a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

energie, Gas, water en elektra

Dossiernr:

2011/00075

Datum:

25-03-2011

Uitspraak:

CVB Aanbeveling met ALERT bevestigd (met wijziging gronden) (=Aanbeveling met ALERT

Product/dienst:

energie, Gas, water en elektra

Motivatie:

Strijd met wet

Medium:

Audiovisuele Mediadiensten

De bestreden reclame-uitingen

 

Het betreft de volgende reclame-uitingen van adverteerder.

 

A. Televisie-commercial

Het betreft een televisie-commercial (uitgezonden vanaf 12 januari 2011), waarin het volgende wordt gezegd:

“Een groot Duits energiebedrijf is sinds kort eigenaar van Essent. Daar hebben ze bijna acht en een half miljard voor betaald. Dat geld willen ze natuurlijk terugverdienen. Doen wij daar aan mee? Ik zeg: nein! Stap over naar de Nederlandse Energie Maatschappij met zijn lage Hollandse tarieven. Dat scheelt u honderden euro’s.

U snapt nu waarom wij de goedkoopste zijn. Bel 0800-4664. Ik zeg: doen!”

 

De uitgesproken tekst wordt begeleid door beelden van onder meer de Duitse en de Nederlandse vlag. Bepaalde tekstfragmenten komen uitgeschreven in beeld. Aan het eind van de commercial komt de website van adverteerder in beeld.

 

In de tag-on wordt gezegd:

“Stap nu over naar de Nederlandse Energie Maatschappij. Dat scheelt honderden euro’s. Ik zeg: doen! Vergelijk de prijzen op Nederlandenergie.nl”

 

B. Printreclame

Het betreft de volgende print-advertenties:

 

i.          Advertenties in verschillende dagbladen (Financieel Dagblad, Trouw, De Telegraaf en De Volkskrant) met de titel: “Wie is het goedkoopst?”.

 

ii.         Een abriposter met de titel: “Wie is het goedkoopst”.

 

In de bovengenoemde advertenties wordt een vergelijking gemaakt tussen de ‘kosten gas en stroom per jaar’ van NLEnergie en drie andere energiemaatschappijen (Essent, Nuon en Eneco). In 4 kolommen naast elkaar worden deze kosten van de verschillende maatschappijen genoemd. Onderaan de kolommen staat per energiemaatschappij het ‘Totaal per jaar’. Bij ‘Nuon’, ‘Essent’ en ‘Eneco’ staan daaronder de bedragen die, blijkens het bijschrift de ‘BESPARING PER JAAR’ inhouden. Naast deze bedragen staat een asterisk, die verwijst naar de volgende tekst onderaan de advertentie:

 

“Er wordt vergeleken met variabele tarieven voor groene stroom en gas. Deze worden normaliter per 1 januari en 1 juli van een kalenderjaar aangepast; er wordt vergeleken met een gemiddeld jaarverbruik van: 3.500 kWh stroom en 1850 m3 gas (in gasregio 4; dit kan per regio verschillen); de vergelijking is gebaseerd op de tarieven die op peildatum 3 januari 2011 op de websites van Nuon, Essent en Eneco te vinden waren en op de prijsaanbieding die NLEergie hanteert vanaf 3 januari 2011; het stroomtarief is gebaseerd op enkeltarief en het gastarief voor gasprofiel 1; het vastrecht ligt bij ons hoger. Dit betekent dat uw voordeel bij minder verbruik kleiner zal zijn. Bij meer verbruik zal het voordeel juist groter zijn; Energiebelasting is als volgt berekend; € 0,1334 per kWh, € 0,1950 per m3 en € 379,16 heffingskorting per jaar; totalen zijn inclusief BTW, Energiebelasting, vastrecht en netbeheerkosten (netbeheerder Liander is als voorbeeld genomen).”

 

iii.  De webpagina’s:

–    http://www.nederlandenergie.nl/berekenzelf met de kop: “Wie is het goedkoopst”. Op deze pagina worden de eerder genoemde energiebedrijven genoemd met daaronder de bedragen (met asterisk) die de ‘BESPARING PER JAAR’ inhouden. Wanneer men op deze webpagina op de link: ‘meer informatie’ klikt, wordt men doorverwezen naar de webpagina

–    http://www.nederlandenergie.nl/consumenten/Tarieven/Besparingsoverzicht_variabel met de kop: “Wie is de goedkoopste energieleverancier”. Op deze pagina worden, op vergelijkbare wijze als in de bovengenoemde advertenties, de ‘kosten gas en stroom per jaar’ van de genoemde energiebedrijven met elkaar vergeleken. Onderaan de kolommen wordt per bedrijf ‘Uw besparing’ genoemd. Onderaan de webpagina staat een tekst, gelijkluidend aan de tekst onderaan de advertenties, zoals hierboven vermeld.

 

De klacht

 

Klaagster stelt dat de beoogde strategie van adverteerder is om klaagster in het geheugen van de consument neer te zetten als doelwit van een overname door een buitenlandse concurrent die de overnameprijs probeert terug te verdienen door middel van hogere tarieven. Daarbij, stelt klaagster, heeft de televisie-reclame een versterkend effect op de printreclame.

 

Ad A. Televisie-commercial

Met betrekking tot de televisiereclame stelt klaagster, samengevat, het volgende.

 

1. € 8,5 miljard moet worden ‘terugverdiend’: misleidend en ontoelaatbaar vergelijkend.

De consument wordt erop gewezen dat Essent voor bijna € 8,5 miljard is overgenomen en dat dat geld ‘natuurlijk’ moet worden terugverdiend. Klaagster acht deze mededeling misleidend. Sinds de overname door RWE zijn de tarieven van Essent niet meer of minder gestegen dan de prijzen in de rest van de markt. Klaagster verwijst naar door haar overgelegde grafieken “vergelijking leveringstarieven elektriciteit en vergelijking leveringstarieven gas”.

Van een terugverdienmodel is geen sprake. De claim dat de overnameprijs van € 8,5 miljard moet worden ‘terugverdiend’ is feitelijk onjuist en daarom misleidend.

De overname heeft eerder een gunstig effect voor de consument, nu deze Essent in staat stelt om efficiënter en met grotere slagkracht energie in te kopen.

Gelet op het voorgaande acht klaagster de commercial in strijd met de artikelen 6:193c lid 1 sub d en 6:194a lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek en met de artikelen 2, 7, 8 en 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

 

2. Discriminatie.

Door de Duitse vlag te tonen en door het vermelden van: “Nein”, wordt de nadruk gelegd op het feit dat de overnemende partij buitenlands is. Klaagster stelt dat wordt geappelleerd aan mogelijke xenofobe angstgevoelens van consumenten. De indruk wordt gewekt dat de Duitse nationaliteit van de nieuwe aandeelhouder van Essent een directe impact heeft op de wijze waarop de tarieven worden opgebouwd en op het verdienmodel dat wordt gehanteerd. Aldus is naar klaagsters mening sprake van discriminatie op grond van nationaliteit en daarom van strijd met artikel 2 NRC.    

 

3. “De goedkoopste” misleidend.

Klaagster wijst op de algemene aanbeveling van de Commissie onder e, waarin staat dat een superlatief als ‘de goedkoopste’ vrijwel altijd misleidend is omdat het voor de adverteerder nagenoeg onmogelijk is om na te gaan of hij of zij in alle gevallen ook daadwerkelijk de goedkoopste is. Adverteerder stelt in de commercial in absolute zin dat zij de goedkoopste is, zonder dat zij dat hard maakt of hard kan maken. Ook op de website waarnaar in de tag-on wordt verwezen, wordt de claim dat adverteerder in alle gevallen de goedkoopste is, niet onderbouwd. Gelet op het voorgaande acht klaagster deze claim misleidend.

 

Ad B. Printreclame

 

1. Misleidende vergelijking

In de printreclame wordt een jaarvergelijking van variabele tarieven voor gas en stroom gemaakt. Uit de printreclame maakt de consument op dat de prijs voor levering van energie bij adverteerder op jaarbasis € 225,44 lager is dan bij Essent.

Klaagster stelt dat deze claim misleidend is, nu gebleken is dat het basistarief van Essent wordt vergeleken met een ‘standaardaanbieding voor nieuwe klanten’ van adverteerder. Deze in de vergelijking gehanteerde tarieven zijn kennelijk anders dan de basistarieven van bestaande klanten van adverteerder. In de uiting wordt dit niet duidelijk gemaakt.

 

Het genoemde jaarvoordeel van € 225,44 geldt ook niet voor klanten die nu zouden overstappen naar de Nederlandse Energie Maatschappij, nu de nieuwe klant na verloop van tijd het tarief zal gaan betalen zoals dat geldt voor bestaande klanten.

In de kleine lettertjes waarnaar met een asterisk wordt verwezen, wordt meegedeeld dat de prijs per 1 januari en per 1 juli kan worden aangepast. Adverteerder stelt ten onrechte een prijsaanpassing op basis van marktomstandigheden, die inherent is aan een variabel tarief, gelijk met een prijsaanpassing die het einde van een ‘instaptarief’ inhoudt. Voor de gemiddelde consument is dit onduidelijk.

Onder verwijzing naar gegevens van de website van adverteerder van 2010 stelt klaagster tot slot dat de verschillen tussen het instaptarief en het basis variabele tarief onverklaarbaar groot zijn.

In de printadvertentie wordt niet meegedeeld hoe en wanneer het instaptarief ophoudt te bestaan. Aldus acht klager de reclame, waarin wordt gesuggereerd dat sprake is van een ‘besparing per jaar’ van € 225,44, oneerlijk en misleidend.

 

In haar brief van 3 februari 2011 illustreert klaagster het vorenstaande aan de hand van gegevens van twee klanten van adverteerder.

 

2. Relevante informatie (nagenoeg) onleesbaar

Klaagster stelt dat de letters van het onderschrift bij de kleinere krantenadvertenties en bij de abriposters dermate klein zijn, dat deze voor een groot deel van de consumenten nauwelijks te lezen zijn.

 

Het verweer

 

De klacht is gemotiveerd weersproken. Voor zover voor de beslissing van belang wordt in het oordeel op het verweer teruggekomen.

 

De mondelinge behandeling

 

Mrs. Kleemans en Van Oorschot voornoemd hebben aan de hand van hun notities het standpunt van klaagster nader toegelicht. Mr. De Heer voornoemd heeft het standpunt van adverteerder nader toegelicht, eveneens aan de hand van zijn notities.

 

Het oordeel van de Commissie

 

Met betrekking tot de genoemde bezwaren van klaagster overweegt de Commissie als volgt.

 

Ad A. Televisiecommercial

 

Ad 1.  € 8,5 miljard moet worden terugverdiend

In de commercial wordt meegedeeld dat de ‘bijna acht en een half miljard’, die door het grote Duitse energiebedrijf is betaald voor Essent, ‘natuurlijk’ moet worden terugverdiend. Vervolgens wordt men aangespoord om over te stappen op de Nederlandse Energie Maatschappij met zijn ‘lage Hollandse tarieven’ en wordt gesteld dat dat ‘honderden euro’s’ scheelt.

 

Naar het oordeel van de Commissie wordt aldus, door een verband te suggereren tussen de overname, die € 8,5 miljard heeft gekost, en de stelling dat het overstappen naar NLEnergie de klant ‘honderden euro’s’ zal schelen, de indruk gewekt dat, ten gevolge van de overname, de tarieven van Essent omhoog gaan of zijn gegaan.

 

Klaagster betwist gemotiveerd dat haar tarieven omhoog zijn gegaan ten gevolge van de bewuste overname.

 

Adverteerder heeft op dit punt – kort gezegd – aangevoerd dat de ‘enorme kosten die met zo’n grote overname gepaard gaan’, ‘logischerwijs in de prijs van de te verkopen producten (zullen) moeten worden verdisconteerd’. Adverteerder noemt in dit verband een kritische publicatie in NRC Handelsblad van 17 april 2009, waarin door ‘vooraanstaande economen’ wordt gepleit voor het ‘in publieke handen blijven’ van energiebedrijven Essent en Nuon. Voorts verwijst adverteerder  naar verschillende andere publicaties waaruit zou blijken dat ‘overnames hoge kosten met zich meebrengen en tot prijsstijgingen kunnen leiden’. Tot slot stelt zij hieromtrent dat gebleken is dat Essent ‘tot 1 januari 2010 het goedkoopste was van de grote drie en in 2010 – het jaar van de herpositionering als ‘an RWE Company’ – vanaf 1 juli 2010 de duurste van de grote drie’ is.

 

De Commissie is van oordeel dat adverteerder echter onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat, zoals in de commercial wordt gesuggereerd, de overname van Essent door het Duitse bedrijf RWE tot gevolg heeft dat de tarieven van Essent daadwerkelijk worden of zijn verhoogd (en dat het daardoor voor de klanten van Essent ‘honderden euro’s scheelt’ wanneer men overstapt naar adverteerder). Derhalve acht de Commissie deze in de commercial gewekte suggestie onjuist.

 

Gelet op het voorgaande gaat de commercial naar het oordeel van de Commissie gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de prijs van het product als bedoeld in artikel 8.2 onder d NRC. De Commissie is voorts van oordeel dat de gemiddelde consument, naar aanleiding van deze onjuiste informatie, ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen.

 

Ad 2. Discriminatie

Van discriminatie in de zin van de wet is naar het oordeel van de Commissie geen sprake. Het “Ik zeg: nein”, in combinatie van het tonen van de Duitse vlag, waarmee wordt verwezen naar de Duitse nationaliteit van het overnemende bedrijf, is kennelijk humoristisch bedoeld. Niet wordt naar het oordeel van de Commissie gesuggereerd dat Duitse bedrijven in het algemeen duurder of niet integer zouden zijn.

 

Ad 3. “Goedkoopste”

Zonder voorbehoud wordt in de commercial gesteld dat NLEnergie ‘de goedkoopste’ is (‘Nu begrijpt u waarom wij de goedkoopste zijn’). Naar door adverteerder bij verweer is meegedeeld, geldt deze claim echter uitsluitend ten opzichte van Essent. Nog daargelaten of NLEnergie daadwerkelijk (ten opzichte van Essent) de goedkoopste is, acht de Commissie deze beperking dermate essentieel, dat deze uitdrukkelijk uit de commercial had dienen te blijken. De Commissie volgt adverteerder niet in haar stelling dat de consument uit de reclame zelf kan opmaken dat de claim uitsluitend op Essent van toepassing is. Ook de verwijzingen naar de website van adverteerder acht de Commissie in dit opzicht onvoldoende.

Nu de genoemde relevante informatie ontbreekt, is naar het oordeel van de Commissie sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC. De Commissie is voorts van oordeel dat de gemiddelde consument, naar aanleiding van deze ontbrekende informatie, ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen.

 

Conclusie

Op grond van het hierboven Ad 1 en Ad 3 geoordeelde is de commercial op de daar genoemde punten misleidend in de zin van artikel 8 NRC en daarom oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Voorts is sprake van ontoelaatbare vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 aanhef en sub a NRC.

 

Ad. B printreclame

 

Ad 1. Misleidende vergelijking

Naar door klaagster onweersproken is gesteld, is in de vergelijkingen die in de printreclames worden gemaakt, voor wat betreft de bij NLEnergie genoemde bedragen uitgegaan van een ‘standaardaanbieding’, die slechts geldt voor haar nieuwe klanten. Na verloop van tijd zullen, zoals klaagster onvoldoende weersproken heeft aangevoerd, deze klanten het tarief gaan betalen zoals dat geldt voor bestaande klanten. Klaagster heeft voorts gewezen op de grote verschillen tussen dit instaptarief en het basis variabele tarief van adverteerder en heeft dit geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden.

 

De Commissie constateert dat aldus in de vergelijkingen bij adverteerder is uitgegaan van een speciaal, lager ‘instaptarief’, dat slechts geldt voor de eerste periode dat men klant is bij NLEnergie en dat lager is dan het basistarief voor haar reeds bestaande klanten, terwijl bij de andere genoemde energiebedrijven wordt uitgegaan van het basistarief, dat wel geldt voor de bestaande klanten van die bedrijven. De Commissie is van oordeel dat aldus geen sprake is van een objectieve vergelijking van de prijs als bedoeld in artikel 13 aanhef en sub c NRC.

 

Bovendien is de Commissie op grond van de bovengenoemde uitgangspunten van oordeel dat, nu verschillende soorten tarieven worden gehanteerd die in de loop van het jaar (met uiteenlopende bedragen) zullen worden verhoogd, niet aannemelijk is dat de in de uitingen genoemde kosten van gas en stroom ‘per jaar’ de juiste bedragen zijn en dat de genoemde bedragen die volgens de advertenties de ‘besparing per jaar’ inhouden, daadwerkelijk de kosten zijn die men per jaar bespaart als men overstapt naar NLEnergie.

Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat de uitingen gepaard gaan met onjuiste informatie ten aanzien van de prijs van het product als bedoeld in artikel 8.2 onder d NRC. De Commissie is voorts van oordeel dat de gemiddelde consument, naar aanleiding van deze onjuiste informatie, ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden zijn de reclame-uitingen misleidend en daarmee oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Voorts is sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 aanhef en sub a NRC.

 

Adverteerders stellingen dat het haar vrij staat om ‘verschillende tarieven voor verschillende klantengroepen’ te hanteren en dat het prijsbeleid en prijsontwikkeling van de door energieleveranciers aangeboden producten onder toezicht staan van de Energiekamer van de NMa, doen niet af aan het voorgaande.

 

Ook de mededelingen onderaan de advertentie nemen niet weg dat sprake is van een ongeoorloofde vergelijking zoals hierboven is geoordeeld.

 

Ad 2. Leesbaarheid relevante informatie

De Commissie kan niet beoordelen of de teksten onder de gewraakte print-uitingen voldoende duidelijk zijn, nu klaagster niet de originele uitingen heeft overgelegd. Om die reden wijst de Commissie de klacht op dit punt af.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 18 februari 2011

 

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de televisiecommercial op de punten zoals genoemd Ad A, 1 en 3 in strijd met de artikelen 7 en 13 aanhef en sub a NRC.

De printreclames acht de Commissie, op grond van het Ad B, 1 geoordeelde in strijd met de artikelen 7, 13 aanhef en sub a en 13 aanhef en sub c NRC.

Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

 

 

Het College van Beroep

De grieven

Het College vat de grieven als volgt samen.

Ten aanzien van de televisiecommercial

Grief 1

De Commissie heeft geoordeeld dat NLEnergie onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overname van Essent door RWE tot verhoging van de tarieven van Essent heeft geleid. De Commissie heeft bij dit oordeel het door NLEner­gie aan­ge­leverde bewijs van de juistheid van de in de reclame-uiting verstrekte informatie deels buiten beschouwing gelaten. Voorts heeft de Commissie miskent dat de be­twisting door Essent van de prijsstijging niet geloofwaardig is in het licht van haar eigen “strategienotitie 2008-2012”. Essent heeft het door NLEnergie geleverde bewijs niet afdoende betwist. Diverse vooraanstaande economen heb­ben in een artikel in de NRC Handelsblad van 17 april 2009 uiteengezet dat schaal­vergroting  in de energiesector leidt tot hogere prijzen voor de consument. Dit blijkt ook uit het als bijlage 11 bij het verweerschrift overgelegde artikel, alsmede uit een onder­zoek van Prof. E.J.J. Schenk, die heeft geconstateerd dat de steeds gro­ter wor­dende­bedrij­ven minder efficiënt werken en daardoor duurder worden voor de consu­ment. Hier staan geen andersluidende publicaties tegenover. Ook de praktijk wijst dit uit. Over de periode van 1 januari 2009 tot 1 januari 2010 was Essent op het variabele product de goedkoopste aanbieder van de drie grote energie­leve­ran­ciers, maar vanaf 1 juli 2010 is zij de duurste van de grote drie. Er is op grond van het voor­gaande geen sprake van oneerlijke reclame. Voorts voldoet de reclame aan de eisen van artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en heeft de Com­missie in een vergelijkbare zaak (dossiernr. 07.0474) de klacht afgewezen.

Om die reden had de Commissie ook nu de klacht dienen af te wijzen.

Grief 2

In 2009 heeft NLEnergie reeds een reclamecampagne gevoerd waarin zij een prijs­vergelijking maakt met de drie grote energieleveranciers. De klachten die tegen de desbetreffende reclame-uitingen waren ingediend, zijn door de Commissie afgewe­zen. Ook op dit moment is NLEnergie voor het geadverteerde product de goed­koop­ste aanbieder, hetgeen blijkt uit een door adverteerder overgelegd overzicht. In de televisiecommercial wordt uitsluitend vergeleken met Essent. Niet wordt ge­steld of gesuggereerd dat NLEnergie door de overname van Essent door RWE de goed­koopste aanbieder van heel Nederland zou zijn. Ook als de consument uit de recla­me zou opmaken dat NLEnergie de goedkoopste aanbieder van Nederland is, geldt onverkort dat de consument juist wordt geïnformeerd. 

Ten aanzien van de printreclame

Grief 3

De beslissing van de Commissie met betrekking tot de printreclame is gebaseerd op twee onjuiste aannames, die in samenhang bezien tot gevolg hebben dat in de energiemarkt geen reclame meer voor variabele producten (producten waarvan de prijzen halfjaarlijks kunnen wijzigen) zou mogen worden gemaakt. Niet kan worden gesteld dat nieuwe klanten van NLEnergie op termijn hetzelfde gaan betalen als be­staande klanten. De prijs van energie is afhankelijk van de marktomstandigheden. Mensen die in 2011 voor het product van NLEnergie kiezen betalen een andere prijs dan mensen die in 2010 klant zijn geworden. Ook is het onjuist om aan te ne­men dat er een instaptarief wordt gehanteerd. NLEnergie kent niet een alge­meen basistarief, zoals de Commissie aanneemt.

 

Het antwoord in appel

 

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

Mr. De Heer voornoemd heeft het standpunt van NLEnergie toegelicht aan de hand van een pleitnota.

Mrs. Kleemans en Van Oorschot voornoemd hebben het standpunt van Essent toegelicht. Voorts zijn inlichtingen verschaft door de personen die namens partijen bij de vergadering aanwezig waren.

 

Het oordeel van het College

 

Ten aanzien van de televisiecommercial

 

1. Nu Essent in de televisiecommercial uitdrukkelijk wordt genoemd, is sprake van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 Nederlandse Reclame Code (NRC). Vergelijkende reclame is toegestaan, indien wordt voldaan aan de voor­waarden die in dit artikel worden genoemd.

 

2. Vooropgesteld wordt dat geen grief is gericht tegen de overweging van de Com­­mis­sie dat de televisiecommercial de indruk wekt dat tengevolge van de over­name van Essent door RWE de tarieven van Essent omhoog gaan of zijn gegaan. In beroep staat derhalve als onbestreden vast dat de televisiecommercial deze indruk wekt, dat wil zeggen door de gemiddeld consument aldus zal worden opge­vat. Dat de televisiecommercial volgens NLEnergie niet zo is bedoeld en dat deze uitsluitend als boodschap heeft te verklaren waarom zij zo goedkoop is (te weten omdat zij niet belast is met de overnamekosten), strookt niet met de uitleg die de gemiddelde consument aan de televisie­commer­cial zal geven.

 

3. De Com­missie heeft vervolgens geoordeeld dat NLEnergie onvol­doen­de aan­nemelijk heeft gemaakt dat de overname van Essent door RWE tot ge­volg heeft gehad dat de ta­rieven van Essent daadwerkelijk worden of zijn verhoogd. NLEner­gie betwist dit oordeel en stelt dat de Commissie het door haar, NLEner­gie, aange­voerde bewijs deels buiten beschouwing heeft gelaten. Dienaangaande is van be­lang dat de Commissie in haar oordeel heeft verwezen naar een publicatie in NRC Handelsblad van 17 april 2009 en ver­schillende andere publicaties, waaruit zou blijken dat overnames hoge kosten met zich brengen en tot prijsstijgingen kunnen leiden. Het College ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de Commissie bij laatstgenoemde verwijzing niet mede be­doel­de de door NLEnergie in eerste aanleg genoemde “strategienotitie 2008-2012”. Ook overigens ziet het College geen aan­leiding om aan te nemen dat de Commissie bepaalde stukken of stellingen van NLEnergie buiten beschou­wing heeft gelaten. Dit geldt ook voor het beroep dat NLEnergie in eerste aanleg heeft ge­daan op de uitspraak met dossiernr. 07.0474. In het oordeel van de Commissie ligt besloten dat zij impliciet heeft beslist dat het beroep op deze be­slissing geen doel treft. Het College onderschrijft dit laatste. In het onderhavige geval wordt, an­ders dan in die eerdere zaak, de naam van de concurrent uitdrukkelijk genoemd in plaats van dat op algemene wijze naar actuele gebeurtenissen wordt ver­wezen. Aldus is sprake is van een wezenlijk andere uiting.

 

4. NLEner­gie heeft niet concreet kunnen maken dat Essent inmiddels als gevolg van de overname haar prijzen heeft verhoogd. Weliswaar is niet in geschil dat ten aanzien van variabele producten Essent in 2009 van de drie grote energieleve­ran­ciers de goedkoopste aanbieder was, en dat dit inmiddels niet meer het geval is, maar dit enkele feit is nog onvol­doende om te kunnen oordelen dat sprake is van een verschuiving die het gevolg is van de overname van Essent door RWE. In de afgelopen zes jaar is Essent eerder de duurste aanbieder geweest. Uit de door Essent overgelegde gegevens blijkt voorts dat jaarlijks wijzigingen kunnen optreden in de rangorde van goed­koopste aanbieder. Het enkele feit dat Essent op dit mo­ment niet de goedkoopste aanbieder is, biedt derhalve onvoldoende houvast om reeds op grond daarvan te kunnen oordelen dat Essent als gevolg van de overna­me haar tarieven heeft verhoogd, hetgeen door haar ook uitdrukkelijk wordt betwist. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de prijzen die Essent voor haar variabe­le producten in rekening brengt ho­ger zijn dan op grond van de ontwikkelin­gen van de prijzen van de oliemarkt kan worden verwacht.

 

5. Ten aanzien van de toekomstige situatie is evenmin aannemelijk geworden dat RWE de kosten van de overname door middel van een verhoging van de tarieven van Essent op de consument zal trachten te verhalen. Weliswaar werd deze (terug­verdien)mogelijkheid genoemd in de zogenoemde “strategienotitie 2008-2012”, maar Essent heeft uitdrukkelijk gesteld dat deze notitie inmiddels door diverse ontwikkelingen is ach­ter­haald. De overige stukken waarop NLEnergie zich in dit verband beroept, bieden evenmin voldoende steun voor de stelling dat Essent als gevolg van de overname door RWE haar tarieven zal verhogen. Dit geldt ook voor het onderzoek van Prof. E.J.J. Schenk. Essent heeft overigens een verklaring van deze deskundige over­gelegd d.d. 21 maart 2011, waaruit blijkt dat deze deskundige juist van mening is dat de overname van door RWE niet tot een prijsstijging zal leiden. Deze deskundi­ge verklaart immers onder meer:

“Ik concludeer derhalve dat niet gesteld kan worden dat de overname van Essent door RWE tot een prijsverhoging voor afnemers in Nederland zal leiden c.q. geleid heeft. Een dergelijk effect valt slechts te verwachten indien er voldoende ruimte op de markt is om met succes een betaalde overnamepremie (niet overnameprijs) op deze wijze terug te verdienen. Deze ruim­te ontstaat pas indien (vrijwel) alle grote spelers in een markt opgaan, of zijn opgegaan, in een groter geheel (en er geen andere wegen openstaan om deze premie terug te verdie­nen). Dat is in Nederland niet het geval aangezien twee van de vier grote spelers niet zijn opgegaan in een groter concern. De stelling dat de overnameprijs via een prijsverhoging in de Nederlandse deelmarkt zou moeten resp. kunnen worden terugverdiend is zodanig onaan­nemelijk dat zij gevoeglijk ter zijde mag worden geschoven.”

 

6. Op grond van het voorgaande is het College van oordeel dat de televisiecom­mer­cial ten onrechte de indruk wekt dat tengevolge van de overname van Essent door RWE de tarieven van Essent omhoog gaan of zijn gegaan. Op zichzelf geno­men voert NLEnergie terecht aan dat deze situatie niet on­der de werking van artikel 8.2 aanhef en onder d NRC valt, nu geen sprake is van onjuiste informatie over de prijs van het eigen product als bedoeld in deze bepaling. Dit kan NLEnergie even­wel niet baten, nu de uiting om andere redenen in strijd met artikel 7 NRC dient te worden geacht. Het College acht het immers aannemelijk dat de consument door de onjuiste en voor Essent negatieve indruk die de televisiecom­mercial wekt (te we­ten dat de kosten van de overname door het Duitse RWE op hem worden verhaald) ertoe kan beslui­ten zijn energie voor­taan van NLEnergie te betrekken in plaats van Essent. De te­levisiecommercial kan derhalve door de negatieve indruk die wordt gewekt omtrent de prijspolitiek van de concurrent wezenlijk het economische gedrag versto­ren van de gemid­del­de consument waarop de uiting is gericht. Dergelijk handelen is in strijd met de vereisten van professionele toewijding in de zin van artikel 7 NRC, en misleidend in de zin van artikel 13 aanhef en onder a NRC. Op andere gron­den dan de Commissie komt het College derhalve tot de conclusie dat NLEnergie in strijd met deze artikelen heeft gehandeld.

 

7. Grief 2 richt zich tegen het oordeel van de Commissie met betrekking tot de mede­deling “U snapt nu waarom wij de goedkoopste zijn.” Kort gezegd heeft de Commis­sie deze mededeling misleidend geacht, omdat, daargelaten de inhou­de­lijke juist­heid daarvan, uit de reclame-uiting niet blijkt dat deze mededeling slechts relatief is bedoeld, te weten in het kader van een verge­lijking met uitsluitend de prijzen van Essent. Volgens NLEnergie is wel voldoende duidelijk dat sprake is van een vergelijking met de prijzen van Essent. Dienaangaande is van belang dat in de televisiecommercial de consument, na de hiervoor bedoelde mededelingen in verband met de overname van Essent door RWE, wordt opge­roepen over te stap­pen naar NLEnergie “met zijn lage Hollandse tarieven”, gevolgd door de me­dede­ling “U snapt nu waarom wij de goedkoopste zijn”. Terecht heeft de Com­mis­sie geoordeeld dat het voor de gemid­del­de consument onvoldoende duidelijk is dat de mededeling “de goedkoopste” slechts betrekking heeft op Essent. De mededeling “de goedkoopste” lijkt op zichzelf te staan. Aan deze indruk draagt bij dat gebruik wordt gemaakt van de overtreffende trap (het superlatief “goedkoopste”) en niet van de vergrotende trap (“goedkoper”) wat bij een vergelijking met een enkele concur­rent voor de hand had gelegen. Daar komt bij dat in de tag-on geen enkel ver­band wordt gelegd met de prijzen van Essent, maar onder verwijzing naar uit­sluitend de prijzen van NLEnergie wordt gezegd: “Kies de goed­koopste”, aan wel­ke mededeling de consument eveneens de beteke­nis zal toekennen dat NLEner­gie van alle ener­gie­leveranciers de laagste prijzen heeft. Ook in zoverre treffen de grieven met be­trekking tot de televisie­commercial geen doel.

 

Ten aanzien van de printreclame

 

8. Grief 3 richt zich tegen het oordeel van de Commissie dat de als “printreclame” omschreven uitingen een misleidende prijsvergelijking bevatten. De Commissie is bij dit oor­deel ervan uitgegaan dat NLEnergie aan nieuwe klanten een speciaal, laag tarief in reke­ning brengt, dat vervolgens aanzienlijk stijgt totdat sprake is van een “basis­tarief”. Aldus is volgens de Commissie in feite sprake van een “instapta­rief” waar­mee in de print- en internetreclame de basistarieven van de andere ge­noemde energieleve­ranciers wordt vergeleken. Volgens NLEnergie is deze con­statering onjuist en is geen sprake van een instaptarief respectievelijk basistarief.

 

9. De Commissie heeft haar oordeel dat NLEnergie in feite twee tarieven hanteert onder meer gebaseerd op hetgeen Essent gedetailleerd heeft aangevoerd onder verwijzing naar twee voorbeelden, waarbij sprake is van grote verschillen tussen de tarieven die bestaande en nieuwe klanten betalen. NLEnergie heeft in be­roep ge­steld dat zij bij bestaande klanten de prijzen van variabele producten bere­kent vol­gens de in de energie­branche vaak gevolgde “6-2-6-methode”. Bij nieuwe klanten volgt NLEnergie een andere methode, waarbij de prijs wordt vastgesteld op basis van recente ontwikkelingen op de oliemarkt. Dit kan ertoe leiden dat nieuwe klanten een aanzienlijk lager tarief betalen dan klanten waarbij de prijs wordt bere­kend op basis van de “6-2-6-methode”. Uiteindelijk wordt echter ook bij nieuwe kan­ten na enige tijd het tarief berekend volgens de “6-2-6-methode”. Het College is van oor­deel dat, ook indien de wijze waarop NLEnergie bij variabele producten de prijzen berekent voor nieuwe klanten niet een instaptarief kan worden genoemd, het effect daarvan gelijk is. In beide gevallen wordt immers geadverteerd met een tarief dat in voor de klant gunstige zin afwijkt van de tarieven die bestaande klanten op dat mo­ment betalen, waarbij ook de tarieven van de nieu­we klanten na enige tijd even hoog zullen zijn als die van bestaande klanten.

 

10. Op zichzelf genomen moet het toelaatbaar worden geacht dat een adverteer­der in het kader van een prijsvergelijking de reguliere prijzen van concurrenten ver­gelijkt met de prijzen die specifiek voor nieuwe klanten gelden. Wel dient in dat ge­val, ge­let op het vereiste van objectieve prijsvergelijking als bedoeld in artikel 13 aanhef en onder c Nederlandse Reclame Code, aan de consument op niet mis te verstane wijze duidelijk te worden gemaakt dat sprake is van een (wijze van het berekenen van het) tarief dat afwijkt van dat van bestaande klanten, met in­formatie over de duur van de periode waarvoor deze afwij­king geldt. Aan de hand van deze infor­ma­tie kan de con­su­ment een goed geïnfor­meerd besluit nemen over de vraag of hij, gelet op de gead­ver­teerde prijs in verge­lij­king tot de prijzen van concurrenten, op de aanbieding wenst in te gaan.

 

11. Nu NLEnergie in de printreclame geen informatie heeft opgeno­men over het feit dat in de prijsvergelijking prijzen van haar worden genoemd waaraan een tijde­lijke bere­ke­ningsmethode ten grondslag ligt die afwijkt van de wijze waarop de prij­zen van bestaande klanten worden berekend, en zij niet duidelijk maakt dat ook bij nieuwe klanten na verloop van tijd de prijzen op dezelfde wijze als bij bestaande klanten worden berekend, zijn de hier be­doel­de uitingen in strijd met artikel 13 aanhef en onder c NRC. Het College onderschrijft derhalve het ge­lijkluidende oor­deel van de Commis­sie. Voorts onderschrijft het College het oordeel van de Com­mis­sie dat in de recla­me ten onrechte een bedrag wordt genoemd dat de consu­ment bespaart door over te stappen naar NLEnergie. Het noemen van een vast en nauwkeurig bedrag dat men gerekend over een jaar kan besparen door over te stappen op het product van NLEnergie is alleen juist indien de tarieven in dat jaar niet wijzigen. Nu vaststaat dat sprake is van variabele, regelmatig wijzi­gen­de tarieven, dient de print­reclame in zoverre misleidend en daarmee oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC te worden geacht. Voorts is aldus sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 aanhef en onder a NRC.

 

Conclusie

 

12. Blijkens het voorgaande treffen de grieven geen doel, zodat het College de be­streden uitspraak zal bevestigen. Het College ziet in het feit dat de televisie­com­mercial bij de gemid­del­de consument de – onjuiste – indruk wekt dat tengevolge van de overname van Essent door RWE de tarieven van Essent omhoog gaan of zijn gegaan, en de nadelige gevolgen die dit voor Essent kan hebben, aanleiding deze uitspraak onder de aan­dacht van een breed publiek te brengen, als bedoeld in arti­kel 17 lid 1 onder h jo. artikel 18 lid 4 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep.

 

De beslissing

 

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep en met gedeeltelijke wijziging van gronden.

Het College besluit deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen, als bovenvermeld.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken