-mail (een nieuwsbrief) van afzender heeft ontvangen. Klager stelt dat hij geen ‘actieve toestemming’ heeft gegeven voor het per e-mail verzenden van ‘commerciële nieuwsbrieven’ aan hem.

 

Het verweer

Dit wordt als volgt samengevat.

Klager heeft de klacht ingediend als particulier, maar uit het door hem gebruikte e-mailadres en zijn inschrijving in de Kamer van Koophandel blijkt dat hij werkzaam is op het gebied van reclame en marketing. Nu sprake is van een zakelijke klacht dient klager klachtengeld te betalen. Als inhoudelijk verweer voert afzender aan dat uit onderzoek blijkt dat het bewuste e-mailadres op een beurs is gebruikt voor het aanvragen van informatie over verduurzaming van woningen en gebouwen. Tevens is aangevinkt dat het ontvangen van verdere informatie over dit onderwerp op prijs wordt gesteld. Na het ontvangen van de klacht heeft afzender het adres van klager uit haar bestand verwijderd en heeft zij klager hierover geïnformeerd.

 

De reactie van klager

Deze wordt als volgt weergegeven.

Vóór het indienen van de klacht heeft klager bij afzender navraag gedaan naar het gebruik van zijn e-mailadres en een bijbehorende opt-in. Hierop is niet gereageerd. Nadat klager de klacht had ingediend, heeft afzender hem op LinkedIn opgezocht en gepoogd hem als connectie toe te voegen. Klager heeft het connectieverzoek onderbouwd afgewezen. Daarna heeft afzender hem een brief gestuurd met de mededeling dat zijn adres verwijderd is. Zowel het opzoeken op social media als het verwijderen van zijn e-mailadres zijn verwerkingen van persoonsgegevens waarvoor klager geen toestemming heeft gegeven. Afzender stelt dat de klacht niet in behandeling genomen moet worden genomen, omdat klager zijn klacht als particulier zou hebben ingediend, nu uit het Handelsregister zou blijken dat hij op het gebied van marketing en reclame werkzaam zou zijn. Het kan kloppen dat het e-mailadres van klager voorkomt in het Handelsregister. Het e-mailadres van klager bestaat namelijk uit zijn voornaam en achternaam en wordt gebruikt voor zowel privézaken als voor activiteiten in de eenmanszaak van klager. In de naam van de eenmanszaak komt eveneens zijn achternaam voor. (Aan klagers inschrijving in het Handelsregister is één SBI-code toegekend, te weten 6209 (“Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie”). Geen van de werkzaamheden van klager (als zelfstandige of in loondienst) heeft met de klacht te maken. Verder stelt afzender dat het e-mailadres door klager op een beurs is gebruikt voor het aanvragen van informatie over het verduurzamen van woningen en gebouwen. Hiervoor levert afzender echter geen enkel bewijs. Klager is noch als particulier noch voor activiteiten in zijn eenmanszaak op een beurs over het verduurzamen respectievelijk isoleren van woningen of vergelijkbare activiteiten geweest. Afzender heeft de kans gehad klager te informeren over de herkomst van het gebruikte e-mailadres, maar heeft dit nagelaten.

 

De reactie van afzender

Deze wordt is volgt weergegeven.

Doel van LinkedIn is dat personen onderling contact leggen, en dat de andere partij iemand mag afwijzen of aan zijn netwerk toevoegen. Klager stelt dat het verwijderen van zijn e-mail adres en het googelen van zijn naam een schending van zijn privacy vormen. Afzender stelt dat een dergelijke vermeende schending van de privacy niet het terrein is waar de Commissie zich over buigt. Het feit dat klager als eenmanszaak staat ingeschreven in het Handelsregister en daarbij zijn e-mailadres is vermeld, maakt dat de klacht een zakelijke klacht is. Afzender legt een uittreksel van de Kamer van Koophandel over inzake de eenmanszaak van klager. Anders dan bij een rechtsvorm als een B.V., bestaat bij een eenmanszaak geen scheiding tussen privé en zakelijk. Handelingen die men verricht nadat men zich heeft laten inschrijven als éénmanszaak worden gezien als handelingen waarvoor men volledig verantwoordelijk is. Dit geldt voor klager nog sterker, nu hij het desbetreffende e-mailadres ook voor zakelijke aangelegenheden gebruikt. Afzender blijft daarom bij haar standpunt dat klager zich als zakelijke klager tot de Commissie had moeten wenden, en de klacht alleen al om deze reden niet ontvankelijk is. Klager dient voor behandeling van de klacht te betalen.

Klager stelt verder dat afzender gedetailleerd bewijs moet leveren over de wijze waarop zij in het bezit is gekomen van het zijn e-mail adres. Afzender heeft hiervoor een verklaring gegeven, en het bevestigen dat zijn mailadres uit het bestand is verdwenen moet voor hem voldoende zijn. Klager gaat verder voorbij aan het doel van de Commissie.

Ter verduidelijking van het eerdere standpunt, voert afzender nog aan dat geen sprake is van overtreding van artikel 1.3.a Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail), omdat zij mocht aannemen dat sprake was van een actieve handeling, te weten het invullen van een informatieverzoek op een beurs met betreffende e-mailadres. Nadat afzender begreep dat klager bezwaar maakte tegen het ontvangen van informatie, is zijn adres uit het bestand van afzender verwijderd en is hij hiervan op de hoogte gesteld. De Nederlandse Reclame Code (NRC) verplicht afzender niet tot het verstrekken van verdere informatie aan klager. De consument moet zich volgens de richtlijnen digitaal kunnen afmelden. De e-mail van klager van 12 april 2016 kan niet worden gezien als een afmelding in de zin van artikel 5 Code e-mail.

 

Het oordeel van de Commissie

1. Ten aanzien van de stelling van afzender dat klager klachtengeld is verschuldigd, welke stelling volgens afzender zou moeten leiden tot niet ontvankelijkheid van de klacht, oordeelt de Commissie als volgt. Maatstaf bij de vraag of een klager klachtengeld is verschuldigd, is of de klacht is ingediend in het belang van de uitoefening van een bedrijf of beroep dan wel in een commercieel belang van een organisatie (vgl. artikel 17 aanhef en onder a Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep). In dit verband is van belang dat klager blijkbaar een eenmanszaak voert met als activiteiten “Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie” en “Adviseren over en ontwikkelen en exploiteren van (online en mobiele) concepten”. De activiteiten van afzender liggen op een geheel ander terrein, te weten het isoleren van woningen, zoals ook blijkt uit de nieuwsbrief,  die blijkbaar de aanleiding was voor het indienen van deze klacht. Er is geen relevante samenhang tussen de activiteiten van de eenmanszaak van klager en de activiteiten van afzender. Ook verder valt niet in te zien dat de activiteiten van de eenmanszaak van klager in enige mate aanleiding hebben gegeven tot het indienen van de onderhavige klacht. Derhalve doet zich niet de situatie voor dat klager de klacht heeft ingediend in het belang van de uitoefening van een bedrijf of beroep, dan wel in het commercieel belang van een organisatie. Het feit dat klager de klacht als particulier heeft ingediend en niet als onderneming kan ook niet tot het oordeel leiden, dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht. De hoedanigheid van klager is immers van belang in verband met de vaststelling of klachtengeld is verschuldigd. Indien dat, zoals hier, niet het geval is, doet de hoedanigheid van klager verder niet meer ter zake. De Commissie verwerpt op grond van het voorgaande de formele verweren van afzender nu deze ongegrond zijn en verder niet van invloed zijn op de uitkomst van de procedure.

2.  Kern van het inhoudelijke geschil van partijen is de vraag of afzender aan klager reclame via e-mail mocht toezenden. Daarbij gaat het in het bijzonder om de vraag of klager door middel van een actieve handeling voorafgaand aan het verzenden van de gewraakte nieuwsbrief hiervoor toestemming heeft verleend, zoals vereist op grond van artikel 1.3.a Code e-mail. Klager stelt dat hij nooit actieve toestemming heeft gegeven aan afzender. Gelet op die stelling ligt het op de weg van afzender om voldoende aannemelijk te maken dat klager wél de benodigde toestemming aan haar heeft gegeven. Op haar rust immers de bewijslast met betrekking tot de verleende toestemming. Dit volgt uit artikel 1.3.a Code e-mail, zoals dat artikel in verbinding met artikel 11.7 lid 1 van de Telecommunicatiewet dient te worden uitgelegd. Laatstgenoemde bepaling houdt in dat de verzender dient te kunnen aantonen dat de ontvanger toestemming heeft verleend voor, in dit geval, het toezenden van reclame via e-mail.

3.  Afzender heeft gesteld dat uit onderzoek door haar is gebleken dat het e-mailadres van klager op een beurs is gebruikt voor het aanvragen van informatie over verduurzamen van woningen en gebouwen. Tevens is volgens afzender door klager aangevinkt dat het ontvangen van verdere informatie over dit onderwerp op prijs wordt gesteld. Klager heeft dit alles betwist. Nu afzender hiertegenover op geen enkele wijze bewijs heeft aangedragen waaruit blijkt dat klager de vereiste toestemming heeft verleend, oordeelt de Commissie dat niet is komen vast te staan dat afzender aan klager reclame via e-mail mocht toezenden. Hieruit volgt dat afzender in strijd met artikel 1.3.a Code e-mail heeft gehandeld. De klacht is derhalve gegrond.

4.  Met betrekking tot het betoog van klager dat afzender hem op LinkedIn heeft opgezocht en gepoogd heeft hem als connectie toe te voegen, oordeelt de Commissie dat deze kwestie los staat van het verzenden van de reclame via e-mail. Ook verder kan hetgeen klager in dit verband aanvoert niet afzonderlijk tot het oordeel leiden dat afzender heeft gehandeld in strijd met de Code e-mail of de Nederlandse Reclame Code, zodat de Commissie daaraan verder voorbijgaat.

5.  De Commissie neemt nota van de mededeling van afzender dat klager inmiddels uit haar bestand is verwijderd. De Commissie gaat ervan uit dat dit tot gevolg heeft dat afzender niet opnieuw reclame via e-mail aan klager zal toezenden. Gelet hierop acht de Commissie het niet nodig om een aanbeveling te doen en wordt beslist als volgt.

 

De beslissing

De Commissie oordeelt dat afzender heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 1.3.a Code e-mail door reclame via e-mail aan klager te verzenden.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken