a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Financiele) dienstverlening

Status:

Dossiernr:

2021/00349 - CVB

Datum:

10-05-2022

Uitspraak:

CVB Aanbeveling Bevestigd (=Aanbeveling)

Product/dienst:

(Financiele) dienstverlening

Motivatie:

Herkenbaarheid reclame

Medium:

Digitale Marketing Communicatie

Het College van Beroep [10 mei 2022]

1.  De procedure

[…]

2.  De bestreden uitingen, de inleidende klacht en de beslissing van de Commissie

2.1. De bestreden uitingen
De inleidende klacht is gericht tegen de zeven door de Commissie beschreven uitingen op het Twitter-platform waarin wordt gerefereerd aan klagers, te weten:
I. de volgende tweet van “Hector Hines @HectorHines9”: “Ik roep je dringend op om dit te bekijken voordat de banken het sluiten bit.ly/2RKZvei”.Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, met daaronder een vierkant met een pijl, en het woord “Uitgelicht”.
II. de volgende tweet van “Daily Show @kostianbl”: “Dit Had Niet Live op tv Mogen Worden Vertoond bit.ly/3nUSISg”. Bij de tweet is een foto van [naam] geplaatst, met daaronder een vierkant met een pijl, en het woord “Promoted”.
III. de volgende tweet afkomstig van “FoodvegA @Techindustry3”: “De geruchten over zijn bleken waar te zijn bit.ly/31Jawkey”. Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, samen met een foto van een wietplant en een nieuwspresentator met daaronder een vierkant met een pijl en het woord “Uitgelicht”.
IV. de volgende tweet van “YourSEOCart @Zolzis”: “Hij onthult of de geruchten over hem waar zijn. “Ik heb wettelijk geen toestemming om dat te zeggen.” bit.ly/3bqzee9”. Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, met daaronder een vierkant met een pijl en het woord “Uitgelicht”.
V. de volgende tweet van “@ClintFAVST”: “Vrijwel niemand kan zijn laatste actie verklaren. Bit.ly/3bgf2eK”. Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, met daaronder een vierkant met een pijl en het woord “Uitgelicht”.
VI. de volgende tweet van “Daily Show @kostianbl”: “In het nieuwe interview legde hij uit waarom hij besloot deze informatie te delen en waarom zijn collega’s tegen waren. bit.ly/314xrPj”. Bij de tweet is een foto van [naam] geplaatst, met daaronder een blauw vierkant met een pijl en het woord “Promoted”.
VII. de volgende tweet van “Koolne @SBernietti”: “Het Gebeurde Tijdens Een Live Uitzending bit.ly/3pjl40L”. Bij de tweet is een afbeelding van een uitzending van een Nederlandse talkshow te zien. Dit bericht is kennelijk doorgestuurd door [naam gebruiker] op 13-11-2020 met de tekst: “@[klager 2] Kijk eens aan :-), je naam wordt genoemd!” en daaronder:een bericht van [naam gebruiker] op 12-11-2020: “Dit is spam. Vorige x was het [naam].”

Deze uitingen worden hierna aangeduid als de uitingen I tot en met VII.

2.2. Samenvatting van de inleidende klacht
(1) De uitingen dienen ertoe de consument te verleiden om te investeren in nep-bitcoins, maar zijn niet herkenbaar als reclame. Er staat niet ‘advertentie’ boven het bericht of een andere aanduiding waaruit duidelijk wordt dat het reclame is. Onderaan de tweet staat uitsluitend de aanduiding ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ in onopvallende letters. In veel gevallen vallen ook deze aanduidingen weg.
(2) Wanneer de berichten worden ‘geretweet’ (doorgestuurd), belanden deze zonder deze aanduidingen in de tijdlijn van derden (zie uiting VII) en is de misleiding maximaal. Volgens klagers zijn de uitingen een vorm van zogenoemde ‘native advertising’, waarbij de tweets het label ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ krijgen, maar verder zoveel mogelijk op een reguliere tweet lijken. Voor de gemiddelde consument maken deze labels niet duidelijk dat het om reclame gaat. Een deel van de consumenten zal juist denken dat dergelijke berichten betrouwbaar zijn.
(3) Bovendien staat Twitter toe dat ‘uitgelichte’ of ‘promoted’ tweets bestaan uit ‘echt nieuws’. Door een bericht als een ‘promoted’ bericht in de tijdlijn van een gebruiker te plaatsen, zorgt Twitter ervoor dat die gebruiker er des te minder op bedacht is dat dit soort berichten in feite reclame zijn.
(4) Klagers achten de door Twitter ‘uitgelichte’ en ‘promoted’ tweets, omdat zij onvoldoende herkenbaar zijn als reclame, in strijd met artikel 11.1 juncto artikel 8.5 (bijlage 1 onder 10) van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Naast de adverteerder kan ook Twitter verantwoordelijk gehouden worden voor reclame-uitingen op haar platform. Dat blijkt uit eerdere uitspraken van de Commissie (dossiernummers 2017/00613, 2013/00846, 2013/00852 en 2014/00327).
(5) Wat Twitter kan worden aangerekend, is dat het frauduleuze bitcoin-advertenties eruit laat zien als betrouwbare, redactionele content. Twitter spant zich onvoldoende in om ervoor te zorgen dat de ‘native advertisements’, en met name de voorgelegde frauduleuze advertenties, voldoen aan de NRC. Twitter handelt zelf daardoor in strijd met de NRC alsmede in strijd met de Reclamecode Social Media & Influencer Marketing (RSM) 2019.
Twitter stelt zich bij het presenteren van de voorgelegde bitcoin-advertenties niet neutraal op, maar voegt daar de aanduiding ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ aan toe en zorgt er daarmee voor dat de uitingen niet op reclame, maar op redactionele content lijken. Om die reden handelt Twitter in strijd met artikel 3 RSM. Twitter kan duidelijk maken dat sprake is van reclame, bijvoorbeeld door #ad of #spon toe te voegen. Dit is voor haar gemakkelijk te realiseren, maar zij laat dit na. Gelet op de ernst van de misleiding en het feit dat het hier om frauduleuze reclame voor bitcoins gaat, verzoeken klagers om de uitspraak als een “Alert” te laten verspreiden.

2.3. Samenvatting van de bestreden beslissing.
(1) Twitter International heeft gesteld dat uitsluitend zij verantwoordelijk is voor de Twitter-dienst in de EU. De Commissie heeft deze stelling gevolgd en om die reden de klacht ten aanzien van Twitter Netherlands B.V. en Twitter Inc. niet-ontvankelijk geacht.
(2) Verder ziet de Commissie geen aanleiding voor aanhouding van de behandeling van de zaak in verband met een lopende civiele procedure omdat, anders dan in de civiele zaak, niet wordt geoordeeld over de vraag of Twitter als platform civielrechtelijk aansprakelijk is voor de inhoud van de uitingen.
(3) De Commissie heeft de bestreden uitingen als reclame aangemerkt, nu deze onmiskenbaar zijn bedoeld als een ‘teaser’, dat wil zeggen dat zij de consument door middel van een pakkende tekst uitlokken om op de tweet te klikken en zo de website van de adverteerder te bezoeken waar men een aanprijzing van bitcoins ziet. Deze vorm van uitlokking valt onder de definitie van reclame in artikel 1 NRC. Twitter zelf kenmerkt de uitingen I t/m VI als ‘promoted’ of als ‘uitgelicht’. Dit kan niet anders worden begrepen dan dat het ook in de visie van Twitter om promotionele uitingen (en dus reclame) gaat.
(4) De Commissie heeft de stelling van klagers dat Twitter handelt in strijd met artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet (Tw) buiten beschouwing gelaten, nu verweerders en de Commissie pas ter zitting van die stelling hebben kunnen kennisnemen.
(5 tot en met 7) Over de vraag of de bestreden uitingen duidelijk herkenbaar zijn als reclame en of Twitter als platform verantwoordelijk is voor die herkenbaarheid, verwijst de Commissie naar artikel 11.1 NRC dat bepaalt dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn, door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins. Deze eis gaat verder dan dat reclame alleen bij lezing van de inhoud van de uiting voldoende als reclame herkenbaar moet zijn. De consument moet een reclame-uiting namelijk ook binnen de gehele context (de wijze van presenteren) altijd makkelijk als zodanig kunnen identificeren en zonder moeite kunnen vaststellen dat het om reclame gaat. De uitingen I, III, IV en V voldoen niet aan deze eis. De vormgeving daarvan maakt onvoldoende duidelijk dat het hier reclame betreft.
(8) Dit ligt anders ten aanzien van de uitingen II en VI waarin het woord ‘uitgelicht’ is vervangen door het woord ‘promoted’. Het woord ‘promoted’ maakt voor de gemiddelde Twitter-gebruiker duidelijk dat het om reclame gaat.
(9 en 12) Uiting VII verschijnt zonder de aanduidingen ‘promoted’ of ‘uitgelicht’ in de tijdlijn van derden na te zijn geretweet. Twitter stelt dat in dat geval een dergelijke aanduiding misplaatst is, nu een doorgestuurd bericht een andere status heeft gekregen. Doordat het is doorgestuurd door een gebruiker, en niet door de adverteerder (met hulp van Twitter), is het volgens Twitter geen reclame. De Commissie verwerpt deze stelling. Ook een geretweete reclame-uiting blijft een reclame-uiting. Degene die de uiting retweet, treedt daarbij feitelijk op als verspreider ten behoeve van de adverteerder in de zin van artikel 1 NRC. Twitter faciliteert door de functionaliteit van het retweeten het verspreiden van de promotionele uiting, waarbij deze functionaliteit in dit specifieke geval kan worden beschouwd als een onderdeel van de dienst die Twitter tegen betaling aan adverteerders levert in het kader van promoted tweets. Hierdoor vergroot Twitter het bereik van de uiting en beïnvloedt zij de hoeveelheid consumenten die van de uiting, en daarmee tevens van de website van de adverteerder, kennisneemt. Een geretweete uiting dient duidelijk als reclame herkenbaar te blijven om te voorkomen dat de consument zich een onjuist beeld vormt over de aard van de uiting. Dat ‘promoted’ bij retweeten komt te vervallen, is blijkbaar een bewuste keuze van Twitter.
(10) Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat uitingen I, III, IV, V en VII onvoldoende duidelijk herkenbaar zijn (geweest) als reclame, en dat de klacht met betrekking tot de uitingen II en VI wordt afgewezen.
(11) Het beroep van Twitter op de “safe harbor-bescherming” slaagt tot slot niet. De “safe harbor-bescherming” ziet, voor zover hier van belang, op de inhoudelijke juistheid van de informatie. In dit geval gaat het niet om de inhoud, maar om de wijze waarop kenbaar wordt gemaakt dat het om reclame gaat. In het verlengde hiervan treft ook het beroep dat Twitter doet op bestaande rechtspraak over dit principe geen doel, nu het in deze uitspraken niet om de herkenbaarheid van de reclame ging.

 

3.  De grieven in het principaal appel

3.1. Verkorte weergave van de samenhangende grieven 1 en 3
De Commissie heeft het verzoek van Twitter tot aanhouding van de zaak afgewezen omdat zij van oordeel is dat de regelingen waaraan wordt getoetst – te weten de NRC en RSM – niet identiek zijn aan die in de civiele procedure. Aangezien het in de onderhavige zaak volgens de Commissie alleen om de herkenbaarheid van reclame gaat, zou de uitkomst van de civiele procedure niet relevant zijn voor de onderhavige zaak. Verder zou Twitter volgens de Commissie geen beroep toekomen op de “safe harbor-bescherming”. De Commissie miskent hiermee dat als een advertentie in strijd is met de reclameregels omdat deze niet herkenbaar is als reclame, dit onder de “safe harbor-bescherming” van Twitter valt. Deze bescherming werkt direct door in zaken bij de Commissie. Vanwege die bescherming is Twitter niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor de herkenbaarheid van reclame. Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat het “safe harbor-beginsel” niet ziet op de wijze hoe reclame wordt aangeduid. De Commissie geeft daarmee een geheel eigen interpretatie aan het “safe harbor-beginsel”, die niet te rijmen is met de Europese en Nederlandse wetgeving. Het gaat, in tegenstelling tot wat de Commissie heeft geoordeeld, niet slechts om de ‘inhoudelijke juistheid van die informatie’. Informatie kan immers inhoudelijk juist, maar toch onrechtmatig zijn. De vraag of Twitter “safe harbor-bescherming” toekomt voor ‘scam tweets’ vormt een belangrijk onderdeel van de discussie in de civiele procedure, en de uitkomst van die procedure is direct relevant voor deze zaak.
Twitter is een tussenpersoon die zich neutraal opstelt ten opzichte van de inhoud. Neutrale tussenpersonen zijn vrijgesteld van de regels zoals blijkt uit artikel 2 sub c RSM, dat bepaalt dat onder verspreider niet wordt verstaan “een beheerder van sociale netwerksites en fora die communicatie tussen deelnemers faciliteert en zich hierbij inhoudsneutraal opstelt.” Twitter is zo’n beheerder. Zij beslist niet op inhoudelijke gronden of zij de tag ‘promoted’ toevoegt aan een tweet en zij had geen controle over de inhoud van de ‘scam tweets’. Twitter voegt enkel automatisch een “promoted” aanduiding toe om te laten zien dat de verzender betaald heeft om een getargeted publiek te bereiken.
Waarom de “safe harbor-bescherming” zou zijn uitgesloten, is niet te volgen. Het “safe harbor-beginsel” is vastgelegd in artikel 14 lid 1 van de Europese richtlijn inzake elektronische handel (“ECD”) en geïmplementeerd in artikel 6:196c lid 4 BW. De regeling bevat twee voorwaarden voor de vrijstelling van aansprakelijkheid voor hostingdiensten: (i) de dienstverlener moet kwalificeren als een tussenpersoon in de zin van de ECD en (ii) de dienstverlener moet voldoen aan de eisen van artikel 14 ECD. Twitter voldoet aan deze eisen. Het is vaste rechtspraak dat het feit dat een dienstverlener de mogelijkheid biedt om tegen betaling advertenties te plaatsen, respectievelijk bepaalt hoe de dienst wordt uitgevoerd en de algemene informatie over de opmaak van de advertentie wordt verstrekt, er niet aan in de weg staat dat deze dienstverlener een ‘neutrale positie’ inneemt. In de recente PHV/Facebook-zaak (Rechtbank Den Haag 17 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2422) is geoordeeld dat Facebook in het kader van haar advertentiedienst als neutrale tussenpersoon optreedt. Hierbij werd overwogen dat het feit dat Facebook een preventieve screening hanteert, niet maakt dat zij wetenschap heeft van het onrechtmatige karakter van de individuele advertenties. Dit is voor Twitter niet anders: dat er, ondanks haar preventieve screening, frauduleuze berichten op haar platform kunnen verschijnen, neemt niet weg dat zij een neutrale positie heeft ten aanzien van promoted tweets. Niet Twitter maar de gebruikers van de promoted Tweets-dienst bepalen uiteindelijk de uiting die zij willen promoten, alsmede het budget, hun voorkeuren voor de verspreiding van de tweet en, belangrijk, of zij wel of niet reclame willen maken in de promoted tweet en of de promoted tweet voor commerciële doeleinden wordt ingezet. Aangezien Twitter “safe harbor-bescherming” toekomt, is het niet de verantwoordelijkheid van Twitter om bij de ‘scam tweets’ aan te geven of deze reclame bevatten indien de inhoud daarvan als reclame wordt beoordeeld.

3.2. Verkorte weergave van grief 2
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat (i) de ‘scam tweets’ reclame zijn, (ii) niet in geding zou zijn dat gebruikers na klikken op de ‘scam tweets’ bij bitcoin advertenties terecht komen en (iii) Twitter de ‘scam tweets’ zelf ook als reclame ziet. De uitingen zelf bevatten geen aanprijzing en het woord “bitcoin” komt daarin niet voor. De ‘scam tweets’ bevatten uitsluitend onbegrijpelijke tekst. De in de tweet opgenomen links leiden gebruikers naar websites van derden. Vaak lijken die websites niet eens reclame te bevatten maar enkel nog meer onbegrijpelijke tekst. Klagers hebben geen bewijs overgelegd waaruit zou blijken dat een Twitter-gebruiker direct na het klikken op de bewuste tweets een bitcoin-advertentie ziet. Aan het onjuiste oordeel dat men dan een aanprijzing van bitcoins ziet, verbindt de Commissie vervolgens de conclusie dat er sprake is van uitlokking en dat dit onder de reikwijdte van het begrip reclame in artikel 1 NRC valt. Van uitlokking is geen sprake. Geen van de tweets bevat ‘verleiding’ ten aanzien van een goed, dienst of denkbeeld. Als er al sprake is van uitlokking of werving voor de aankoop van bitcoin, dan gebeurt dat alleen op de websites waarop bitcoin advertenties zijn geplaatst.‘Scam tweets’ horen niet bij de Commissie en het College thuis en dergelijke tweets moeten niet krampachtig binnen de reikwijdte van het reclame-begrip worden gepropt. De Commissie lijkt verder te oordelen dat Twitter zichzelf zou ‘tegenspreken’ omdat zij de tweets’ I t/m VI zelf zou aanduiden als ‘promoted’ of ‘uitgelicht’. Dat oordeel geeft blijk van onbegrip bij de Commissie over wat een promoted tweet is en waar de aanduiding ‘promoted’ voor staat. De aanduiding ‘promoted’ (en in het verleden ook ‘uitgelicht’) wordt gebruikt om aan te duiden dat de gebruiker die de tweet heeft gepubliceerd, heeft betaald om de tweet een bepaald bereik te geven. Het gebruik van die aanduiding betekent niet dat een promoted tweet per definitie als reclame kwalificeert. Het is dus niet tegenstrijdig om de ‘promoted’ aanduiding te gebruiken en om tegelijkertijd te stellen dat bepaalde promoted tweets geen reclame zijn.

3.3. Verkorte weergave grief 4
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat de tag ‘uitgelicht’ geen geschikte aanduiding is om voor de gemiddelde consument (de gemiddelde Twitter-gebruiker) duidelijk te maken dat een uiting reclame bevat. De gebruiker zal begrijpen dat de tweet in zijn of haar tijdlijn verschijnt omdat deze is ‘uitgelicht’, dat wil zeggen dat betaald is voor getargete verspreiding. Die conclusie zal de gebruiker ook eenvoudig trekken omdat duidelijk is dat de tweet afkomstig is van een account dat hij of zij (mogelijk) niet volgt. Alleen al daarom zal de gebruiker begrijpen waar ‘uitgelicht’ voor staat en begrijpen dat de uitgelichte tweet dus niet door Twitter zelf is gecreëerd. Zo werkt dat namelijk op vele platforms (denk bijvoorbeeld aan LinkedIn, Marktplaats, Facebook, Vinted en Instagram). De gemiddelde consument, die oplettend en omzichtig is, is hiermee bekend. Twitter meent dat de Commissie bij de beoordeling van de aanduiding ‘uitgelicht’ onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke context waarin deze aanduiding wordt gebruikt, namelijk op een user-generated content platform. Promoted tweets (in het verleden ook aangeduid als ‘uitgelichte tweets’) worden immers ‘uitgelicht’ (dat wil zeggen prominenter gepresenteerd en gedistribueerd) op de Twitter Dienst. Soortgelijke termen worden ook door andere platforms gebruikt om gebruikers in staat te stellen betaalde content prominenter weer te geven.

3.4. Verkorte weergave grief 5
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat (i) Twitter de enige is die in staat is ervoor te zorgen dat promoted tweets als reclame worden aangeduid, (ii) zij daarvoor een zelfstandige verplichting heeft ex artikel 11.1 NRC, (iii) tweet VII een retweet van een promoted tweet is en (iv) Twitter ervoor verantwoordelijk is dat retweeted promoted tweets duidelijk als reclame herkenbaar blijven. Nu Twitter zelf niet weet of de inhoud van een tweet (hetzij een promoted tweet hetzij een organische tweet) reclame is, kan zij onmogelijk aanduiden dát een tweet reclame bevat. En om diezelfde reden is zij er ook niet verantwoordelijk voor of kenbaar wordt gemaakt dát een retweet van een tweet reclame bevat. Daarbij heeft de Commissie miskend dat klagers hun stelling dat tweet VII een retweet van een promoted tweet zou zijn (en niet een gewone, organische tweet) niet hebben onderbouwd met bewijs. Bovendien kwamen klagers te laat met deze stelling, namelijk pas tijdens de zitting. Twitter was daardoor niet in staat om een verweer hierop voor te bereiden, wat een schending van het recht op een eerlijk proces oplevert. Desondanks heeft de Commissie dit argument aanvaard en heeft zij klagers gevolgd in hun stelling dat tweet VII een retweet van een promoted of uitgelichte tweet is. Het voorgaande is van belang voor deze zaak, want als niet vast komt te staan dat tweet VII een retweet van een promoted tweet is, kan er ook geen sprake zijn van een (vermeende) overtreding van de NRC en RSM voor het nalaten om het juiste ‘promoted label’ te gebruiken voor tweet VII. Om deze reden had de Commissie de klacht op dit punt moeten afwijzen. Twitter merkt op dat de Commissie een algemeen oordeel heeft gegeven over de manier waarop de Twitter dienst werkt met betrekking tot retweets van promoted tweets, terwijl de Commissie zich had moeten beperken tot de zeven tweets die voorliggen.
Daar komt bij dat, voor zover relevant, zodra een promoted tweet wordt geretweet door een gebruiker, het geen promoted tweet meer is. De retweet verschijnt in dat geval immers op de tijdlijn van volgers van het account dat de content heeft geretweet. De retweet verschijnt niet op de tijdlijn van het publiek dat is getargeted door het account dat heeft betaald om de tweet te promoten (tenzij sommige van die gebruikers toevalligerwijs ook het account volgen dat de content heeft geretweet). Met andere woorden: als een promoted tweet wordt geretweet, dan verliest deze zijn promoted karakter. De Commissie heeft hier ten onrechte geen oog voor gehad. Het oordeel van de Commissie dat Twitter bij een retweet van een promoted tweet toch zou moeten vermelden dat het om een promoted tweet gaat, terwijl dat in werkelijkheid dus niet het geval is, is niet te begrijpen. Het zou juist kunnen leiden tot onjuiste mededelingen aan haar gebruikers.

3.5. Verkorte weergave grief 6
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat het beroep van Twitter op het proportionaliteitsbeginsel niet in de weg staat aan het verschuiven van de verplichting ex artikel 11.1 NRC, waarin is neergelegd dat reclame als zodanig herkenbaar moet zijn, naar Twitter. In het kader van dit proportionaliteitsbeginsel herhaalt Twitter dat het werkelijke probleem van klagers is dat ‘bad actors’ buiten het Twitter-platform mensen oplichten. Om internetgebruikers naar hun websites toe te lokken plaatsen deze oplichters ‘scam’ berichten op allerlei platforms, waaronder het Twitter platform. Twitter is het met klagers eens dat deze ‘scam’ berichten niet thuis horen op het Twitter platform en zij doet dan ook alles om dit te voorkomen. De aanpak van Twitter van de ‘scam tweets’ is ook succesvol, zo blijkt uit het feit dat alle bij de ‘scam tweets’ betrokken accounts zijn geschorst en klagers in hun klacht geen recente ‘scam tweets’ hebben betrokken. Bovendien is Twitter’s beleid in lijn met het ‘notice and take down’ systeem zoals dat in de Europese richtlijn voor Elektronische Handel wordt voorgeschreven. Het verschuiven van de verplichting ex artikel 11.1 NRC van een adverteerder naar Twitter zal niet tot gevolg hebben dat ‘scammers’ hun werkwijze aanpassen, en is dus geenszins doelmatig. De gevolgen voor Twitter zijn echter aanzienlijk en wijdverspreid omdat Twitter haar gehele beleidsvoering over promoted tweets moet heroverwegen. Dat maakt het laten verschuiven van de verplichting ex artikel 11.1 NRC naar Twitter disproportioneel. Twitter verzoekt het College dan ook het proportionaliteitsbeginsel in acht te nemen in het oordeel. Gelet op het voorgaande bestaat er geen reden om de verplichting van artikel 11.1 NRC aan Twitter op te leggen.

 

4.  Het antwoord in appel tevens houdende incidenteel appel

4.1. De grieven van Twitter in het principale appel zijn gemotiveerd weersproken, waarbij klagers zich aansluiten bij het oordeel van de Commissie. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer in het principale appel worden ingegaan. Het incidentele appel is gericht tegen de afwijzing van het resterende gedeelte van de klacht dat hieronder wordt omschreven. Het College vat het incidentele appel als volgt samen.

4.2. Verkorte weergave incidentele grief 1
De Commissie heeft ten onrechte de klacht tegen Twitter Inc. niet ontvankelijk verklaard. Klagers hebben hun klacht tegen Twitter Inc. gericht omdat het Amerikaanse Twitter Inc. de contractspartij is voor adverteerders van buiten de Europese Unie (EU). Klagers weten niet waar de adverteerders vandaan komen die verantwoordelijk zijn voor de bestreden tweets. Het is heel goed mogelijk dat zij van buiten de EU komen. In dat geval is Twitter Inc. de contractuele wederpartij van deze adverteerders, en dan is het Twitter Inc. die bepaalt hoe hun advertenties aan het publiek in Nederland worden aangeboden.

4.3. Verkorte weergave incidentele grief 2
Klagers hebben bij de Commissie gesteld dat Twitter in strijd handelt met art. 11.7 Tw. De Commissie heeft dit klachtonderdeel niet inhoudelijk behandeld. Klagers wensen deze grondslag van de klacht alsnog behandeld te zien en voeren daartoe het volgende aan. Op grond van artikel 11.7 lid 1 Tw is het gebruik van elektronische berichten voor het overbrengen van ongevraagde communicatie voor commerciële doeleinden aan abonnees of gebruikers uitsluitend toegestaan, wanneer de verzender kan aantonen dat de ontvanger daarvoor voorafgaand toestemming heeft verleend. Een tweet kan volgens de Tw worden gekwalificeerd als een elektronisch bericht en het begrip ‘verzender’ dient breed geïnterpreteerd te worden. Twitter is door haar actieve rol bij het plaatsen van reclameboodschappen in de tijdlijnen van gebruikers meer dan louter een hulpdienst die een elektronische overbrengingsfaciliteit biedt. Twitter kan aangesproken worden krachtens artikel 11.7 Tw indien er op haar netwerk ongevraagd en zonder toestemming commerciële uitingen worden verspreid. Dit wordt bevestigd door HvJ 25 november 2021, C-102/20, ECLI:EU:C:2021:954 (Städtische Werke Lauf a.d. Pegnitz / Eprimo). Hierin benadrukt de hoogste Europese rechter dat een ruime en technologisch evoluerende opvatting van de in de e-Privacyrichtlijn bedoelde vorm van communicatie moet worden gevolgd.
De casus in het bovengenoemde arrest toont een treffende gelijkenis met de manier waarop Twitter reclames toont in de tijdlijn van gebruikers. De Twitter-gebruiker die denkt dat een promoted ad een ‘gewone’ tweet is en daarop klikt, wordt tegen zijn wil doorgestuurd naar een website waarop reclame is te zien, en kan daardoor zijn persoonlijke tijdlijn niet meer raadplegen. Twitter dwingt in haar gebruikersvoorwaarden af dat zij deze ‘spam’ aan de gebruikers laat zien. Zij moeten akkoord gaan met de gebruikersvoorwaarden om toegang te krijgen tot de dienst. Deze manier van toestemming verkrijgen voldoet niet aan de voorwaarden van de e-Privacyrichtlijn en dus ook niet aan de implementatie daarvan in artikel 11.7 Tw. De Commissie heeft eerder berichten die geen e-mails waren wel als ‘spam’ in de zin van art. 11.7 Tw aangemerkt.

4.4. Verkorte weergave incidentele grief 3}

Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat de aanduiding ‘promoted’ voldoende duidelijk maakt dat het om reclame gaat. Allereerst maakt de Commissie een fout door vast te stellen dat de bitcoin-advertenties omkaderd zijn door een blauwe lijn. Dit is feitelijk onjuist. Uitgelichte en promoted ads verschijnen zonder omlijning in de tijdlijn van de gebruikers, net zoals organische tweets. Maar blijkbaar heeft deze feitelijke onjuistheid wel meegespeeld in het oordeel van de Commissie dat de uitingen herkenbaar zijn als reclame. Het College dient de bitcoin-advertenties te beoordelen zoals ze zijn voorgelegd, dus zonder bijzondere omkadering. Het enige verschil tussen promoted ads en organische tweets is de toevoeging onderaan het bericht van een blauw vierkant met een pijl en het woord ‘promoted’. Verder zien de promoted ads er hetzelfde uit als organische tweets. Het lijkt op nieuws, maar is nepnieuws. Veel consumenten zullen het verschil niet zien, maar nieuwsgierig worden en doorklikken.
De toevoeging van het vierkantje met de pijl en het woord ‘promoted’ is onvoldoende om te voldoen aan de herkenbaarheidseis die volgt uit de NRC. Deze aanduiding wordt helemaal onderaan het bericht geplaatst. Wanneer de gebruiker door zijn of haar tijdlijn scrolt, ziet hij of zij eerst het bericht, en daarna pas – bij verder scrollen – de aanduiding ‘promoted’. Hierdoor is het zeer goed mogelijk dat gebruikers deze aanduiding niet zien of over het hoofd zien, en daardoor het bericht niet tijdig herkennen als reclame en vanuit die veronderstelling op het bericht klikken. ‘Promoted’ wordt derhalve niet voldoende zichtbaar en duidelijk aan de gebruiker getoond. Twitter dient de aanduiding bovenaan de advertentie te plaatsen, zoals bijvoorbeeld Facebook doet. Klagers zijn het daarnaast oneens met het oordeel dat ‘promoted’ duidelijk maakt dat het om reclame gaat en dat de gemiddelde Twitter-gebruiker hierdoor zal begrijpen dat het om berichten gaat waarvoor is betaald. Net zoals ‘uitgelicht’ is ‘promoted’ te neutraal. Beter zou het zijn woorden als ‘Ad’ of ‘Paid content’ te gebruiken om de aard van de bestreden uitingen aan te duiden.

4.5. Verkorte weergave incidentele grief 4
De Commissie heeft niet onderbouwd waarom zij geen aanleiding ziet de beslissing als ‘Alert’ te verspreiden. Er is alle reden voor deze maatregel. Allereerst zijn Twittergebruikers jarenlang massaal misleid door de voor het aanduiden van reclame ongeschikte term ‘uitgelicht’ en dit gebeurt nog steeds. Twitter heeft geen gehoor gegeven aan het oordeel van de Commissie. Hierdoor bestaat er nog steeds gevaar voor misleiding en oplichting. Ook het gebruik van ‘promoted’ onderaan commerciële tweets geeft voldoende reden om de beslissing als een “Alert” te verspreiden. Daardoor zal de internetgebruiker meer op zijn hoede zijn en wordt de vervaging van de grens tussen commerciële en redactionele content op het web tegengegaan. Daarmee wordt ook de kans op bitcoin-oplichting verkleind.

 

5.  Het antwoord in incidenteel appel

De grieven van klagers zijn gemotiveerd weersproken onder verwijzing naar de stellingen van Twitter in het principale appel. In aanvulling daarop stelt Twitter dat de aanduiding ‘Uitgelicht’ via een reguliere update van de Twitter app eind 2020 is uitgefaseerd. Een wijziging in de app kan alleen worden doorgevoerd via updates. Het is aan de gebruiker om de app te updaten. Verder stelt Twitter dat het bij de Commissie te laat door klagers inroepen van artikel 11.7 Tw meebrengt dat zij dit argument nu niet alsnog in hoger beroep kunnen aanvoeren. Subsidiair stelt Twitter dat een “promoted tweet” buiten het toepassingsgebied van de Tw valt.
Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer in het incidentele appel worden ingegaan.

 

6.  De mondelinge behandeling

Het College beschouwt de pleitnota’s die voorafgaand aan de zitting door partijen zijn toegezonden en ter zitting zijn voorgedragen als hier ingelast. Partijen hebben hun stellingen gehandhaafd en deze ter zitting nogmaals toegelicht, waarbij zij tevens vragen van het College hebben beantwoord. Op hetgeen ter zitting is verklaard, inclusief het bezwaar van Twitter tegen de pleitnota van klagers, zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

7.  Het oordeel van het College

Indeling van deze beslissing

7.1.
Het College acht het aangewezen deze beslissing als volgt in te delen.
A.  Behandeling van het bezwaar van Twitter tegen de pleitnota van klagers.
B. Beoordeling van de vraag welke Twitter entiteit partij in deze procedure is (behandeling incidenteel appel grief 1).
C. Beoordeling van de vraag of de bestreden tweets reclame zijn (behandeling principaal appel grief 2).
D. Behandeling van het verzoek van Twitter om aanhouding van de zaak in verband met het inroepen van het “safe harbor-beginsel” (behandeling principaal appel samenhangende grieven 1 en 3).
E Beoordeling van de verantwoordelijkheid van Twitter International voor de herkenbaarheid van reclame-uitingen van derden op haar platform (behandeling principaal appel grief 5 eerste deel).
F. Beoordeling van de tag ‘uitgelicht’ zoals gebruikt in de uitingen I, III, IV en V (behandeling principaal appel grief 4).
G. Beoordeling van de tag ‘promoted’ zoals gebruikt in de uitingen II en VI (behandeling incidenteel appel grief 3).
H. Beoordeling van de tweet met nummer VII (behandeling principaal appel grief 5 tweede deel).
I  Beoordeling van de belangen van Twitter en de proportionaliteit van een aanbeveling (behandeling principaal appel grief 6).
J. Beoordeling van de toepasselijkheid van artikel 11.7 Telecommunicatiewet (behandeling incidenteel appel grief 2).
K. Behandeling van het verzoek om een “Alert” (behandeling incidenteel appel grief 4).
L. Eindconclusie in het principale en incidentele appel.

Hierna zal afzonderlijk per onderwerp op de bezwaren, grieven en verweren worden ingegaan die partijen hebben aangevoerd.

Sub A. Bezwaar van Twitter tegen de pleitnota van klagers

7.2. Klagers hebben een pleitnota ingediend van in totaal vier pagina’s. De laatste twee pagina’s (aangeduid als ‘Appendix’) bestaan uit vier screenprints die tonen hoe men binnen de Twitter-dienst promoted tweets kan maken, en welke mededelingen men in dat verband ziet. De screenprints zijn voorzien van een begeleidende beschrijving in de vorm van een korte zin. De screen­prints zijn illustrerend van aard bij het betoog van klagers. De inhoud van de prints kan, gezien de aard daarvan, bij Twitter bekend worden verondersteld. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat niet kan worden gezegd dat Twitter onredelijk in haar verdediging is benadeeld indien de pleitnota in zijn geheel wordt toegelaten. Gelet hierop wordt het bezwaar van Twitter tegen de omvang van de pleitnota afgewezen.

Sub B. Ten aanzien van Twitter Inc.

7.3. Beoordeeld dient te worden of de Commissie terecht heeft geoordeeld dat, kort gezegd, Twitter Inc. niet als partij in deze procedure kan worden beschouwd. Klagers hebben hun klacht (mede) tegen Twitter Inc. ingediend omdat deze entiteit volgens hen de contractspartij is voor adverteerders van buiten de Europese Unie. De klacht ziet evenwel specifiek op de verantwoordelijkheid die op Twitter als platform zou rusten met het oog op de herkenbaarheid als reclame bij ‘uitgelichte’ of ‘promoted’ tweets dan wel bij dergelijke tweets die worden geretweet. Twitter International heeft (in de punten 12 tot en met 20 van de reactie op het incidentele appel) voldoende aannemelijk gemaakt dat uitsluitend zij kan worden aangesproken indien op Twitter als platform in dat opzicht enige verantwoordelijkheid zou rusten. Twitter International is blijkens deze stellingen degene die de dienst host, exploiteert en controleert voor gebruikers in (onder meer) Nederland. Niet gebleken is dat Twitter Inc. invloed heeft op de wijze waarop uitgelichte of promoted tweets als zodanig worden aangeduid. Uitsluitend Twitter International kan daarom verantwoordelijk worden geacht voor het toevoegen van de tags ‘uitgelicht’ of promoted’ aan tweets om aan te duiden dat deze een promotioneel karakter hebben. Aan het formele bezwaar van klagers ter zake de niet-ontvankelijkheid zal in het dictum van deze beslissing worden tegemoetgekomen.

Sub C. Ten aanzien van de vraag of de bestreden tweets reclame zijn

7.4. Twitter International stelt dat de hier bedoelde tweets geen reclame-uitingen zijn omdat zij geen aanprijzing bevatten, maar uitsluitend onbegrijpelijke tekst. Daarnaast stelt Twitter International dat de in de tweets opgenomen links naar websites van derden leiden waarop enkel nog meer onbegrijpelijke tekst staat, zonder dat sprake is van aanprijzing van bitcoins. Het College constateert in dit verband dat de bestreden tweets het telkens doen voorkomen dat zij betrekking hebben op sensationeel nieuws (“Ik roep je dringend op om dit te bekijken voordat de banken het sluiten”, “Dit Had Niet Live op tv Mogen Worden Vertoond”, “De geruchten over zijn bleken waar te zijn”, “Hij onthult of de geruchten over hem waar zijn.”, “Ik heb wettelijk geen toestemming om dat te zeggen.”, “Vrijwel niemand kan zijn laatste actie verklaren.”, “In het nieuwe interview legde hij uit waarom hij besloot deze informatie te delen en waarom zijn collega’s tegen waren.”, “Het Gebeurde Tijdens Een Live Uitzending.”). Bij de tweets sub I tot en met VI is telkens een foto van een van beide klagers of een andere bekende televisiepersoonlijkheid opgenomen, waardoor de berichten specifiek op hen betrekking lijken te hebben. De tweets zijn onmiskenbaar bedoeld om op deze wijze de aandacht van de Twitter-gebruiker te vangen en deze ertoe te brengen op de tweets te klikken. Er is betaald om met de tweets een getargeted publiek te bereiken. Niet in geschil is dat men, door op de tweets te klikken, geen informatie ziet over het veronderstelde sensationele nieuws over klagers, waarvan men de eigenlijke inhoud op grond van de tekst van de tweets niet kan doorgronden.

7.5. Het College gaat op grond van het voorgaande ervan uit dat de betaling om met de tweets een getargeted publiek te bereiken, een ander doel dient dan om slechts een nieuwsbericht onder de aandacht van de Twitter-gebruiker te brengen. Dat men blijkbaar niet direct na het klikken op de tweet een aanprijzing van bitcoins ziet, neemt niet weg dat het College het voldoende aannemelijk acht dat het de bedoeling van de afzender(s) van de tweets is om Twitter-gebruikers uiteindelijk ertoe te brengen om bitcoins te kopen, en dat de gebruiker die op de tweet klikt en vervolgens een of enkele keren doorklikt, uiteindelijk een daartoe strekkend aanbod ziet. De betaling om met de tweets een getargeted publiek te bereiken, heeft blijkens het voorgaande een commercieel doel, te weten het aanbieden van bitcoins. De tweets kunnen worden beschouwd als een vorm van clickbait. Het gaat om berichten die door hun inhoud nieuwsgierigheid opwekken, opdat er zoveel mogelijk lezers op zullen klikken teneinde uiteindelijk een zo groot mogelijk publiek te bereiken dat een aanbod voor bitcoins kan worden gedaan. Dit betreft een specifiek soort internetreclame. Dat men in de tweets zelf of na het klikken daarop niet direct een aanbod voor bitcoins ziet, doet niet af aan het feit dat de tweets indirect (via een sensationeel lijkend bericht) ertoe strekken om bitcoins aan te prijzen. Dit is het eigenlijke doel van de tweets. Ook een dergelijke indirecte aanprijzing valt onder de reikwijdte van het begrip ‘reclame’ in artikel 1 NRC. Daarmee is gegeven dat het College, in navolging van de Commissie, bevoegd is om over de tweets te oordelen. De overige stellingen van Twitter in het kader van grief 2 behoeven daarmee geen verdere bespreking. Ook ten aanzien van uiting VII oordeelt het College, op de hierna in onderdeel H te noemen gronden, dat deze tweet reclame betreft.

Sub D. Ten aanzien van het verzoek van Twitter International om aanhouding van de zaak in verband met het inroepen van het “safe harbor-beginsel”

7.6. Beoordeeld dient te worden of het feit dat momenteel tussen dezelfde partijen naar aanleiding van dezelfde of vergelijkbare tweets een civiele procedure aanhangig is, in de weg staat aan verdere inhoudelijke behandeling van de zaak. Het College oordeelt dat van een dergelijk beletsel geen sprake is. De civiele procedure ziet op de vraag of Twitter jegens klagers civielrechtelijk (mede)aansprakelijk is wegens onrechtmatig handelen. Het College dient, op grond van de klacht en in navolging van de Commissie, in hoofdlijnen te beoordelen of de zeven bestreden uitingen voldoende herkenbaar zijn als reclame, en of van Twitter als platform een bijdrage kan worden gevergd aan het herkenbaar maken als reclame. Deze beoordeling vindt plaats op basis van een bijzondere regulering, te weten afspraken die het bedrijfsleven heeft gemaakt over de invulling van het begrip ‘reclame’ en de eisen waaraan reclame dient te voldoen met het oog op de herkenbaarheid daarvan. Deze afspraken vinden enerzijds hun oorsprong in de Code voor reclame en marketingcommunicatie van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) en anderzijds in branche-specifieke afspraken in de RSM. Voor wat betreft eerstbedoelde regulering is met name artikel 7 van de ICC-code van belang, dat in de NRC is opgenomen in artikel 11.1 NRC. Dit zijn wezenlijk andere normen dan waaraan de civiele rechter toetst in verband met de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen. Het oordeel in deze procedure hoeft de uitkomst van de lopende civiele procedure niet te beïnvloeden. Omgekeerd geldt dat een oordeel over de civielrechtelijke aansprakelijkheid los kan worden gezien van de vraag of de uitingen voldoende als reclame herkenbaar zijn en of Twitter als platform dient bij te dragen aan de herkenbaarheid van reclame indien de Twitter-gebruiker die een tweet publiceert heeft betaald om de tweet met een commercieel doel een bepaald bereik te geven.

7.7. Het beroep dat Twitter International doet op het zogenaamde “safe harbor-beginsel” zoals dat volgens haar is verwoord in artikel 6:196c BW, staat evenmin aan inhoudelijke behandeling van de zaak in de weg. De wettelijke regeling (waarin de overeenstemmende bepalingen van Richtlijn 2000/31/EG zijn geïmplementeerd) bevat een bijzondere regeling die van toepassing is op degene die een dienst van de informatiemaatschappij levert. De regeling voorziet, kort samengevat en voor zover hier van belang, onder bepaalde voorwaarden in uitsluiting van aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van het onrechtmatige karakter van informatie die van een ander afkomstig is. De klacht in deze procedure luidt echter niet dat Twitter verantwoordelijk is voor het misleidende karakter van de tweets of voor verdere schending van andere verplichtingen die op de afzenders van de tweets rusten. In plaats daarvan is de klacht gebaseerd op de stelling dat Twitter op grond van artikel 11.1 NRC in verbinding met artikel 8.5 (bijlage 1 onder 10) NRC en artikel 3 sub a. RSM een zelfstandige verplichting heeft om tweets als reclame herkenbaar te maken, en dat zij in dit verband niet kan volstaan met de door haar ontworpen tags ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ op de wijze waarop dat gebeurt in de bewuste tweets. Daarnaast stellen klagers, in het voetspoor van het voorgaande, dat Twitter ook bij het retweeten ervoor dient te zorgen dat duidelijk blijkt dat het om reclame gaat. De beoordeling in deze procedure leidt niet (en kan niet leiden) tot de conclusie dat Twitter International civielrechtelijk aansprakelijk is wegens onrechtmatig handelen als gevolg van frauduleuze tweets. Enkel kan, indien de klacht gegrond is, worden geoordeeld dat de tags ‘uitgelicht’ of ‘promoted’, die Twitter International zelf toevoegt, deze tweets onvoldoende onderscheiden van tweets waarvoor niet is betaald, respectievelijk dat de geretweete tweet (uiting VII) van een bepaalde tag had dienen te worden voorzien indien het een promotionele tweet is.

Sub E. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid van Twitter International voor de herkenbaarheid van reclame-uitingen van derden op haar platform

7.8. Beoordeeld dient te worden of krachtens de NRC en/of de RSM op Twitter als platform een verplichting rust met betrekking tot het herkenbaar maken van reclame. Voor wat betreft de RSM dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. In deze code staat immers in artikel 2 sub c met zoveel woorden dat de RSM niet van toepassing is op platformen als verspreiders van reclame-uitingen (“Onder verspreider wordt niet verstaan een beheerder van sociale netwerksites en fora die communicatie tussen deelnemers faciliteert en zich hierbij inhoudsneutraal opstelt”). Twitter als platform voldoet aan deze beschrijving nu, mede op grond van hetgeen hierna aan de orde komt, geoordeeld wordt dat zij zich ten aanzien van de inhoud van de tweets neutraal opstelt. Evenmin kan Twitter International als adverteerder in de zin van de RSM worden aangemerkt.

7.9. Het voorgaande sluit niet uit dat Twitter International wel kan worden aangesproken op grond van artikel 11.1 NRC, dat luidt als volgt: “Reclame dient duidelijk als zodanig herkenbaar te zijn, door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd.” De werking van dit artikel is, gezien zijn ruime inhoud en strekking, niet tot adverteerders beperkt. Hetzelfde geldt voor het direct daarop volgende artikel 11.2 NRC, waarvan de eerste zin (de verplichting om reclame in audiovisuele media door optische en/of akoestische middelen duidelijk te scheiden van de rest van het programma-aanbod) zich onmiskenbaar tot anderen dan de adverteerder richt. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat de verplichting om reclame als zodanig duidelijk herkenbaar te doen zijn ook kan zien op een digitaal platform zoals Twitter. Er bestaat geen aanleiding om te oordelen dat op sociale media-platforms niet een dergelijke verplichting rust, indien en voor zover zij kunnen weten dat het om reclame gaat. Zij maken de publicaties van reclame-uitingen mogelijk en kunnen, los van adverteerders op wie een eigen verantwoordelijkheid rust, in belangrijke mate bijdragen aan de herkenbaarheid van reclame door reclame-uitingen door middel van optische middelen en/of tekstuele vermeldingen duidelijk te scheiden van het overige aanbod op het platform. Twitter dient als platform aan de herkenbaarheid van reclame zelf een bijdrage te leveren door vermeldingen die duidelijk maken dat het om reclame gaat in plaats van om overige content. Het College gaat ervan uit dat Twitter International in dit verband ook nu al in ieder geval enige verantwoordelijkheid aanvaardt. Zij maakt immers het betaalde karakter van de tweets uit eigen beweging kenbaar door de tags ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ onderaan de bewuste tweets te vermelden, telkens vergezeld van een blauw vierkant met daarin een pijl. Niet gesteld of gebleken is dat adverteerders hierop enige invloed hebben, zodat het kennelijk Twitter International zelf is die bepaalt of de tags worden toegevoegd en welke inhoud en/of vormgeving die hebben.

7.10. Klagers verwijzen (in nummer 1.6 van hun pleitnota) naar onderdeel 4.5 van de Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2005/29/EG voor zover daar staat: “Alle vormen van commerciële communicatie op socialemediaplatforms moeten duidelijk worden vermeld. Het verbod op verborgen reclame van artikel 7, lid 2, van en bijlage I, punt 22, bij de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken kan worden ingeroepen jegens socialemediaplatforms en derde handelaren die socialemediaplatforms gebruiken. Een vergelijkbare openbaarmakingsvereiste vloeit voort uit artikel 6, punt a), van de Richtlijn inzake elektronische handel en de artikelen 9, 10 en 28 ter van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten.” Dit citaat dient te worden gezien tegen de achtergrond van de bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, waaronder oneerlijke reclame valt. Uit het citaat volgt dat ook de Europese Commissie met betrekking tot de herkenbaarheid van reclame een zelfstandige taak voor sociale media-platforms ziet en dat is relevant. Artikel 11.1 NRC dient in een commerciële context te worden uitgelegd in samenhang met de bepalingen die zien op oneerlijke handelspraktijken. Uit genoemd citaat volgt dat ook vanuit deze invalshoek Twitter International actief eraan dient bij te dragen dat reclame als zodanig herkenbaar is. Evident is dat verborgen reclame tot misleiding kan leiden. Meer in het bijzonder kan dit bij de bewuste tweets ertoe leiden dat consumenten ertoe verleid worden om daarop te klikken in de veronderstelling dat deze onthullend nieuws bevatten, waarna zij na doorklikken kunnen besluiten tot de aankoop van bitcoins. Door de tweets en de verdere informatie wordt immers indirect een verband gesuggereerd tussen bitcoins en klagers als bekende Nederlanders, hetgeen de aankoop van bitcoins via de betrokken adverteerder(s) kan bevorderen. Te verwachten valt dat ook onder toekomstige wetgeving inzake digitale diensten een platform de verplichting heeft het onderscheid tussen reclame en overige content duidelijk te maken (vgl. artikel 24 ontwerp verordening eengemaakte markt voor digitale diensten).

7.11. Twitter International stelt dat zij niet kan beoordelen of een uiting een reclame-uiting is. Het College oordeelt dat van Twitter International, in het algemeen gesproken, niet kan worden gevergd dat zij uitingen waarvoor niet is betaald vooraf controleert op een wervende inhoud. Dat neemt echter niet weg dat in de gevallen waarin de Twitter-gebruiker heeft betaald om de tweet een bepaald bereik te geven, een duidelijke aanduiding dient te volgen om het (mogelijk) commerciële oogmerk van de tweet onder de aandacht van het publiek te brengen, dit om verwarring met andere content op het platform te voorkomen. Het College acht het aannemelijk dat in het merendeel van de gevallen deze betaling plaatsvindt om producten en/of diensten aan te prijzen. Deze situatie doet zich in ieder geval voor bij de tweets sub I tot en met VI. Zoals vermeld, dienen die ertoe om de consument uiteindelijk naar een website te leiden waarop bitcoins worden aangeboden, zonder dat men deze bedoeling uit de tweets kan afleiden.
Op de tweet sub VII zal hierna onder H afzonderlijk worden ingegaan.

F. Beoordeling van de tag ‘uitgelicht’ zoals gebruikt in de uitingen I, III, IV en V

7.12. Het College oordeelt dat de tag ‘uitgelicht’ het promotionele doel van de bewuste tweets onvoldoende duidelijk maakt. Op geen enkele wijze volgt uit deze term dat het om een promotionele uiting gaat. Eerder is sprake van een term die het betaalde karakter van de tweets verhult. Deze term wordt immers in dit geval gebruikt in combinatie met tweets die op een nieuwsbericht in de vorm van een onthulling lijken en die om die reden extra aandacht krijgen (“uitgelicht worden”). Ook uit de opmaak en verdere presentatie van de uitingen blijkt niet dat het in feite om reclame gaat. Dit geldt ook indien rekening wordt gehouden met het publiek waarvoor de tweets zijn bestemd. Dit zijn Twitter-gebruikers, maar het College is van oordeel dat Twitter International onvoldoende heeft onderbouwd dat dit publiek (de gemiddelde Twitter-gebruiker) op grond van de term ‘uitgelicht’ in combinatie met de inhoud van de bewuste tweets zal begrijpen dat het daarin in feite om reclame gaat. Voor wat betreft de tag ‘uitgelicht’ voldoen de tweets daarom niet aan de eis van artikel 11.1 NRC dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn. Het College onderschrijft het gelijkluidende oordeel van de Commissie, met dien verstande dat de hier bedoelde tweets niet zijn omkaderd met een blauwe lijn, zoals de Commissie abusievelijk heeft verondersteld. Dit laatste maakt bovenstaand oordeel echter niet anders. Dat de tag ‘uitgelicht’ wordt vergezeld van een blauw vierkantje met daarin een pijl toont in enige mate aan dat het een bijzonder soort uiting is, maar niet wat de reden daarvan is. Ook deze vermelding maakt, los of in combinatie met de tag ‘uitgelicht’, onvoldoende duidelijk dat de bewuste tweets in feite reclame-uitingen zijn.

7.13. Twitter heeft gesteld dat zij de tag ‘uitgelicht’ sinds 2020 niet meer gebruikt en heeft vervangen door de tag ‘promoted’. Desondanks kan het, zoals klagers stellen en ook het College zelf heeft geconstateerd, voorkomen dat gebruikers nog steeds deze tag zien in plaats van ‘promoted’. Volgens Twitter International is dit het gevolg van het missen van een update door de gebruiker. Klagers betwisten dit. Wat daarvan zij, het College gaat ervan uit dat Twitter International overeenkomstig haar mededeling de tag ‘uitgelicht’ inmiddels heeft vervangen door ‘promoted’. Nu Twitter International zelf de tag ‘uitgelicht’ niet meer wil gebruiken, gaat het College verder ervan uit dat gebruikers van het Twitter-platform deze tag binnenkort niet meer zullen zien. Voor wat betreft de tweets die specifiek in deze procedure aan de orde zijn, heeft Twitter International verder onweersproken gesteld dat zij dergelijke tweets met succes bestrijdt waardoor deze niet meer op haar platform zijn te zien. Hieruit volgt dat niet langer tweets verschijnen in de vorm van clickbait waarin, zoals bij de bestreden tweets sub I, III, IV en V, naar klagers wordt verwezen in combinatie met de tag ‘uitgelicht’. Het College vindt hierin aanleiding de aanbeveling aan Twitter International om niet langer op de hier bedoelde wijze reclame van derden te tonen, te doen “voor zover nodig”, overeenkomstig de beslissing van de Commissie.

G. Beoordeling van de tag ‘promoted’ zoals gebruikt in de uitingen II en VI

7.14.
Ten aanzien van de tag ‘promoted’ oordeelt het College anders dan ten aanzien van ‘uitgelicht’. Het College acht het aannemelijk dat de gemiddelde Twitter-gebruiker bij confrontatie met uitingen die als ‘promoted’ worden getagd, zal begrijpen dat het om een tweet gaat waarvoor is betaald om deze onder de aandacht van de gebruiker te brengen. Tevens kan deze gebruiker bekend worden geacht met het feit dat dit doorgaans met een commercieel doel zal gebeuren waardoor de inhoud van dergelijke tweets meestal wervend van aard zal zijn. Daarbij duidt het woord ‘promoted’, anders dan het woord ‘uitgelicht’, zelf al aan dat sprake is van een tweet met een promotioneel karakter, dat wil zeggen onder de aandacht wordt gebracht om de verkoop van een product of dienst te bevorderen. Het College acht het daarom aannemelijk dat de gemiddelde Twitter-gebruiker uitingen die als promotioneel worden voorgesteld zal onderscheiden van andere uitingen die geen betaalde content bevatten. In deze context acht het College het woord ‘promoted’ geschikt om aan te duiden dat het in dit geval om reclame gaat. Dat het woord onderaan de uiting staat, en dat er enige afstand is tussen de uiting en het woord ‘promoted’ en dit woord in een tamelijk klein lettertype staat, brengt niet mee dat dit woord de gemiddelde Twitter-gebruiker zal ontgaan. De combinatie van de tag ‘promoted’ en de toevoeging van een blauw vierkantje met een pijl onder de uiting maakt in dit geval voor de Twitter-gebruiker de promotionele aard van de uiting voldoende duidelijk. Ten aanzien van de uitingen II en VI onderschrijft het College het oordeel van de Commissie dat het woord ‘promoted’ de hier bedoelde tweets voldoende duidelijk als reclame herkenbaar maakt, zodat dit onderdeel van de klacht niet kan slagen. De incidentele grief 3 faalt daarmee.

H. Ten aanzien van de tweet sub VII

7.15. Ten aanzien van de tweet sub VII stelt Twitter International dat nergens uit blijkt dat het een retweet van een promoted tweet is. Klagers kunnen, naar het College veronderstelt, niet zelf aantonen dat de tweet van een tag was voorzien voordat deze werd geretweet, omdat zij uitsluitend de geretweete tweet kunnen zien. Twitter International heeft niet de oorspronkelijke tweet overgelegd teneinde haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Het College meent evenwel dat op basis van de beschikbare gegevens kan worden aangenomen dat ook de tweet sub VII aanvankelijk als ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ werd aangeduid, maar vervolgens zonder deze aanduidingen in de tijdlijn van een van beide klagers verscheen na te zijn geretweet. Deze uiting betreft onmiskenbaar eveneens clickbait gelet op de sensationeel lijkende inhoud in combinatie met de vermelding van de naam van een van de klagers. Deze tweet onderscheidt zich in dat opzicht in niets van de tweets sub I tot met VI. Het College merkt op grond van het voorgaande ook de geretweete uiting aan als reclame in de zin van artikel 1 NRC. Dat klagers hun bezwaar tegen uiting VII volgens Twitter International pas tijdens de zitting van de Commissie hebben aangevoerd en onderbouwd, geeft geen aanleiding de klacht tegen deze tweet in beroep niet te behandelen. Inmiddels heeft Twitter International de gelegenheid gehad om op de hier bedoelde stellingen van klagers te reageren, en zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

7.16.
Twitter International stelt dat na het retweeten een promoted tweet verschijnt op de tijdlijn van volgers van het account dat de content heeft geretweet en niet op de tijdlijn van het publiek dat is getargeted door het account dat heeft betaald om de tweet te promoten (tenzij sommige van die gebruikers toevalligerwijs ook het account volgen dat de content heeft geretweet, zie nr. 6.67 beroepschrift Twitter International). Twitter International beschouwt een promoted tweet die geretweet wordt als een tweet waarvan niet langer duidelijk hoeft te worden gemaakt dat is betaald om een getargeted publiek te bereiken. Als een promoted tweet wordt geretweet, verliest deze volgens haar door het retweeten zijn ‘promoted’ karakter. De Commissie heeft geconstateerd dat het feit dat het woord ‘promoted’ bij het retweeten komt te vervallen, een bewuste keuze is van Twitter. Deze constatering is in beroep niet weersproken, zodat ook het College daarvan uitgaat.

7.17. Het College volgt het standpunt van Twitter International dat het retweeten van een promoted tweet de oorspronkelijke tweet in een andere context plaatst, maar verbindt andere consequenties aan deze constatering. Ook in de situatie dat een promoted tweet wordt geretweet, geldt dat de geretweete uiting zijn oorsprong vindt in een promotionele context en dat de tweet in dit geval reclame bevat. Na het retweeten is het bericht (tweet VII) nog steeds bedoeld om het publiek (uiteindelijk) naar een website te geleiden waarop een aanbod voor bitcoins wordt gedaan. Doordat de tweet zich na het retweeten niet meer door middel van de tag ‘promoted’ of anderszins onderscheidt van organische tweets, kan de ontvanger onmogelijk weten dat het doel van de uiting niet is om een (sensationeel) bericht te verspreiden, maar dat het in feite om een reclameboodschap gaat die via het platform van Twitter wordt verspreid.

7.18. De adverteerder heeft in dit geval betaald om tweet VII op een bepaald publiek te targeten, maar Twitter International faciliteert het retweeten van promoted tweets op haar platform en maakt dit makkelijk. Twitter International biedt de mogelijkheid van het retweeten van een promoted tweet als een onderdeel van de dienst die zij levert. Het retweeten brengt mee dat de reclame-uiting een ruimer bereik krijgt dan oorspronkelijk het geval was, immers ook een publiek kan bereiken dat niet is getargeted. Hierdoor wordt het bereik van deze uiting vergroot en daarmee de hoeveelheid consumenten die van de uiting, en daarmee in dit geval tevens van de website van de bewuste adverteerder(s), kennisneemt. Het retweeten van een promoted tweet draagt aldus bij aan het oorspronkelijke promotionele doel van die uiting en kan voor adverteerders als een gunstig bijgevolg van het plaatsen van een promoted tweet op het Twitter-platform worden gezien. Ook na het retweeten dient tweet VII nog steeds als indirecte reclame voor bitcoins. Dat in dit geval een derde zonder commer-ciële bedoeling de tweet aan een van beide klagers heeft doorgezonden (geretweet), doet niet af aan het oorspronkelijke, promotionele karakter van de tweet, waarop tweet sub VII voortbouwt. Tweet sub VII kan daardoor worden vereenzelvigd met de promoted tweet die aan het retweeten vooraf gaat. Dat door de adverteerder niet afzonderlijk is betaald voor het retweeten, doet hier niet aan af.

7.19. Het College ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding om te oordelen dat het enkele retweeten van tweet VII Twitter International van elke verantwoordelijkheid ontslaat met betrekking tot de herkenbaarheid van deze tweet als reclame. Het College rekent dit tot de in nummers 7.9 en 7.10 omschreven zorgplicht van Twitter. Dat het retweeten als zodanig niet ‘promoted’ is, staat niet in de weg aan een aanduiding of tag die het oorspronkelijke karakter van de uiting als promotionele uiting duidelijk maakt en blijft maken om zo Twitter-gebruikers in staat te stellen de uiting van het overige aanbod op het platform te onderscheiden. Voorkomen dient te worden dat de ontvanger zich na het retweeten een onjuist beeld vormt over de aard van deze uiting, en hierdoor wordt beïnvloed in de wijze waarop hij de uiting beoordeelt. Het maakt immers wezenlijk verschil of men als Twitter-gebruiker een uiting als nieuwsbericht of als commerciële communicatie bekijkt. In het eerste geval verwacht men content met een neutraal karakter, in het tweede geval is men zich bewust van beïnvloeding ten opzichte van een dienst of een product van een adverteerder.

7.20. Twitter International stelt dat zij niet weet of de inhoud van een tweet reclame is, waardoor zij onmogelijk kan aanduiden dát een Tweet reclame bevat. Zij gaat er echter bij deze stelling aan voorbij dat het, voor wat betreft haar bijdrage aan de herkenbaarheid van reclame, niet om de beoordeling van de inhoud van de uiting gaat, maar enkel om de constatering dat het om een tweet gaat waarvoor is betaald om deze op een getargeted publiek te richten. Niet gesteld of gebleken is dat Twitter International bij het retweeten technisch niet in staat is te onderkennen dat het om het retweeten van een promoted tweet gaat. Zij kan dit als beheerder van het platform zelf constateren zonder de inhoud van de uiting te hoeven controleren. Indien zij constateert dat het om een ‘promoted’ tweet gaat, dient zij ervoor te zorgen dat ook na het retweeten als zodanig kenbaar blijft dat voor de tweet is betaald teneinde deze op een getargeted publiek te richten. Door het ontbreken van de vermelding dat tweet sub VII promotioneel van aard is, heeft Twitter International, zoals ook de Commissie heeft geoordeeld, niet voldaan aan de verplichting in artikel 11.1 NRC om reclame in voldoende mate te onderscheiden van overige uitingen op haar platform.

I. Ten aanzien van de belangen van Twitter en de proportionaliteit

7.21. Twitter International stelt dat de Commissie ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep op het proportionaliteitsbeginsel niet in de weg staat aan de verplichting om een gere­tweete tweet ook na het retweeten van een tag te voorzien waaruit blijkt dat het om een bericht gaat met een promotioneel karakter. In het kader van dit proportionaliteitsbeginsel is volgens Twitter International van belang dat het werkelijke probleem is dat mensen buiten het Twitter-platform om worden opgelicht door ‘bad actors’ (vgl. nr. 6.70 beroepschrift Twitter). Om internetgebruikers naar hun websites toe te lokken plaatsen deze oplichters ‘scam’ berichten op allerlei platforms, waaronder op het Twitter platform. Twitter International is het met klagers eens dat dergelijke berichten niet thuis horen op het Twitter platform en zij doet dan ook alles om dit te voorkomen en is hierin succesvol. Alle bij de bewuste tweets betrokken accounts zijn blijkbaar door Twitter geschorst en klagers hebben geen recente ‘‘scam’ tweets’ genoemd. Verder voert Twitter aan dat zij een ‘notice and take down’ systeem heeft zoals dat in de Europese richtlijn voor Elektronische Handel wordt voorgeschreven. Gelet hierop acht Twitter International het onevenredig indien zij bij geretweete tweets kenbaar moet maken dat deze hun oorsprong vinden in ‘promoted tweets’. De gevolgen hiervan zijn volgens haar aanzienlijk en wijdverspreid omdat Twitter haar gehele beleidsvoering over promoted tweets moet heroverwegen. Het College oordeelt over het voorgaande als volgt.

7.22. Bij de vraag of reclame voldoende als zodanig herkenbaar is, is geen plaats voor een belangenafweging. De NRC voorziet niet in een dergelijke afweging. Ook los daarvan is het College van oordeel dat de door Twitter International genoemde argumenten niet in de weg staan aan de verplichting tot het vermelden van een aanduiding of tag bij tweet sub VII. Dat Twitter International dit kennelijk om bedrijfsmatige redenen onwenselijk acht, leidt niet tot een ander oordeel. Niet aannemelijk is dat het toevoegen van een tag aan uiting VII een onevenredig grote inspanning van Twitter vergt. Niet gesteld of gebleken is dat technische beletselen hieraan in de weg staan. Het dient onjuist te worden geacht dat in het ene geval (bij een promoted tweet) Twitter International een reclame-uiting wel als promotionele content bekend maakt en in het andere geval (bij een geretweete promoted tweet) niet. Ook ten aanzien van gere­tweete promoted tweets geldt als uitgangspunt dat alle vormen van commerciële communicatie op sociale media-platforms duidelijk als zodanig dienen te worden vermeld om verboden reclame te voorkomen, welke verplichting zich ook uitstrekt tot commerciële communicatie die door anderen dan de adverteerder wordt verspreid. Ten aanzien van uiting VII bevestigt het College daarom het oordeel van de Commissie.

J. Ten aanzien van het beroep door klagers op de Telecommunicatiewet

7.23. Klagers stellen dat Twitter handelt in strijd met artikel 11.7 Tw door de wijze waarop gebruiker van het Twitter-platform tegen hun wil worden geconfronteerd met uitingen die zij niet als reclame herkennen en die als spam kunnen worden beschouwd. Voor zover het ook in dit kader gaat om de vraag of de uitingen voldoende als reclame herkenbaar zijn, geldt dat deze grief naar het oordeel van het College een subsidiair karakter heeft, nu het in de kern om dezelfde vraag gaat als hierboven reeds is behandeld in het kader van artikel 11.1 NRC. Omdat de uitingen die zijn aangeduid als ‘uitgelicht’ respectievelijk de geretweete promoted tweet reeds in strijd met de NRC zijn geacht, is afzonderlijke behandeling van de hier genoemde grondslag overbodig. Ten aanzien van de promoted tweets geldt dat gebruikers deze wel als reclame zullen herkennen, zodat geen sprake is van onverwachte confrontatie met reclame, zoals klagers in het kader van deze grief stellen.

7.24. Of sprake is van ‘spam’ en het ontbreken van toestemming in de door klagers bedoelde zin, is uitsluitend relevant indien Twitter als ‘verzender’ in de zin van artikel 11.7 Tw kan worden aangemerkt, zoals blijkbaar met het tweede onderdeel van de hier besproken grief is bedoeld. Klagers hebben, mede gelet op het verweer van Twitter International, onvoldoende aangevoerd om te oordelen dat de rol van Twitter als platform dermate actief is, dat zij in feite als verzender van de bewuste tweets kan worden beschouwd. Twitter International speelt zelf geen enkele rol bij het aanbieden van bitcoins en distantieert zich juist van de adverteerders die voor de bestreden tweets verantwoordelijk zijn, en treedt daartegen op. Twitter International kan op grond van deze beslissing worden aangesproken voor de wijze waarop zij die uitingen doet onderscheiden van de overige content op haar platform, maar niet voor het feit dàt daarop de bewuste tweets van derden worden getoond.

K., Ten aanzien van het verzoek om een Alert (incidentele grief 4)

7.25. Ingevolge artikel 27 in combinatie met artikel 18 lid 4 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep kan, wanneer de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen, het secretariaat opdracht worden gegeven een uitspraak als “Alert” te verspreiden. Dit is een discretionaire bevoegdheid. De door klagers aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen deze maatregel naar het oordeel van het College niet. Dat een partij, zolang het beroep loopt, geen uitvoering geeft aan de beslissing van de Commissie, maakt dit oordeel niet anders. Derhalve volgt geen “Alert”.

L. Eindconclusie in het principale en incidentele appel

7.26. De grieven falen, zowel in het principale als in het incidentele appel. Het College beslist daarom als volgt.

 

De beslissing van het College van Beroep in het principale en incidentele appel

Het College bevestigt de bestreden beslissing van de Commissie als volgt:

  • klagers zijn niet-ontvankelijk in hun klacht tegen Twitter Netherlands B.V. en tegen Twitter Inc.;
  • de reclame-uitingen sub I, III, IV, V en VII zijn in strijd met artikel 11.1 NRC;
  • het College beveelt Twitter International aan om niet langer op de in de uitingen sub I, III, IV, V en VII bedoelde wijze reclame van derden te tonen;
  • bepaalt dat de aanbeveling ten aanzien van de uitingen sub I, III, IV en V wordt gedaan “voor zover nodig”;
  • de klacht tegen de reclame-uitingen sub II en VI wordt afgewezen.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie [25 november 2021]

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft zeven uitingen (alle met tekst en afbeelding) op Twitter:

I.

Een ongedateerde tweet afkomstig van “Hector Hines @HectorHines9”:
“Ik roep je dringend op om dit te bekijken v??rdat de banken het sluiten bit.ly/2RKZvei”.
Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, met daaronder een blauw vierkant met een pijl, en het woord “Uitgelicht”.

II.

Een ongedateerde tweet afkomstig van “Daily Show @kostianbl”:
“Dit Had Niet Live op tv Mogen Worden Vertoond bit.ly/3nUSISg”.

Bij de tweet is een foto van [naam] geplaatst, met daaronder een blauw vierkant met een pijl, en het woord “Promoted”.

III.

Een ongedateerde tweet afkomstig van “FoodvegA @Techindustry3”:
“De geruchten over zijn bleken waar te zijn bit.ly/31Jawkey”.
Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, samen met een foto van een wietplant en een (onbekende) nieuwspresentator met daaronder een blauw vierkant met een pijl en het woord “Uitgelicht”.

IV.

Een ongedateerde tweet afkomstig van “YourSEOCart @Zolzis”:
“Hij onthult of de geruchten over hem waar zijn. “Ik heb wettelijk geen toestemming om dat te zeggen.” bit.ly/3bqzee9”. Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, met daaronder een blauw vierkant met een pijl en het woord “Uitgelicht”.

V.

Een ongedateerde tweet afkomstig van “@ClintFAVST”:
“Vrijwel niemand kan zijn laatste actie verklaren. Bit.ly/3bgf2eK”. Bij de tweet is een foto van klager 1 geplaatst, met daaronder een blauw vierkant met een pijl en het woord “Uitgelicht”.

VI.

Een ongedateerde tweet afkomstig van “Daily Show @kostianbl”:
“In het nieuwe interview legde hij uit waarom hij besloot deze informatie te delen en waarom zijn collega’s tegen waren. bit.ly/314xrPj”. Bij de tweet is een foto van [naam] geplaatst, met daaronder een blauw vierkant met een pijl en het woord “Promoted”.

VII.

 Een tweet, bestaande uit twee schermafbeeldingen:

– Een op 09-11-2020 gedateerd bericht afkomstig van “Koolne @SBernietti”:
“Het Gebeurde Tijdens Een Live Uitzending bit.ly/3pjl40L”. Bij de tweet is een afbeelding van een uitzending van een Nederlandse talkshow te zien.

– Het hierboven beschreven bericht, kennelijk doorgestuurd door [naam gebruiker] op 13-11-2020 met de tekst: “@[klager 2] Kijk eens aan :-), je naam wordt genoemd!” en daaronder:
een bericht van [naam gebruiker] op 12-11-2020: “Dit is spam. Vorige x was het [naam].”

 

De klacht

De klacht, zoals deze schriftelijk is ingediend en ter zitting nader is toegelicht, wordt als volgt samengevat.

De uitingen zijn niet herkenbaar als reclame. Dit is des te ernstiger omdat het hier om fraude gaat. Consumenten worden verleid om te investeren in nep-bitcoins, en worden op die manier opgelicht.

Klagers lichten hun klacht als volgt toe.

Er staat niet ‘advertentie’ boven het bericht of een andere aanduiding waaruit duidelijk wordt dat het reclame is. Onderaan de tweet staat uitsluitend de aanduiding ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ in lichtgekleurde, onopvallende letters. In veel gevallen valt ook deze aanduiding weg. Wanneer de berichten worden ‘geretweet’ (doorgestuurd), komen deze advertenties zonder de aanduiding in de tijdlijn van derden (zie uiting VII) en is de misleiding maximaal. Volgens klagers zijn de uitingen een vorm van zogenoemde ‘native advertising’, waarbij de tweets het label ‘promoted’ krijgen, maar verder zoveel mogelijk op een reguliere tweet lijken. Volgens klagers wordt deze wijze van adverteren door Twitter als een pluspunt gezien, omdat zo’n advertentie de gebruiker niet onderbreekt met waar hij mee bezig was. Door op deze manier te handelen en na te laten om de tweets herkenbaar als reclame te presenteren, handelt Twitter in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) en de Reclamecode Social Media & Influencer Marketing (RSM) 2019.

Volgens klagers is het voor de gemiddelde consument (verder) onduidelijk dat de zeven bestreden uitingen reclame zijn, omdat de term ‘uitgelicht’ door vele media wordt gebruikt in de zin van ‘uitgelicht door de redactie’. Klagers hebben hiervan voorbeelden overgelegd van de websites van De Volkskrant, NRC en De Telegraaf. Een deel van de consumenten zal volgens hen denken dat een bericht dat door Twitter is ‘uitgelicht’ juíst betrouwbaar is. Bovendien staat Twitter ook toe dat ‘uitgelichte’ of ‘promoted’ tweets bestaan uit ‘echt nieuws’. Door een bericht van NRC als een ‘promoted’ bericht in de tijdlijn van een gebruiker te plaatsen, zorgt Twitter ervoor dat die gebruiker er bij een volgend ‘promoted’ of ‘uitgelicht’ bericht (zoals bijvoorbeeld de bestreden uitingen) des te minder op bedacht is dat dit soort berichten in feite reclame zijn. Volgens klagers zijn de door Twitter ‘uitgelichte’ en ‘promoted’ tweets daarom in strijd met artikel 11.1 juncto artikel 8.5 (bijlage 1 onder 10) NRC.

Naast de adverteerder kan ook Twitter verantwoordelijk gehouden worden voor reclame-uitingen op haar platform. Dat blijkt uit eerdere uitspraken van de Commissie (dossiernummers 2017/00613, 2013/00846, 2013/00852 en 2014/00327). Wat Twitter kan worden aangerekend, is dat het frauduleuze Bitcoin-advertenties eruit laat zien als betrouwbare, redactionele content. Wanneer Twitter duidelijk zou maken dat de frauduleuze advertenties reclame zijn, dan zou de consument al meer op zijn hoede zijn, wat de kans op oplichting (zoals met de bestreden uitingen gebeurt), verkleint. Twitter spant zich echter onvoldoende in om ervoor te zorgen dat de ‘native advertisements’, en met name de voorgelegde frauduleuze advertenties, voldoen aan de NRC. Twitter handelt derhalve zelf in strijd met de NRC door het aanbieden van ‘native advertisements’ te faciliteren.

Twitter handelt volgens klagers ook in strijd met de RSM. In artikel 2 RSM wordt onder een ‘verspreider’ verstaan degene die een relevante relatie heeft met de adverteerder en reclame via social media verspreidt. Een verspreider kan een natuurlijke of rechtspersoon zijn. Onder verspreider wordt niet verstaan een beheerder van sociale netwerksites en fora die communicatie tussen deelnemers faciliteert en zich hierbij inhoudsneutraal opstelt. Twitter stelt zich bij het presenteren van de voorgelegde bitcoin-advertenties niet neutraal op, maar voegt daar de aanprijzing ‘uitgelicht’ of ‘promoted’ aan toe en zorgt er daarmee voor dat de uitingen niet op reclame, maar op redactionele content lijken. Om die reden handelt Twitter in strijd met artikel 3 RSM, dat bepaalt dat reclame op social media duidelijk als zodanig herkenbaar moet zijn. Twitter laat na om duidelijk te maken dat sprake is van reclame, bijvoorbeeld door #ad of #spon toe te voegen. Dit is voor Twitter gemakkelijk te realiseren, maar zij laat dit na.

Gelet op de ernst van de misleiding en het feit dat het hier om reclame voor bitcoins gaat waarmee consumenten worden opgelicht, verzoeken klagers om de uitspraak als een Alert te laten verspreiden.  

 

Het verweer

Het verweer, zoals dat door verweerders schriftelijk is ingediend en ter zitting mondeling is toegelicht, wordt als volgt samengevat.

Verweerders verzoeken om niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, nu er over hetzelfde onderwerp en met dezelfde partijen een civiele procedure aanhangig is. In deze civiele procedure gaan twee van de kerndiscussies over de positie van Twitter als neutrale tussenpersoon en de status van ‘promoted’ tweets. Volgens Twitter is de uitkomst van deze civiele procedure direct relevant en van belang voor de beoordeling van de klacht door de Commissie. Zij verzoekt daarom om niet-ontvankelijkheid en daardoor afwijzing, dan wel aanhouding van de klacht.

Verweerders hebben ook verzocht dat de klacht, voor zover die is ingesteld tegen Twitter Netherlands B.V. en Twitter Inc., niet ontvankelijkheid moet worden verklaard. Alleen Twitter International is namelijk verantwoordelijk voor de Twitterdienst in Nederland, Twitter Netherlands B.V. (Amsterdam) en Twitter Inc. (San Francisco) niet.

Twitter betwist dat het om reclame gaat. Mocht de Commissie hier anders over beslissen, dan is het volgens haar door de aanduiding ‘promoted’ voldoende duidelijk dat het om betaalde content gaat. Die term voldoet aan de regels in de NRC en RSM. De term ‘uitgelicht’ gebruikt zij al enige tijd niet meer en zal zij ook niet meer gebruiken.

‘Promoted’ tweets zijn tweets die zijn gemaakt door adverteerders die een grotere groep gebruikers willen bereiken of die meer interactie willen met hun bestaande volgers. Alle ‘promoted’ tweets worden duidelijk gelabeld wanneer een adverteerder betaalt voor plaatsing op Twitter. Deze berichten zijn voorzien van de aanduiding ‘promoted’ met een pijl in een donkerblauw vierkant. Elke Twittergebruiker kan een ‘promoted’ tweet aanmaken. Na het plaatsen van een tweet (organisch of commercieel) kan men op de drie puntjes klikken (“…”) en voor de optie kiezen om de tweet te laten promoten. Vervolgens kan de gebruiker kiezen in welk geografisch gebied de ‘promoted’ tweet wordt weergegeven, en hoeveel geld de gebruiker wil spenderen aan deze ‘promoted’ tweet. Als dit is ingesteld, wordt de tweet gedurende een bepaalde periode gepromoot op de Twitterdienst. Een ‘promoted’ tweet verschijnt niet alleen in de tijdlijn van diegenen die het account van adverteerder volgen, maar ook in de tijdlijn van Twittergebruikers die voldoen aan de door adverteerder geselecteerde criteria. Dat een tweet ‘promoted’ is, zegt niets over de inhoud van de tweet. Hoewel ‘promoted’ tweets meestal commercieel van aard zijn, kunnen zij dus ook niet-commercieel zijn.

Hetgeen klagers over native advertising melden, komt uit een artikel dat niet afkomstig is van Twitter, en is geschreven door een externe partij die niet aan Twitter is gelieerd. Twitter deelt mee dat alle accounts die gerelateerd zijn aan de frauduleuze tweets permanent zijn geschorst. Sommige van deze accounts waren al geschorst op het moment dat de civiele procedure werd gestart. Twitter deelt verder mee dat geen van de overgelegde tweets het portret van [klager 2] bevat.  

Twitter betwist dat zij gehouden is aan de regels van de NRC en RSM.

Volgens vaste rechtspraak wordt een tussenpersoon zoals Twitter, die diensten op het gebied van social media aanbiedt en gebruikersgegevens op haar servers opslaat, aangemerkt als een dienstverlener van de informatiemaatschappij, en meer in het bijzonder als een hosting-dienstverlener in de zin van artikel 14 lid 1 van de Richtlijn inzake elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG, hierna ook: Reh). Dit artikel vormt de basis van het “safe harbor” beginsel, dat bepaalt dat de aanbieder van een internetdienst (“dienst van de informatiemaatschappij”) niet aansprakelijk is voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat hij (1) niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit of informatie of (2) zodra hij van het bovenbedoelde daadwerkelijk kennis heeft of besef krijgt, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken. Artikel 6:196c lid 4 BW is de omzetting van dit artikel in Nederlandse wetgeving. Om een beroep te kunnen doen op deze vrijstelling van aansprakelijkheid voor hostingdiensten moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste moet de dienstverlener kwalificeren als een tussenpersoon in de zin van de Reh. Ten tweede moet de dienstverlener voldoen aan de eisen van artikel 14 Reh. Wat de eerste voorwaarde betreft, volgt uit rechtspraak van het HvJEU dat een dienstverlener neutraal moet zijn en geen actieve rol mag spelen met betrekking tot de inhoud die wordt opgeslagen. Een dienstverlener komt dus in aanmerking voor de safe harbor als aan drie voorwaarden wordt voldaan:

(a) Het moet een dienst van de informatiemaatschappij zijn;

(b) De dienst moet bestaan uit de opslag van door gebruikers verstrekte informatie; en

(c) De dienstverlener moet als neutrale tussenpersoon optreden.

Twitter voldoet aan elk van deze eisen.

Het platform van Twitter, inclusief de ‘promoted tweets’-dienst, kwalificeert als een dienst van de informatiemaatschappij die bestaat uit de opslag van door gebruikers verstrekte informatie, namelijk de tweets en de inhoud daarvan (voorwaarden 1 en 2). Twitter biedt een geautomatiseerd systeem aan waarmee gebruikers tweets kunnen plaatsen en promoten.

In de Marktplaats/Stokke-zaak (ECLI: NL:GHLEE:2012:BW6296) oordeelde het Gerechtshof Leeuwarden dat het mogelijk is dat een dienstverlener een ‘neutrale positie’ inneemt wanneer (i) de dienstverlener de technische mogelijkheden biedt om een advertentie te plaatsen, (ii) de adverteerder voor die dienst moet betalen, (iii) de dienstverlener bepaalt hoe de dienst moet worden uitgevoerd en (iv) algemene informatie – waaronder begrepen algemene informatie over de opmaak van de advertisement – aan haar klanten wordt verstrekt. Dit is niet anders wanneer het platform op basis van een melding of op eigen initiatief, nagaat of de inhoud van de advertentie in strijd is met de regels van het platform.  Verweerders verwijzen eveneens naar de uitspraak van de Rechtbank Den Haag d.d. 17 maart 2021 in de zaak PVH/Facebook (ECLI:NL: RBDHA:2021:2422), waarin de rechtbank oordeelde dat Facebook recht heeft op de safe harbor-bescherming voor haar advertentiediensten.

 

De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht aan de hand van een pleitnota. De inhoud hiervan is voor zover van belang opgenomen in het oordeel van de Commissie.

 

Het oordeel van de Commissie

1.

Twitter International Company, Ulc heeft gesteld dat de klacht uitsluitend tegen haar kan worden gericht omdat zij als enige verantwoordelijk is voor de Twitter-dienst in de EU. Dit impliceert volgens haar dat de klacht ten aanzien van de andere twee entiteiten niet-ontvankelijk is. De Commissie beschouwt op grond van hetgeen Twitter International Company, Ulc aldus stelt, deze entiteit als de hoofdverweerder in deze procedure, zodat hierna met ‘Twitter’ deze entiteit zal worden aangeduid. Deze constatering heeft tot gevolg dat de klacht ten aanzien van Twitter Netherlands B.V. en Twitter Inc. niet-ontvankelijk is.

2.

Voor wat betreft het verzoek om aanhouding van de behandeling van deze zaak in verband met een reeds lopende civiele procedure, oordeelt de Commissie dat hiervoor geen aanleiding bestaat. De klacht is gebaseerd op specifieke regelingen van zelfregulering. Het betreft de regeling van herkenbaarheid van reclame als bedoeld in artikel 11.1 NRC en een bijzondere reclamecode (RSM 2019). Niet kan worden gezegd dat deze regelingen identiek zijn aan de regelgeving waaraan de rechter zal toetsen in de lopende civiele procedure. Anders dan in die civiele procedure het geval is, zal de Commissie immers niet oordelen over de vraag of Twitter als platform civielrechtelijk aansprakelijk is voor de inhoud van de uitingen die Twitter aanmerkt als “scam Tweets”.

3.

Verweerders betwisten dat het in de uitingen I t/m VII om reclame gaat. Dit verweer slaagt niet. De uitingen zelf bevatten weliswaar geen (duidelijke) aanprijzing, maar zijn onmiskenbaar bedoeld als een ‘teaser’, dat wil zeggen dat zij de consument door middel van een pakkende tekst uitlokken om op de tweet te klikken en zo de website van de adverteerder te bezoeken. Niet in geschil is dat men daar vervolgens een aanprijzing van bitcoins ziet. Deze vorm van uitlokking valt onder de reikwijdte van het begrip reclame zoals is neergelegd in artikel 1 NRC. Los daarvan merkt de Commissie op dat het hier bedoelde verweer zich niet verdraagt met het feit dat Twitter zelf de uitingen I t/m VI kenmerkt als ‘promoted’ of als ‘uitgelicht’, waarbij deze woorden volgens haar erop wijzen dat de inhoud ‘wervend’ is (of kan zijn). Dit kan niet anders worden begrepen dan dat het ook in de visie van Twitter om promotionele uitingen (dus reclame) gaat.

4.

De klacht, zoals deze schriftelijk en ter zitting mondeling is toegelicht, is tweeledig. In de eerste plaats zijn de uitingen niet duidelijk herkenbaar als reclame, waarvoor Twitter verantwoordelijk zou zijn. Ter zitting hebben klagers de klacht aangevuld met een tweede punt: Twitter overtreedt artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet (Tw), hetgeen eveneens strijd met artikel 2 NRC zou impliceren. Van deze aanvulling (die een beoordeling van artikel 11.7 Tw zou vergen) hebben verweerders en de Commissie pas ter zitting kennisgenomen. De Commissie acht deze (materiële) aanvulling om redenen van fair trial ontoelaatbaar. Het beroep op 11.7 Tw wordt daarom bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.

5.

Over de vraag of de zeven bestreden uitingen duidelijk herkenbaar zijn als reclame en of Twitter als platform verantwoordelijk is voor die herkenbaarheid, oordeelt de Commissie als volgt.

6.

Artikel 11.1 van de NRC bepaalt dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn, door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd. Voor de consument is het belangrijk om te weten of een bepaalde uiting een reclame-uiting is of niet. Aan een reclame-uiting wordt immers een andere betekenis toegekend dan aan andere uitingen. Deze eis gaat verder dan dat reclame alleen bij lezing van de inhoud van de uiting voldoende als reclame herkenbaar moet zijn. De consument moet een reclame-uiting namelijk ook binnen de gehele context (de wijze van presenteren) altijd makkelijk als zodanig kunnen identificeren en zonder moeite kunnen vaststellen dat het om reclame gaat. Uitgaande hiervan oordeelt de Commissie als volgt.

7.

De uitingen I, III, IV en V zijn omkaderd met een blauwe lijn, met onderaan een blauw vierkant met een pijl en het woord ‘uitgelicht’. De Commissie is van oordeel dat deze vormgeving onvoldoende duidelijk maakt dat het hier reclame betreft. Het kader en het vierkant met de pijl hebben een neutrale betekenis, waaruit niet kan worden afgeleid dat het om reclame gaat. Het woord ‘uitgelicht’ zorgt niet voor verdere verduidelijking op dit punt, nu ook dit een neutrale betekenis heeft. De gemiddelde consument, in dit geval het publiek dat Twitter gebruikt, zal begrijpen dat het bericht kennelijk extra aandacht verdient, maar niet zonder meer verwachten dat die aandacht op het bericht wordt gevestigd omdat de afzender daarvoor (aan Twitter) heeft betaald teneinde op deze wijze een product of dienst aan te prijzen. Nu ook uit de inhoud van deze berichten niet zonder meer volgt dat het reclame is (de teksten in het bericht doen voorkomen dat het om een -sensationeel- nieuwsbericht gaat), is van duidelijke herkenbaarheid door opmaak, presentatie en inhoud van de berichten geen sprake. De Commissie heeft nota genomen van het verweer van Twitter dat zij de aanduiding ‘uitgelicht’ definitief gestaakt heeft. Dit laat onverlet dat de uitingen I, III, IV en V in de hierboven beschreven vorm te zien zijn geweest en hierover kan worden geklaagd. Dat Twitter inmiddels maatregelen heeft genomen waardoor de bestreden uitingen niet meer zouden zijn te zien, staat evenmin aan beoordeling van de uitingen in de weg. Wel ziet de Commissie op basis van dit verweer aanleiding om voor wat betreft deze uitingen een aanbeveling voor zover nodig te doen.

8.

Voor wat betreft de uitingen II en VI geldt dat zij dezelfde opmaak hebben als de hierboven omschreven uitingen, met dien verstande dat het woord ‘uitgelicht’ is vervangen door het woord ‘promoted’. De Commissie is van oordeel dat dit wezenlijk verschil maakt: de volledige uiting met het woord ‘promoted’ acht zij voldoende duidelijk herkenbaar als reclame. Het woord ‘promoted’ maakt immers, ook indien de uiting in de feed of tijdlijn wordt geplaatst, duidelijk dat het om reclame gaat. De gemiddelde Twitter-gebruiker zal bij deze uitingen begrijpen dat het hier om berichten gaat waarvoor is betaald en zal de uitingen daarom op waarde kunnen schatten. Dat het woord ‘promoted’ prominenter had kunnen worden vermeld, doet aan dit oordeel niet af. In het geheel van de uitingen acht de Commissie het woord ‘promoted’ voldoende zichtbaar en duidelijk.   

9.

De door klagers overgelegde uiting VII bestaat uit twee afbeeldingen met een korte tekst. Klagers stellen dat deze uiting zonder de aanduidingen ‘promoted’ of ‘uitgelicht’ in de tijdlijn van derden verschijnt na te zijn ge-retweet. Verder stellen zij dat door het retweeten deze aanduidingen (inclusief het kader en het vierkant met de pijl) wegvallen. Twitter heeft dit laatste niet weersproken en heeft ter zitting toegelicht dat dit het gevolg is van het feit dat zij vindt dat een dergelijk doorgestuurd bericht een andere status heeft gekregen. Doordat het is doorgestuurd door een gebruiker, en niet door de adverteerder (met hulp van Twitter), is het volgens Twitter geen reclame meer. De Commissie begrijpt dat Twitter de uitingen in dat geval aanmerkt als een ‘organische tweet’. Dit verweer faalt. Ook een ge-retweete reclame-uiting blijft een reclame-uiting. Het doel van de uiting is nog steeds om de consument ertoe te brengen de website van adverteerder te bezoeken teneinde daar een advertentie voor bitcoins te zien. Degene die de uiting retweet, treedt daarbij feitelijk op als verspreider ten behoeve van de adverteerder. Dit kan weliswaar een andere verspreider zijn dan bedoeld in de RSM (er ontbreekt mogelijk een relevante relatie), maar dat neemt niet weg dat nog steeds sprake is van een ten behoeve van een adverteerder gestimuleerde mededeling in de zin van artikel 1 NRC die met behulp van Twitter wordt verspreid. Twitter faciliteert immers door de functionaliteit van het retweeten het verspreiden van de promotionele uiting, waarbij deze functionaliteit in dit specifieke geval kan worden beschouwd als een onderdeel van de dienst die Twitter tegen betaling aan de adverteerder levert in het kader van Promoted Tweets. Door de functionaliteit van het retweeten vergroot Twitter het bereik van de uiting en beïnvloedt zij de hoeveelheid consumenten die van de uiting, en daarmee tevens van de website van de adverteerder, kennisneemt. Een ge-retweete uiting dient duidelijk als reclame herkenbaar te blijven om te voorkomen dat de consument zich een onjuist beeld vormt over de aard van de uiting. Niet is gesteld of gebleken dat het technisch niet mogelijk zou zijn deze aard ook na het retweeten kenbaar te maken door middel van (bijvoorbeeld) het woord ‘promoted’. Dat dit woord bij retweeten komt te vervallen, is blijkbaar een bewuste keuze van Twitter.

10.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat uitingen I, III, IV, V en VII onvoldoende duidelijk herkenbaar zijn (geweest) als reclame, en dat de klacht met betrekking tot de uitingen II en VI wordt afgewezen.

11.

Twitter acht zich niet verantwoordelijk voor de herkenbaarheid van de reclame, nu zij naar eigen zeggen een beroep kan doen op het ‘safe harbor’ principe. Het ‘safe harbor’ principe, dat zijn oorsprong vindt in artikel 14 van Richtlijn 2000/31/EG (Richtlijn elektronische handel) en is geïmplementeerd in 6:196c BW, behelst, kort samengevat, dat de aanbieder van een internetdienst niet aansprakelijk is voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat hij niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit of informatie of, zodra hij daarvan heeft kennisgenomen, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken. Toegepast op de onderhavige zaak stelt Twitter dat zij niet verantwoordelijk is voor de herkenbaarheid van de uitingen, nu zij een neutrale tussenpersoon is. Daarbij heeft zij naar eigen zeggen voldaan aan de voorwaarde dat zij alles wat in haar macht lag heeft gedaan om de tweets (en hun afzender) te verwijderen. Het beroep van Twitter op het ‘safe harbor’ principe slaagt evenwel niet. Het ‘safe harbor’ principe ziet, voor zover hier van belang, op de inhoudelijke juistheid van de informatie. In dit geval gaat het niet om de inhoud, maar om de wijze waarop kenbaar wordt gemaakt dat het om reclame gaat. In het verlengde hiervan treft ook het beroep dat Twitter doet op bestaande rechtspraak geen doel, nu het in deze uitspraken niet om de herkenbaarheid van de reclame ging.

12.

Twitter heeft in haar verweer en ter zitting uitgelegd hoe een organische tweet wordt veranderd in een ‘uitgelichte’ dan wel ‘promoted’ tweet. Niet in geschil is dat Twitter bepaalt hoe wordt aangeduid dat het een ‘promoted’ tweet’ betreft nadat de afzender heeft aangegeven welk bedrag hij wil uitgeven en in welk geografisch gebied de tweet gepromoot moet worden. Het is aan Twitter om dit telkens op een voldoende duidelijke wijze te doen, nu de adverteerder hierop blijkbaar geen invloed heeft. Twitter heeft daardoor een zelfstandige verantwoordelijkheid dit te doen op een wijze die overeenstemt met artikel 11.1 NRC. Zij is immers de enige die in staat is ervoor te zorgen dat de tweets specifiek als reclame worden aangeduid. Daarmee verschuift de verplichting van artikel 11.1 NRC naar haar. Het beroep op proportionaliteit door Twitter staat hieraan niet in de weg. Uit het voorgaande volgt immers dat Twitter, zoals zij nu al doet, kan volstaan met reclame-uitingen aan te duiden met het woord ‘promoted’. Twitter zal op grond van deze beslissing enkel maatregelen dienen te nemen om te waarborgen dat ook ge-retweete ‘promoted tweets’ duidelijk als reclame herkenbaar blijven.

13.

Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing van de Commissie

De Commissie acht de reclame-uitingen I, III, IV, V en VII in strijd met artikel 11.1 NRC. De Commissie beveelt verweerder 3 aan om niet langer op deze wijze reclame te maken, met dien verstande dat zij deze aanbeveling met betrekking tot de uitingen I, III, IV en V doet ‘voor zover nog nodig’. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af. De Commissie ziet geen aanleiding deze beslissing als een Alert te verspreiden.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken