a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Voeding en drank

Status:

Dossiernr:

2021/00472 - CVB

Datum:

06-07-2022

Uitspraak:

CVB Aanbeveling Bevestigd (met wijziging gronden) (= Aanbeveling)

Product/dienst:

Voeding en drank

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Verpakking en etikettering

Het College van Beroep [6 juli 2022]

De bestreden uitingen

De klacht is gericht tegen de aanduiding “klimaatneutraal” op de verpakkingen van Arla biologische zuivel alsmede op de website www.arla.nl/klimaatneutraal en in commercials op Facebook en YouTube.

 

Het geschil bij de Commissie

De inleidende klacht luidt in essentie dat de claim ‘klimaatneutraal’ de indruk wekt dat Arla biologisch geen effect heeft op het klimaat. Arla kan deze claim, die een milieuclaim is, volgens geïntimeerde niet hard maken. Om die reden acht geïntimeerde de uitingen in strijd met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC). Voor de volledige weergave van de klacht wordt verder verwezen naar de beslissing van de Commissie.

De Commissie heeft, nadat zij bij een tussenbeslissing Arla in staat had gesteld de claim ‘klimaatneutraal’ nader te onderbouwen, de klacht op de volgende gronden toegewezen.

Met ‘klimaatneutraal’ wordt een gegarandeerd resultaat geclaimd, namelijk volledige compensatie van de door Arla biologisch uitgestoten broeikasgassen. De gemiddelde consument zal deze claim zo opvatten dat er zonder twijfel vanuit kan worden gegaan dat bij de productie van Arla biologisch zuivel per saldo geen enkel schadelijk effect op het klimaat optreedt. Om daadwerkelijk van ‘klimaatneutraal’ te kunnen spreken, dienen maatregelen te worden getroffen die met zekerheid ertoe leiden dat de invloed van genoemde stoffen op het klimaat, zolang deze in de atmosfeer aanwezig zijn, per saldo teniet wordt gedaan. Niet is betwist dat Arla deelneemt in gecertificeerde compensatieprojecten, die voldoen aan bepaalde erkende (theoretische) standaarden. De Commissie acht voldoende aannemelijk dat bij die projecten sprake is van een mate van compensatie van broeikasgassen. Naar het oordeel van de Commissie heeft Arla echter niet aangetoond dat het absoluut zeker is dat volledige en blijvende compensatie via haar bosprojecten is gegarandeerd, mede in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat over de mate van compensatie door bosprojecten volledige wetenschappelijke consensus bestaat. Verder heeft geïntimeerde opgemerkt dat op verschillende punten van de projecten waarin Arla investeert geen sprake is van feitelijke gegevens, maar van inschattingen, zoals bij het vaststellen van de baseline scenario’s en het inschatten van de mate van waarschijnlijkheid van onzekere toekomstige gebeurtenissen zoals brand, lekkage of onteigening. Ook gewijzigde politieke omstandigheden kunnen een rol spelen bij het voortbestaan van een project. Verder heeft Arla volgens de Commissie niet gereageerd op het argument dat toenemende klimaatopwarming een verhoogde uitstoot van CO2 door de compensatieprojecten tot gevolg kan hebben, waarmee in de projectrapporten geen rekening lijkt te zijn gehouden. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de juistheid van de absolute claim ‘klimaatneutraal’ niet in de door artikel 3 MRC vereiste mate is aangetoond en de claim daarom misleidend is in de zin van artikel 2 MRC. Dat, zoals Arla heeft gesteld, de aanduiding ‘klimaatneutraal’ nu eenmaal voorkomt in het keurmerk ‘Klimaatneutraal Product’ van de Carbon Neutral Group (CNG), met welk keurmerk Arla biologisch is gecertificeerd, leidt niet tot een ander oordeel. In de bestreden uitingen wordt, los van dit keurmerk en zonder voorbehoud, geclaimd dat Arla biologisch “klimaatneutraal” is.

 

De grieven

De grieven worden, met inachtneming van de toelichting die Arla ter zitting van het College heeft gegeven, als volgt weergegeven.

Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat onvoldoende is aangetoond dat de beoogde compensatie daadwerkelijk gerealiseerd wordt binnen de bewuste bosprojecten. Arla voldoet aan alle vastgestelde en hoogste normen om klimaatneutraliteit te mogen claimen. Zij toont aan dat er wel degelijk voldoende compensatie plaatsvindt. De emissiereducties worden berekend op basis van actuele data en feitelijke metingen volgens erkende richtlijnen en standaarden. Arla Foods wil vooruitlopen op Europese en Nederlandse politieke afspraken die gemaakt zijn om Europa in 2050 klimaatneutraal te maken. Aangezien de uitstoot niet naar nul kan, is afgesproken dat klimaatneutraliteit bereikt moet worden door reductie van uitstoot en opname van broeikasgassen uit de atmosfeer. Klimaatneutraal is een algemeen erkende definitie met strenge randvoorwaarden. Klimaatneutraal standaarden baseren deze standaarden op internationaal erkende richtlijnen. Arla heeft gekozen voor de Climate Neutral Certification standaard van de CNG. Dit is een onafhankelijk keurmerk. Volgens die standaard betekent een klimaatneutraal product dat: alle broeikasgassen van de uitstoot in hele keten, dus CO2, lachgas en methaan, berekend zijn volgens erkende methodes, deze uitstoot ieder jaar continu verminderd wordt, en de uitstoot van broeikasgassen die dan nog resteert volledig gecompenseerd wordt, bijvoorbeeld via carbon credits van VCS-gecertificeerde bosprojecten. Arla voldoet aan de eisen van de ‘Climate Neutral Certification-standaard’ en voert het keurmerk van CNG op haar verpakkingen onder vermelding van de website waarop meer informatie te vinden is. Voor de aankoop van carbon credits volgt Arla de richtlijnen van ICROA, die als robuust en betrouwbaar worden beschouwd. De emissiereducties zijn aanvullend en ‘ex post’ berekend, worden conservatief gemeten en worden berekend op basis van actuele data en feitelijke metingen. De ACM heeft in de Leidraad Duurzaamheidsclaims opgenomen wanneer en hoe klimaatneutraliteit mag worden geclaimd. Arla voldoet aan deze eisen. Arla is heel transparant naar consumenten en vermeldt dat zij klimaatneutraal is door compensatie en reductie, met een verwijzing naar haar website voor een verdere toelichting. Een meer genuanceerde claim, zoals ‘klimaatbewust’ of ‘onderweg naar klimaatneutraal’, is vager voor consumenten en om die reden in strijd met de richtlijnen van de ACM.

 

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de Commissie. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

Het standpunt van Arla is toegelicht aan de hand van pleitnotities die als hier ingelast worden beschouwd. Daarbij is door Arla uitdrukkelijk gesteld dat geen sprake is van een absolute milieuclaim, maar van een relatieve milieuclaim, nu de claim specifiek aan het CNG keurmerk is gerelateerd en Arla gerechtigd is dit keurmerk te voeren bij biologische zuivel. Hierdoor verschilt deze zaak van eerdere zaken waarin is geoordeeld over klimaatneutrale- of CO2-neutrale claims. In die zaken was wel sprake van een absolute milieuclaim.
Geïntimeerde heeft daarna haar standpunt toegelicht.
Op hetgeen ter zitting is verklaard zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

Het oordeel van het College

1.  Kern van de klacht is dat de door Arla in de bestreden uitingen gebruikte milieuclaim ‘klimaatneutraal’ onvoldoende rechtvaardiging vindt in het aanwezige feitenmateriaal. Bij de Commissie heeft het geschil zich vervolgens toegespitst op de vraag of Arla deze claim in de vereiste mate kan onderbouwen. Daarbij is de Commissie ervan uitgegaan dat het hier een op zichzelf staande absolute milieuclaim betreft, te weten een claim die door Arla wordt gebruikt los van het klimaatneutraalkeurmerk van CNG. Ter zitting bij het College heeft Arla echter uitdrukkelijk gesteld dat de claim niet absoluut is, omdat deze wel is gerelateerd aan dat keurmerk en ook zo is bedoeld. Arla stelt dat zij de claim ‘klimaatneutraal’ alleen gebruikt in combinatie met het CNG keurmerk en onder verwijzing naar de standaard van de CNG. Het bestaan van een standaard betekent volgens Arla dat de claim niet onbeperkt of absoluut is, maar is gedefinieerd door de standaard waarop de claim ziet. Arla stelt dat zij voldoet aan de vereisten voor het gebruik van het keurmerk en daarmee voor het gebruik van de door haar gestelde relatieve claim. Verder stelt zij dat duidelijk aan de consument wordt uitgelegd dat de claim ‘klimaatneutraal’ is gerelateerd aan de standaard van CNG en de daarbij behorende compensatie en reductie. Onderdeel van de klimaatneutraal-certificering door CNG betreft volgens Arla 1) berekening van alle broeikasgassen volgens een erkende carbon footprint methode, 2) vermindering van de uitstoot in lijn met het klimaatakkoord van Parijs, 3) compensatie van het restant van de uitstoot via carbon credits van VCS-gecertificeerde bosprojecten en 4) transparantie.

2.  Beoordeeld dient te worden welke betekenis toekomt aan het uitdrukkelijk inroepen van het CNG klimaatneutraalkeurmerk door Arla. Niet ter discussie staat dat Arla biologische zuivel is gecertificeerd volgens de standaard van het CNG en daarom het keurmerk mag dragen. Het keurmerk is, specifiek in verband met zuivel, door Milieu Centraal aangemerkt als een “topkeurmerk klimaat”. Geïntimeerde heeft niet betwist dat het keurmerk extra waarborgen inhoudt. Arla kan op grond van het voorgaande niet het recht worden ontzegd zich in reclame-uitingen op dat keurmerk te beroepen. Indien Arla in de uitingen duidelijk maakt dat de claim specifiek aan dat keurmerk is gerelateerd, zal de gemiddelde consument begrijpen dat Arla gerechtigd is dit keurmerk te voeren in het kader van het neutraliseren van de CO2-uitstoot van de productie van biologische zuivel overeenkomstig de eisen van het keurmerk. Daarmee is het de vraag of uit de uitingen voldoende blijkt dat Arla zich op het CNG keurmerk beroept. Dit dient per afzonderlijke bestreden uiting te worden beoordeeld.

3.  Ten aanzien van de verpakking is van belang dat op de voorzijde daarvan bovenaan opvallend staat: “klimaatneutraal*”, welke mededeling onderaan de verpakking wordt herhaald en dan is voorzien van de toevoeging “door compensatie en reductie, zie zijkant”. Geheel onderaan staat een blauw logo met de tekst “klimaatneutraal product”. Op de zijkant van de verpakking staat, voor zover hier van belang:
“Dit product is klimaatneutraal*. *Dit betekent dat we de uitstoot van alle broeikasgassen die in onze gehete keten vrijkomen (van koe tot koelkast) compenseren en reduceren. Zo zetten we ons in voor de wereld van vandaag en morgen.
Compenseren
Alle broeikaslasgassen die we nog reduceren, compenseren we door te investeren in projecten gericht op aanplanten van bossen en behoud van regenwoud. (…)
Meer weten over onze initiatieven?
Check Arla.nl/klimaatneutraal
Goedgekeurd volgens de standaard van Climate Neutral Group.
www.climateneutralcertification.com.”
Op de webpagina www.arla.nl/klimaatneutraal/ wordt uitdrukkelijk de claim ‘klimaatneutraal’ gebruikt zonder verwijzing naar het keurmerk. Indien men vanuit deze pagina klikt op de link “vragen en antwoorden over klimaatneutraal”, ziet men een overzichtspagina. Door op die pagina te klikken op de informatie onder het kopje ‘Onafhankelijke certificering en controle’ ziet men informatie over het CNG keurmerk.

4.  De uitleg die Arla op deze wijze op de verpakking en op de website aan de milieuclaim ‘klimaatneutraal’ geeft, is voor de gemiddelde consument niet direct kenbaar als een verwijzing naar het CNG klimaatneutraal keurmerk. Dit keurmerk wordt op de zijkant van de verpakking niet duidelijk aangewezen als dé basis voor de onderhavige milieuclaim. Het College acht de mededeling op de verpakking “Goedgekeurd volgens de standaard van Climate Neutral Group” onvoldoende specifiek om enkel op grond daarvan te kunnen aannemen dat voor de gemiddelde consument duidelijk sprake is van een aan dat milieukeurmerk gerelateerde milieuclaim. Ook de enkele verwijzing naar de website van CNG op de verpakking maakt dit niet duidelijk. Hetzelfde geldt voor het blauwe logo “klimaatneutraal product” op de voorzijde van de verpakking. Daarbij is niet gebleken dat het om een keurmerk gaat dat inmiddels zo bekend is bij het publiek dat het logo zelf, alsmede de invulling en de betekenis daarvan algemeen bekend kunnen worden geacht en geen nadere toelichting meer behoeven. Op de website van Arla is de informatie over het CNG keurmerk slechts indirect te vinden, te weten door actief de informatie te zoeken en daartoe op de juiste hyperlinks te klikken. In de overige uitingen ontbreekt elke verwijzing naar het CNG keurmerk, zodat in zoverre de gemiddelde consument in het geheel niet wordt geïnformeerd dat het om een aan het CNG-keurmerk gerelateerde claim gaat.

5.  Op grond van het voorgaande is de specifieke invulling die Arla aan de claim ‘klimaatneutraal’ geeft voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk waardoor hij deze claim als een op zichzelf staande milieuclaim zal beschouwen, dat wil zeggen los van het CNG- keurmerk. Nu uit de stellingen van Arla in beroep volgt dat dit laatste niet haar bedoeling is, kan worden volstaan met de constatering dat Arla de specifieke invulling van de klimaatneutraalclaim voor de gemiddelde consument onvoldoende helder heeft gemaakt, dat wil zeggen niet direct kenbaar heeft gemaakt door duidelijke en in het oog springende bewoordingen waaruit blijkt dat de claim specifiek aan het CNG keurmerk is gerelateerd. Doordat deze specificatie onvoldoende is (ten aanzien van de verpakking en de website) dan wel ontbreekt (ten aanzien van de overige uitingen), zijn de uitingen misleidend in de zin van artikel 2 MRC in verbinding met artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code. Er is immers sprake van een omissie van essentiële informatie over milieuaspecten die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over de transactie te nemen. Het College komt aldus op andere gronden dan de Commissie tot het oordeel dat de uitingen in strijd zijn met artikel 2 MRC. Het College acht de uitingen echter niet tevens in strijd met artikel 3 MRC. Arla kan zich immers in verband met de klimaatneutraalclaim beroepen op het feit dat haar biologische zuivel is gecertificeerd volgens het CNG keurmerk. Het College beslist daarom als volgt.

 

De beslissing van het College van Beroep

Het College bevestigt, met wijziging van gronden, de beslissing van de Commissie, dat de bestreden reclame-uitingen in strijd met artikel 2 MRC zijn. Het College vernietigt de beslissing voor zover de Commissie de uitingen tevens in strijd met artikel 3 MRC heeft geacht.

 

[Hieronder volgen de beslssingen waartegen beroep is ingesteld]

Tussenbeslissing d.d. 09-12-2021
 (hierna volgt de eindbeslissing d.d. 29-03-2022):

De bestreden reclame-uiting

Het betreft de aanduiding “klimaatneutraal” voor Arla biologische zuivel op de verpakking van deze producten, op de website www.arla.nl/klimaatneutraal en in filmpjes en commercials op Facebook en YouTube.

De bij de klacht overgelegde foto van een verpakking Arla biologisch en de afdruk van een pagina van de genoemde website zijn in kopie bij deze uitspraak gevoegd.

 

De klacht

Klaagster heeft het volgende aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven.

De claim ‘klimaatneutraal’, waarmee Arla reclame maakt voor haar biologische zuivelproducten, wekt de indruk dat Arla biologisch geen effect heeft op het klimaat. Deze claim, die een milieuclaim is, kan niet hard worden gemaakt en is om die reden in strijd met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC). Arla beschrijft op haar website dat ze haar biologische producten klimaat-neutraal maakt door de verwachte uitstoot van Arla biologisch in 2021 van ongeveer 52.000 ton CO2-equivalenten te compenseren door middel van het investeren in het aanplanten van nieuwe bomen in Oost-Afrika en het behoud van regenwouden in Indonesië en het Amazonegebied. Volgens klaagster komt de claim ‘klimaatneutraal’ van Arla op hetzelfde neer en is deze op dezelfde wijze onderbouwd als de claim ‘CO2-neutraal’ (van Shell), die door de Commissie in dossier 2021/00190 is beoordeeld. Ook Arla maakt gebruik van ‘Verified Carbon Standard’ (VCS) om de ‘compensatie te garanderen’. Organisaties als VCS verhandelen voluntary carbon credits. De Commissie heeft in dossier 2021/00190 de claim ‘CO2-neutraal’ in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC bevonden. Klaagster verwijst naar (een gedeelte van) de overwegingen van de Commissie in deze uitspraak, waaronder de overwegingen dat “het systeem van aankoop van CO2-credits om de verminderde uitstoot van broeikasgassen te compenseren, teneinde de status van koolstofneutra-liteit te bereiken (…) een theoretisch, op afspraken gebaseerd systeem” betreft en dat “het voldoen aan deze theoretische, op afspraken gebaseerde normen (…) zonder degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende bewijzen dat in de praktijk ook daadwerkelijk gegarandeerd sprake is van volledige compensatie, ontoereikend is om op zichzelf als onderbouwing van de absolute milieuclaim (…) te dienen.”

Klaagster verwijst ter onderbouwing van haar klacht naar de argumenten die de klagers in dossier 2021/00190 hebben aangevoerd. Deze komen in het kort op het volgende neer.

a) De klimaatwetenschap toont aan dat CO2-opname (onder andere door aanplant van bomen) geen alternatief is voor CO2-reductie. Beide moeten tegelijkertijd plaatsvinden om te beschermen tegen gevaarlijke klimaatverandering, en zijn niet uitwisselbaar.

b) De projecten waarmee de claim CO2-neutraal/klimaatneutraal wordt onderbouwd, zijn niet gereguleerd door overheden. De verificatie-instanties worden betaald door de projectbeheerders, waardoor belangenconflicten ontstaan.

c) De methodologieën die aan de totstandkoming van voluntary carbon credits ten grondslag liggen, zijn nauwelijks in objectieve zin controleerbaar. In de eerste plaats is CO2-opname door bomen praktisch niet vooraf te voorspellen, omdat dit afhankelijk is van variabele factoren zoals neerslag en temperatuur. De boekhouding op dit vlak is dan ook onnauwkeurig en het is in feite misleidend om te suggereren dat dit ‘een kwestie van boekhouding’ is, terwijl er op zijn minst een zeer complex, duur, arbeidsintensief empirisch onderzoek voor nodig is. Ten tweede moet de CO2-opname worden afgezet tegen het basisscenario om te kunnen bepalen of het compensatieproject echt een verschil maakt. Hierbij wordt uitgegaan van fictieve scenario’s om de door het project veroorzaakte CO2-opname zo hoog mogelijk in te schatten.

d) In de tijd die zit tussen de uitstoot van CO2 en de CO2-opname door een boom vindt opwarming plaats, die de CO2-opname vermindert en zelfs CO2-uitstoot creëert, omdat droogte, hitte en bosbranden toenemen. De door de broeikasgasuitstoot ontstane schade is zeker, terwijl de compensatie hiervan door het planten van bomen en het beschermen van bossen onzeker en in feite onwaarschijnlijk is, aldus klaagster.

In het geval van de producten van Arla komt hier nog bij dat het voor een groot deel gaat om de uitstoot van methaan, dat een kortlevend, maar op de korte termijn veel sterker broeikasgas is dan CO2. Bomen nemen wel CO2 op, maar geen methaan. Ook dit gegeven maakt dat er een kloof is tussen de broeikasgasuitstoot van Arla en de compensatieprojecten. Het is zeker dat deze uitstoot op korte termijn al resulteert in klimaatopwarming, maar het is onzeker en onwaarschijnlijk dat de projecten die Arla steunt dit opwarmende effect tegengaan.

Concluderend stelt klaagster dat de claim van Arla dat haar biologische zuivel klimaatneutraal is strijdig met de waarheid is en daardoor in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.

 

Het verweer

Het verweer wordt als volgt samengevat.

Het tegengaan van klimaatverandering is voor Arla een topprioriteit. Zij heeft zich daarbij tot doel gesteld om in 2050 als totale zuivelcoöperatie netto klimaatneutraal te zijn. Hoewel daarbij de focus ligt op reductie van broeikasgassen in de hele keten, “van koe tot koelkast”, is het niet haalbaar om op dit moment alle broeikasgasuitstoot te reduceren; er is geen eenvoudige oplossing om koeien minder methaan te laten uitstoten. Daarom kiest Arla als oplossing op de korte termijn ervoor om, in aanvulling op haar ambitieuze reductieplannen (voor Arla biologisch 30% in 2028), de uitstoot van Arla biologisch te compenseren door te investeren in gecertificeerde projecten die bossen aanplan-ten en regenwouden beschermen. Door behoud van regenwoud wordt voorkomen dat de enorme hoeveelheid koolstof die in de bodem en de bomen ligt opgeslagen door illegale ontbossing wordt uitgestoten.

Arla hanteert in haar uitingen de term ‘klimaatneutraal’ (en niet CO2-neutraal), omdat klimaat-neutraal niet alleen over het broeikasgas koolstofdioxide (CO2) gaat, maar ook over de in het geval van zuivel belangrijke broeikasgassen methaan en lachgas. Ook hanteert Arla de term ‘klimaat-neutraal’ omdat haar aanpak aansluit bij de definitie van ‘klimaatneutraal product’, zoals deze wordt gehanteerd door de ISO 14021-standaard, de Leidraad duurzaamheidsclaims van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en het Climate Neutral Group keurmerk. De Arla biologisch producten dragen het ‘Klimaatneutraal Product Keurmerk’ van de onafhankelijke organisatie Climate Neutral Group (CNG). CNG is eigenaar van de ‘Klimaatneutraal’ standaard. Om te voldoen aan de certificering voor ‘klimaatneutraal product’ wordt getoetst of (i) alle uitgestoten broeikasgassen in de gehele keten – dus CO2, lachgas en methaan – in kaart zijn gebracht volgens methoden en bronnen die door internationale standaarden zijn geaccepteerd, (ii) de uitstoot continu wordt verminderd en de voortgang wordt gemonitord, (iii) de overgebleven broeikasgassen die nog vrijkomen volledig worden gecompenseerd volgens erkende standaarden en (iv) transparant wordt gecommuniceerd, waarbij de claim in overeenstemming is met wat conform de certificering is geverifieerd. Arla heeft aan de audit voor certificering succesvol voldaan.

De claim ‘klimaatneutraal’ is niet misleidend voor consumenten, aldus Arla. ‘Klimaatneutraal’ impliceert niet dat Arla’s biologische zuivel geen effect heeft op het klimaat, zoals in de klacht wordt gesteld. In de uitingen wordt duidelijk en begrijpelijk uitgelegd wat de term ‘klimaatneutraal’ inhoudt, te weten reductie en compensatie volgens het Keurmerk Klimaatneutraal Product van CNG. Er wordt duidelijk gesteld dat het gaat om het terugdringen van productemissies en dat aanvullend compensatie wordt gebruikt voor de emissies die nog niet kunnen worden verminderd. Op de verpakking is ‘klimaatneutraal’ met een asterisk naar de definitie daarvan vermeld, evenals details over compensatie en reductie en een verwijzing naar de website. Op de website heeft Arla ook informatie over de berekeningen en een rapport van de footprint van haar producten gepubliceerd, alsmede het bewijs van aankoop van CO2-compensatiecredits. Ook op social media wordt dit toegelicht. De door Arla gebruikte communicatie is transparant en bovendien in lijn met de Leidraad duurzaamheidclaims van de ACM. Deze richtlijnen voorzien uitdrukkelijk in de mogelijkheid om (absolute) claims te maken en geven weer hoe deze claims op een acceptabele manier kunnen worden gemaakt.

De claim ‘klimaatneutraal’ is volgens Arla ook aantoonbaar juist. Berekeningen rond klimaateffecten en klimaatopwarming zijn zeer complex en er bestaat onder wetenschappers een veelheid aan opvattingen en meningen over het modelleren van klimaateffecten. Arla werkt samen met partijen die de hoogste onafhankelijke standaarden en normen, die op basis van wetenschappelijke inzichten en expertdiscussies tot stand zijn gekomen, toepassen. Arla meent dat zij op grond van het volgende volledig voldoet aan het vereiste om de claim ‘klimaatneutraal’ voor Arla biologisch te substantiëren met voldoende en solide bewijs:

De aanpak om te komen tot de klimaatneutraal-claim is gebaseerd op internationaal erkende normen, zoals ISO 14021 (het communiceren van klimaatneutraliteit) en ISO 14067 (het berekenen van de klimaatvoetafdruk). Deze normen weerspiegelen het huidige inzicht in de interpretatie en implementatie van de klimaatwetenschap op dit gebied.
De Arla biologisch producten voldoen aan de richtlijnen van de Climate Neutral Group met betrekking tot de aanpak en het bewijsmateriaal voor de claim klimaatneutraal, hetgeen daarnaast door een derde onafhankelijke auditor wordt geverifieerd.
De klimaatvoetafdruk voor het Arla biologisch assortiment is berekend door specialisten van het Research Institute of Sweden (RISE), voldoet aan de ISO 14067-norm en is openbaar beschikbaar op de website van Arla.
Voor de inkoop van compensatiecredits werkt Arla samen met Natural Capital Partners (NCP), dat lid is van ICROA (International Carbon Reduction & Offsetting Alliance). De kwaliteit en de betrouwbaarheid van de drie compensatieprojecten die Arla inkoopt, worden geborgd door de Verified Carbon Standard, wereldwijd een van de beste normen voor klimaatcompensatie.

Het systeem van koolstofcompensatie dat door Arla wordt gebruikt is ‘degelijk, onafhankelijk, verifieerbaar en algemeen erkend’ om te voldoen aan de vereisten van artikel 3 MRC over absolute milieuclaims. Bij het ontwikkelen en het herzien van de vereisten voor certificeringsnormen worden wetenschappelijke experts geraadpleegd, zodat er wetenschappelijk bewijs is achter de kwantifi-cering van projectresultaten die de basis vormen voor het verstrekken van koolstofkredieten. De projecten waarvan Arla credits koopt, zijn gebaseerd op methodologieën die voldoen aan REDD+ (Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation) en CDM (Clean Development Mechanism), beide processen die zijn ontwikkeld in het kader van UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change). De reeds vastgelegde of gereduceerde projecten zijn gecertificeerd en worden gemonitord door de Verified Carbon Standard (VCS). Deze onafhankelijke controle garandeert dat de klimaatcompensatie daadwerkelijk plaatsvindt, goed en conservatief wordt gemeten, onafhankelijk wordt geverifieerd door geaccrediteerde auditors, additioneel en permanent is, transparant wordt gecommuniceerd en slechts eenmaal wordt geclaimd.

Naast de kwaliteit en betrouwbaarheid van het gebruikte VCS-systeem, noemt Arla de volgende “bewijzen om de milieuclaim te onderbouwen”:

Op de website van Arla is de volledige footprintberekening voor 2021 gepubliceerd: 52.000 ton CO2-eq voor Nederland (en 123.128 ton CO2-eq voor Denemarken, in totaal 175.128 ton).
Op de website staat het bewijs van aankoop van in totaal 320.000 ton CO2-eq carbon credits, ruim voldoende voor de in 2021 benodigde compensatie van in totaal 175.128 ton CO2-eq.
Er is in de praktijk sprake van volledige compensatie, doordat Arla de volledige uitstoot van de klimaatneutrale producten compenseert met ex-post carbon credits. Dit zijn credits die pas worden uitgegeven nadat de klimaatimpact heeft plaatsgevonden. De uitgifte gebeurt na controle en verificatie van het project en het monitoringsrapport door een externe audit, waarbij het project wordt bezocht. Dit betekent dat het bosecosysteem is beschermd en de geplante bomen al zijn gegroeid en de CO2 hebben opgenomen wanneer de compensatiecredit wordt verstrekt.
De methodologieën die ten grondslag liggen aan de uitgifte, de handel en het gebruik van CO2-credits die Arla aanschaft, zijn verifieerbaar, nu deze beschikbaar zijn op de homepage van de openbare database Verra en in detail beschrijven hoe de kwantificering van de klimaatwinst wordt berekend. De methodologieën die worden gehanteerd voor de verschillende projecten die de door Arla gebruikte credits genereren, staan op de desbetreffende projectpagina’s. Voor de bosbeschermingsprojecten in Brazilië en Indonesië worden de credits verstrekt op basis van het uitgebreid in kaart brengen van de koolstofvoorraden, het opmeten van bomen en het gebruik van satellietbeelden en koolstofmodellen. Eventuele negatieve veranderingen in de koolstof-voorraden door bijvoorbeeld illegale houtkap resulteren in inhoudingen op de tegoeden die kunnen worden uitgegeven. Voor het boomplantproject in Oeganda worden de CO2-credits uitgegeven op basis van het meten van de boomgroei en soortspecifieke vergelijkingen om de groei te herberekenen in de daadwerkelijke koolstofopname.
De duurzaamheid van de projecten, dat wil zeggen het ervoor zorgen dat de beschermde bossen en geplante bomen beschermd blijven, wordt verzekerd door het projectontwerp, waarbij veel aandacht wordt besteed aan de voordelen van het project voor de lokale gemeenschappen. Verder is er bij het projectontwerp aandacht voor het minimaliseren en het mitigeren van de risico’s.

Naar aanleiding van de stelling van klaagster dat er een kloof bestaat tussen Arla’s broeikasgas-uitstoot en compensatieprojecten, omdat bomen wel CO2, maar geen methaan opnemen, merkt Arla het volgende op. De door de melkveehouderijsector uitgestoten broeikasgassen CO2, methaan en lachgas verschillen in de wijze waarop zij de opwarming van de aarde beïnvloeden. Methaan is bijvoorbeeld een sterker broeikasgas dan CO2, maar blijft ‘slechts’ 12 jaar in de atmosfeer terwijl CO2 honderden jaren blijft bestaan. Om de broeikasgassen te kunnen vergelijken en optellen, worden de gassen uitgedrukt in CO2-equivalenten. Het CO2-equivalent van methaan is 34 (1 kilo methaan heeft hetzelfde effect als 34 kilo CO2) en het CO2-equivalent van lachgas is 298. In de voetafdrukberekening van Arla zijn alle broeikasgassen ‘van koe tot koelkast’, dus ook methaan en lachgas, meegerekend en teruggerekend naar CO2-equivalenten. De rekenmethodiek is science based en voldoet aan de ISO 14067-standaard. De gebruikelijke en voorgeschreven GWP100-factoren (Commissie: Global Warming Potentials) worden hierbij gehanteerd. Omdat de compensa-tiecredits die Arla gebruikt om de emissies te compenseren zijn gecertificeerd en geverifieerd volgens de VCS-standaard die eveneens de GWP100-emissiefactoren gebruikt, zijn de uitstoot en compensatiecredits gebaseerd op dezelfde eenheid en is het mogelijk om de uitstoot van andere broeikasgassen dan CO2 te compenseren, zelfs als de koolstofkredieten alleen betrekking hebben op vermeden en vastgelegde emissies van CO2.

Arla concludeert dat de claim ‘klimaatneutraal’ voor het Arla biologisch assortiment niet in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC.

 

De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van de Commissie beantwoord.

Voor zover nodig wordt hierop ingegaan in het oordeel.

 

Het oordeel van de Commissie

1) Kern van de klacht is dat de claim “klimaatneutraal”, die Arla gebruikt voor haar biologische zuivel op de productverpakkingen, op de website www.arla.nl en in filmpjes en commercials op social media, volgens klaagster niet kan worden waargemaakt en om die reden in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC. Krachtens artikel 2 MRC mag een milieuclaim de consument niet misleiden over milieuaspecten van het aangeprezen product of over de bijdrage van de adverteerder aan het handhaven of bevorderen van een schoon leefmilieu in het algemeen. In artikel 3 MRC is bepaald dat op de adverteerder de bewijslast dat haar milieuclaim juist is, rust. Daarbij geldt dat naarmate de claim absoluter is geformuleerd, zwaardere eisen aan het bewijsmateriaal worden gesteld.

2) De Commissie stelt voorop dat voor haar is komen vast te staan dat Arla zich inspanningen getroost om de uitstoot van broeikasgassen van haar bedrijf te reduceren en dat zij daarnaast investeringen doet om de resterende broeikasgasuitstoot te compenseren. De Commissie waardeert het streven van Arla om in 2050 als totale zuivelcoöperatie netto klimaatneutraal te zijn. Het staat Arla op zich vrij om deze inspanningen in reclame-uitingen onder de aandacht van de consument te brengen. Dit neemt niet weg dat kan worden getoetst of de wijze waarop Arla dit doet in overeenstemming is met de Nederlandse Reclame Code, in het bijzonder met de Milieu Reclame Code. De claim gaat daarbij wezenlijk verder dan dat sprake is van een inspanning. Arla claimt immers een resultaat door haar biologische zuivel aan te prijzen met de claim “klimaatneutraal”.

3) Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de aanduiding “klimaatneutraal” zo opvatten dat de productie van Arla biologische zuivel geen invloed heeft op het klimaat in die zin      dat schadelijke effecten op het klimaat volledig worden tenietgedaan (geneutraliseerd) door de maatregelen die Arla daar tegenoverstelt. De claim “klimaatneutraal” is aan te merken als een absolute milieuclaim als bedoeld in artikel 3 MRC, waarvan de bewijslast van de juistheid op Arla rust. Het kader voor de wijze waarop het bewijs van een dergelijke absolute milieuclaim moet worden geleverd, is geschetst in dossier 2021/00190. Dit betekent dat Arla met degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende bewijzen moet aantonen dat in de praktijk, dus feitelijk daadwerkelijk gegarandeerd sprake is van volledige compensatie van de (na reductie resterende) uitstoot van Arla biologisch.

4) Niet is bestreden dat Arla om compensatie te bereiken investeert in gecertificeerde projecten voor bescherming van het regenwoud en aanplant van bomen, welke projecten worden gewaardeerd op basis van carbon credits. Naar het oordeel van de Commissie dient het gebruik van CO2-credits om de verminderde uitstoot van CO2 te compenseren op zich toelaatbaar te worden geacht (vgl. dossier 2021/00002 en 2021/00188). Bij (biologische) zuivel gaat het niet alleen om de compensatie van uitstoot van CO2, maar ook van de broeikasgassen methaan en lachgas. Tegenover de enkele stelling van klaagster dat bomen wel CO2 opnemen maar geen methaan, heeft Arla aangevoerd  dat in het systeem van carbon credits rekening wordt gehouden met het verschil in mate waarin de broeikasgassen CO2, methaan en lachgas bijdragen aan klimaatverandering en dat daarom een omrekening plaatsvindt naar CO2-equivalenten, welke eenheid bij de bepaling van zowel de uitstoot als de compensatie wordt gebruikt. Klaagster heeft de omrekening op zich niet gemotiveerd weersproken. De Commissie zal er dan ook van uitgaan dat die omrekening op zich juist is.

5) Arla heeft ter onderbouwing van haar claim gewezen op het op haar website gepubliceerde ‘Certificate of Purchase’ van 320.000 ton CO2-equivalenten, met welke aankoop volgens haar ruimschoots wordt voldaan aan de totaal benodigde carbon credits voor compensatie van de voor 2021 verwachte uitstoot van Arla biologisch in Nederland (52.000 ton CO2-eq) en Denemarken (ruim 123.000 ton CO2-eq). Verder heeft Arla onder meer aangevoerd dat de bosprojecten waarin zij investeert zijn gecertificeerd volgens de Verified Carbon Standard, die is gebaseerd op peer reviewed wetenschappelijk onderzoek en dat alleen ex post carbon credits worden gebruikt, die pas na het meetmoment worden uitgegeven en dus, aldus Arla, het daadwerkelijke effect van het project na een bepaalde periode laten zien.

Klaagster heeft betwist dat kan worden aangetoond dat bij de bosprojecten waarin Arla investeert daadwerkelijk sprake is van opslag en opname van de aangegeven hoeveelheid CO2-eq (320.000 ton). Klaagster heeft hiertoe (ter zitting) onder meer gewezen op onzekerheden in de berekeningen rond de opname en opslag van CO2 door vegetatie op het land en de daardoor ontstane verschillen in de gehanteerde rekenmodellen. Ook heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid van brand of ziekte in de betrokken bossen en op het relatief vaak vastgestelde ‘weglekken’ van ontbossing uit beschermde gebieden.

6) Gelet op voorgaande gemotiveerde betwisting door klaagster ligt het op de weg van Arla om aan te tonen dat bij de bosprojecten waarin zij investeert sprake is van een daadwerkelijke feitelijk vastgestelde compensatie van 320.000 ton CO2-eq en dus de uitstoot van Arla biologisch in Nederland (52.000 ton CO2-eq) en Denemarken (ruim 123.000 ton CO2-eq) door de aankoop van carbon credits ruim wordt gecompenseerd. Uit de stelling van Arla dat de bosprojecten waarin zij investeert zijn gecertificeerd volgens de op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde Verified Carbon Standard kan worden afgeleid dat met de aankoop van 320.000 ton CO2-eq theoretisch is voldaan aan de totaal benodigde hoeveelheid carbon credits voor compensatie van de verwachte broeikasgasuitstoot in 2021. Hiermee is echter (nog) niet komen vast te staan dat in de praktijk door de investeringen van Arla in de bosprojecten feitelijk gegarandeerd 320.000 ton CO2-eq wordt gecompenseerd. Een beroep op theoretische normen, nog afgezien van wat klaagster hier tegenin heeft gebracht, is zonder degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende bewijzen dat in de praktijk ook daadwerkelijk gegarandeerd sprake is van volledige compensatie, ontoereikend om op zichzelf als onderbouwing van de absolute milieuclaim te dienen. Dat Arla stelt dat zij, anders dan volgens haar in dossier 2021/00190 het geval was, gebruik maakt van ex post carbon credits, kan ook niet zonder meer als voldoende bewijs worden beschouwd.

7) Alvorens een (eind)oordeel te geven over de bestreden uitingen, acht de Commissie het noodzakelijk dat Arla aanvullende informatie verschaft, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat Arla heeft bewezen dat feitelijk (dus in de praktijk) met de door haar aangekochte carbon credits  gegarandeerd 320.000 ton CO2-eq wordt gecompenseerd en de uiting ‘klimaatneutraal’ in de zin dat schadelijke effecten op het klimaat volledig worden tenietgedaan (geneutraliseerd) door de maatregelen die Arla daar tegenoverstelt (zie het oordeel onder 3), dus aantoonbaar juist is. Arla zal daarbij dienen toe te lichten hoe de compensatie feitelijk/in de praktijk wordt gemeten. Zij kan daarbij, gegeven hetgeen is overwogen in het oordeel onder 6, niet volstaan met theoretische berekeningen. Na ontvangst van de informatie zal klaagster in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.

8) De Commissie houdt iedere verdere beslissing aan.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie stelt Arla in de gelegenheid binnen vier weken na dagtekening van deze beslissing aanvullende schriftelijke informatie te verstrekken als bedoeld in het oordeel onder 7.

Vervolgens zal klaagster in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren.

Voor het overige houdt de Commissie haar beslissing aan.

 


Eindbeslissing d.d. 29-03-2022

Aanvullende informatie van Arla naar aanleiding van de tussenbeslissing

Arla voert – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aan met betrekking tot de compensatie die wordt gerealiseerd door de compensatieprojecten waarvan Arla carbon credits koopt, als bewijs dat in de praktijk daadwerkelijk sprake is van volledige compensatie van 320.000 ton CO2-eq. (Arla verwijst hierbij via links naar diverse bronnen).

De compensatieprojecten waarvan Arla carbon credits koopt zijn gevalideerd en geverifieerd volgens de VCS-standaard door onafhankelijke expert auditors. Dat houdt in dat de kwantificering van het klimaatvoordeel van gereduceerde of uit de atmosfeer verwijderde broeikasgassen moet voldoen aan de rekenmethode in de VCS-standaard en is gebaseerd op feiten van het specifieke project. De VCS-standaard is een degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende standaard. Het VCS-systeem is zo ontworpen dat projecten een conservatieve benadering hanteren bij het kwantificeren van de gegenereerde klimaatvoordelen, wat betekent dat de toegepaste methodologieën de vermeden of verwijderde uitstoot van broeikasgassen niet overschatten. De VCS-kwaliteitsborgingsprincipes zorgen ervoor dat alle VCS-gecertificeerde carbon credits reducties of verwijderingen van broeikasgassen vertegenwoordigen die additioneel, reëel (ex post) en meetbaar zijn, conservatief geschat, permanent, onafhankelijk geverifieerd, uniek genummerd en transparant geregistreerd. Voor verschillende typen compensatieprojecten zijn verschillende typen rekenmethodes goedgekeurd door VCS. Naast Verra, de organisatie achter VCS, beoordelen validation/verification bodies (VVB’s) voorgestelde rekenmethodes op conformiteit met de vereisten van het VCS-programma en wetenschappelijke best practices. Arla verwijst met links naar de drie door VCS goedgekeurde rekenmethodes die worden gebruikt voor de drie compensatieprojecten Rimba Raya, Purus Acre en TIST Uganda. Bij bosprojecten wordt vóór de start van het project (ex ante) de op dat moment aanwezige koolstofopslag in het projectgebied berekend. Dit is de baseline waarmee vervolgens het klimaatvoordeel van het project wordt berekend. VCS carbon credits worden pas uitgegeven als de klimaatimpact daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en is geverifieerd door onafhankelijke auditors (ex post). Bij bosaanplantprojecten worden ex post credits dus niet uitgegeven bij de aanplant, maar pas als de bomen zijn gegroeid en koolstof hebben opgeslagen. Verder schrijft de VCS-standaard conservatieve berekeningen voor, bijvoorbeeld bij het berekenen van onzekerheden, waardoor de vermindering of verwijdering van broeikasgassen uit de atmosfeer eerder worden onderschat dan overschat. De projectmonitoring en de externe audits kwantificeren de koolstofvoorraden en trekken broeikasgasverliezen die zijn veroorzaakt door ongeoorloofde exploitatie van het land, brand, plagen en andere rampen af van de hoeveelheid uit te geven carbon credits. Het beschermen van bos kan soms leiden tot ongewenste exploitatie en een toename van broeikasgasemissies elders (lekkage). In de VCS-standaard worden deze risico’s afgedekt door de gezamenlijke bufferrekening, de tool voor niet-permanentierisico en de eisen voor lekkagebeoordeling.

Arla stelt dat de gekozen compensatieprojecten geen gebruik maken van ’UNFCCC-rekenmodellen’, zoals klaagster ter zitting (in haar pleitnota) heeft aangevoerd. De projecten en methodologieën zijn ontwikkeld in het kader van UNFCCC, maar de gebruikte rekenmethodes verwijzen naar de IPCC Good Practice Guidance (GPG) for Land Use, Land-Use Change and Forestry (LULUF). Het zijn geen twee verschillende berekeningen en er zijn voor VCS-gecertificeerde compensatieprojecten ook geen verschillen ontstaan in gehanteerde rekenmodellen. Het onderzoek waaraan klaagster in dit verband refereert plaatst geen vraagtekens bij de berekening van individuele compensatieprojecten, aldus Arla.

Vervolgens verwijst Arla naar de (in bijlagen weergegeven) details van de wijze waarop elk van de drie door Arla gekozen VCS-gecertificeerde compensatieprojecten het gegenereerde klimaatvoordeel fact-based kwantificeert en hoe de projecten worden gemonitord om ervoor te zorgen dat de carbon credits die zijn uitgegeven, na goedgekeurde validatie en verificatie door een externe auditor, daadwerkelijk klimaatvoordeel opleveren. Op grond van de in dit verband overgelegde en/of beschreven stukken concludeert Arla dat de REDD+ compensatieprojecten Rimba Raya in Indonesië en Purus Acre in Brazilië en het herbebossingsproject TIST in Oeganda alleen carbon credits hebben uitgegeven voor gereduceerde broeikasgasemissies die conservatief zijn berekend en met aftrek voor verliezen door brand, lekkage en dergelijke, waarop door een validation/verification body als onafhankelijke derde expert auditor is gecontroleerd. Hiermee kan worden gegarandeerd dat sprake is van volledige compensatie met de door Arla aangekochte carbon credits van het project Rimba Raya ter waarde van 64.000 ton CO2-eq, van het project Purus Acre ter waarde van 178.000 ton CO2-eq en van het TIST-project ter waarde van 78.000 ton CO2-eq.

Arla concludeert dat door: i) de VCS-certificering gebaseerd op wetenschappelijke consensus,

ii) de voorgeschreven conservatieve berekeningen waarop onafhankelijk wordt gecontroleerd,

iii) de verrekening en hantering van projectrisico’s volgens de VCS-standaard en iv) het bewijs hoe de drie door Arla gekozen projecten hiermee omgaan, kan worden gegarandeerd dat sprake is van volledige compensatie van 320.000 ton CO2-eq met de door Arla aangekochte carbon credits.

 

De reactie van klaagster op de aanvullende informatie van Arla

Klaagster stelt gemotiveerd dat Arla er niet in is geslaagd om het gevraagde betrouwbare bewijs te leveren dat de broeikasgasuitstoot van de producten waarvoor de claim ‘klimaatneutraal’ wordt gebruikt feitelijk volledig wordt gecompenseerd door middel van de door Arla ingekochte carbon credits. Klaagster handhaaft daarom haar standpunt dat de claim ‘klimaatneutraal’ in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC.

Voor zover relevant voor de beslissing wordt in het oordeel van de Commissie ingegaan op hetgeen klaagster heeft aangevoerd.

 

Het oordeel van de Commissie

1) In deze eindbeslissing staat de vraag centraal of Arla met degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende bewijzen de juistheid heeft aangetoond van de voor haar biologische zuivel gebruikte absolute milieuclaim “klimaatneutraal” en deze claim niet misleidend is.

2) Arla heeft ter onderbouwing aangevoerd, kort samengevat, dat de kwantificering van het klimaatvoordeel van de drie compensatieprojecten waarvan zij de carbon credits koopt, voldoet aan de degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende VCS-standaard en is gebaseerd op feiten van de specifieke projecten, waarvan Arla de gegevens heeft overgelegd. Omdat de VCS-certificering is gebaseerd op wetenschappelijke consensus, in deze standaard conservatieve berekeningen zijn voorgeschreven waarop onafhankelijk wordt gecontroleerd, projectrisico’s worden verrekend en gehanteerd volgens de VCS-standaard en bewijs is overgelegd hoe de drie door Arla gekozen compensatieprojecten met het voorgaande omgaan, is volgens Arla gegarandeerd sprake van volledige compensatie van 320.000 ton CO2-eq met de door haar aangekochte carbon credits.

3) Zoals de Commissie reeds in de tussenbeslissing heeft overwogen, wordt met ‘klimaatneutraal’ een gegarandeerd resultaat geclaimd, namelijk volledige compensatie van de door Arla biologisch uitgestoten broeikasgassen. De gemiddelde consument zal deze claim zo opvatten dat er zonder twijfel vanuit kan worden gegaan dat bij de productie van Arla biologisch zuivel per saldo geen enkel schadelijk effect op het klimaat optreedt. Vast staat dat Arla door de productie van biologische zuivel CO2 en methaan uitstoot, stoffen die nog vele jaren in de atmosfeer zullen blijven en nog vele jaren het klimaat zullen beïnvloeden. Om daadwerkelijk van ‘klimaatneutraal’ te kunnen spreken, dienen maatregelen te worden getroffen die met zekerheid ertoe leiden dat de invloed van genoemde stoffen op het klimaat, zolang deze in de atmosfeer aanwezig zijn, per saldo teniet wordt gedaan.

4) Niet is betwist dat Arla deelneemt in VCS-gecertificeerde compensatieprojecten, die voldoen aan bepaalde erkende (theoretische) standaarden. De Commissie acht voldoende aannemelijk dat bij die projecten sprake is van een mate van compensatie van broeikasgassen. De vraag is echter of buiten twijfel staat dat met deze carbon credits de beloofde compensatie volledig en blijvend wordt gerealiseerd. Naar het oordeel van de Commissie heeft Arla niet aangetoond dat het absoluut zeker is dat volledige en blijvende compensatie via haar bosprojecten is gegarandeerd, mede in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat over de mate van compensatie door bosprojecten volledige wetenschappelijke consensus bestaat. Verder heeft klaagster terecht opgemerkt dat op verschillende punten van de projecten waarin Arla investeert geen sprake is van feitelijke gegevens, maar van inschattingen, zoals bij het vaststellen van de baseline scenario’s en het inschatten van de mate van waarschijnlijkheid van onzekere toekomstige gebeurtenissen zoals brand, lekkage of onteigening. Daarnaast heeft klaagster terecht aangevoerd dat gewijzigde politieke omstandigheden een rol kunnen spelen bij het voortbestaan van een project. Verder heeft Arla niet gereageerd op het door klaagster reeds in haar initiële klacht aangevoerde argument dat toenemende klimaatopwarming een verhoogde uitstoot van CO2 door de compensatieprojecten tot gevolg kan hebben, waarmee in de projectrapporten geen rekening lijkt te zijn gehouden.

5) De Commissie komt tot de conclusie dat Arla weliswaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk investeert in projecten die in enige mate leiden tot compensatie van de door Arla biologisch uitgestoten broeikasgassen, maar dat thans niet kan worden aangenomen dat de CO2- en methaanuitstoot die wordt veroorzaakt door die productie door Arla volledig wordt teniet gedaan, omdat nu eenmaal tegenover het vaste gegeven van deze aanzienlijke en onvermijdbare uitstoot onzekerheden staan die meebrengen dat het geclaimde resultaat ‘klimaatneutraal’ niet kan worden gegarandeerd. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de juistheid van de absolute claim ‘klimaatneutraal’ niet in de door artikel 3 MRC vereiste mate is aangetoond en de claim daarom misleidend is in de zin van artikel 2 MRC.

Dat, zoals Arla heeft gesteld, de aanduiding ‘klimaatneutraal’ nu eenmaal voorkomt in het keurmerk ‘Klimaatneutraal Product’ van de Carbon Neutral Group, met welk keurmerk Arla biologisch is gecertificeerd, leidt niet tot een ander oordeel. In de bestreden uitingen wordt los van dit keurmerk zonder voorbehoud geclaimd dat Arla biologisch “klimaatneutraal” is.

Het voorgaande neemt overigens niet weg dat Arla zich op haar compensatie-inspanningen, waar de Commissie respect voor heeft, mag beroepen. De Commissie beveelt Arla echter aan dat niet in de hier beoordeelde absolute zin doen.

6) Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

 

De eindbeslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken