a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

opleidingen en cursussen

Dossiernr:

2015/00024

Datum:

26-05-2015

Uitspraak:

CVB Aanbeveling Bevestigd (=Aanbeveling)

Product/dienst:

opleidingen en cursussen

Motivatie:

Misl. Kwalificaties

Medium:

Digitale marketing communicatie

Het College van Beroep [19 mei 2015]

De grieven

Deze worden door het College als volgt gerubriceerd en samengevat.

Grief 1

De Commissie heeft ten onrechte beoordeeld of de uitingen misleidend zijn voor de “gewone” gemiddelde consument. De uitingen zijn niet gericht op deze consument maar uitsluitend op (startende) ondernemers. Hetgeen in dossier 2014/00662 is overwogen met betrekking tot de toetsingsmaatstaf van de gemiddelde consument, geldt derhalve niet voor de Ondernemersschool. Volgens de Ondernemersschool dient artikel 8 lid 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) als toetsingsmaatstaf te worden gebruikt. Van (startende) ondernemers kan en mag worden verwacht dat zij de uitingen juist inschatten. Op diverse pagina’s van de website van de Ondernemersschool wordt duidelijk gemaakt dat de opleidingen en cursussen die zij aanbiedt niet door een externe instantie worden erkend, maar dat bij een voldoende resultaat een door de Ondernemersschool zelf erkend diploma wordt afgegeven. Het is daarom onjuist van de Commissie om te oordelen dat de Ondernemersschool geen duidelijke informatie verstrekt over de status van de erkenning van door haar aangeboden opleidingen en diploma’s. Deze status wordt nogmaals uitgelegd onder “Veelgestelde vragen”. Voor de hierboven omschreven doelgroep wordt voldoende informatie verschaft over de status van de erkenning van die opleidingen en diploma’s. Dit blijkt ook uit het feit dat tot op heden geen enkele cursist zich hierover heeft beklaagd. Gelet hierop heeft de Commissie ten onrechte geoordeeld dat de gemiddelde consument geen juiste voorstelling van zaken krijgt. Dit oordeel is bovendien ongemotiveerd.

Grief 2

De Commissie heeft, samenhangend met grief 1, ten onrechte geoordeeld dat door het gebruik van het woord “erkend” in de bestreden reclame-uitingen de indruk wordt gewekt dat het om erkenning door een Nederlandse externe instantie of brancheorganisatie gaat waardoor geen duidelijke informatie over de status van de erkenning van de aangeboden opleidingen en diploma’s is verstrekt. Met uitzondering van hetgeen de Commissie onder 5 en 6 van de bestreden beslissing overweegt, is de redenering van de Commissie onjuist. Het woord “erkend” is niet synoniem aan “door een externe instantie erkend”. Daarnaast miskent de Commissie met haar oordeel dat een deel van de opleidingen die de Ondernemersschool aanbiedt, wel is erkend door een externe organisatie. De Ondernemersschool verwijst naar hetgeen zij bij de Commissie heeft aangevoerd over het feit dat een deel van haar opleidingen door een Belgische brancheorganisatie (te weten de Welnessfederatie VZW) is erkend.

Grief 3

De Commissie veronderstelt ten onrechte dat de gemiddelde consument waarde hecht aan erkenning door een officiële brancheorganisatie. De Commissie verliest hierbij uit het oog waarom cursisten een opleiding bij de Ondernemersschool volgen, te weten ter voorbereiding op de uitoefening van een beroep of bedrijf. Hierbij doet voor de cursist niet ter zake of de opleiding wel of niet is erkend door een officiële brancheorganisatie, aangezien de toegang tot vrijwel alle beroepen in Nederland vrij is en niet nodig is dat de opleiding door een externe instantie is erkend. Niet duidelijk is voorts wat de Commissie onder “officiële” brancheorganisaties verstaat. In Nederland zijn er niet of nauwelijks door de overheid erkende brancheorganisaties, zodat de Commissie het begrip “erkende opleiding” volledig uitholt. Het oordeel van de Commissie impliceert dat bijna geen enkele onderwijsaanbieder het begrip “erkende opleiding” in reclame-uitingen zou mogen voeren nu er in Nederland niet of nauwelijks door de overheid erkende brancheorganisaties zijn.

Grief 4

De beslissing van de Commissie belemmert de vrije markt aangaande het aanbieden van opleidingen en cursussen omdat deze impliceert dat slechts de onderwijsaanbieders die aangesloten zijn bij c.q. afspraken hebben gemaakt met brancheverenigingen het begrip “erkende opleidingen” mogen voeren. Dit is een vorm van marktregulering die niet in het belang van de consument is. Tevens wordt hierdoor inbreuk gemaakt op artikel 23 lid 2 Grondwet, dat bepaalt dat het geven van onderwijs vrij is behoudens toezicht door de overheid. Onderwijsaanbieders zoals de Ondernemersschool die bewust voor onafhankelijkheid hebben gekozen, worden in de concurrentiestrijd benadeeld en gedwongen zich aan te sluiten bij brancheverenigingen. Ten onrechte oordeelt de Commissie bovendien dat dit Nederlandse brancheverenigingen dienen te zijn. Dit is in strijd met het vrij verkeer van goederen en personen volgens Europees recht. In haar verweerschrift bij de Commissie heeft de Ondernemersschool vermeld dat een groot aantal opleidingen door een Belgische branchevereniging worden erkend (te weten de Welnessfederatie VZW). De Commissie heeft niet onderbouwd waarom de erkenning door deze vereniging het gebruik van de woorden “erkende opleiding” niet rechtvaardigt.

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

De mondelinge behandeling

Mr. Schelvis voornoemd licht het standpunt van de Ondernemersschool toe en handhaaft de stellingen in het beroepschrift. Met betrekking tot de doelgroep van de uitingen (startende ondernemers) merkt hij op dat in de algemene voorwaarden van de Ondernemersschool staat dat men de opleiding met een professioneel doel moet volgen. Voorts deelt de Ondernemersschool onder meer mee dat het belang van erkenning door een branchevereniging niet moet worden overschat nu iedereen een branchevereniging kan beginnen, en dat op grond van Europees recht rekening moet worden gehouden met erkenning door Belgische brancheorganisaties.

Namens Laudius wordt onder meer toegelicht dat de consument bij een erkende cursus niet zal denken aan een door het opleidingsinstituut zelf of in België erkende cursus, maar aan erkenning door een Nederlandse branchevereniging.

Namens de Ondernemersschool wordt in reactie op het voorgaande meegedeeld dat bij niet gereglementeerde beroepen in feite elke opleiding als erkend kan worden beschouwd, omdat men ook zonder erkenning als ondernemer kan starten.

Het oordeel van het College

1.  In verband met grief 1 dient beoordeeld te worden van welke maatman moet worden uitgegaan bij de beantwoording van de vraag of de bestreden uitingen misleidend zijn. De Ondernemersschool stelt in dit verband dat zij uitsluitend diensten aanbiedt aan (startende) ondernemers waardoor de Commissie volgens haar ten onrechte de “gewone” gemiddelde consument als maatman heeft genomen. Het College constateert evenwel op grond van de bestreden uitingen dat het aanbod aan opleidingen en cursussen van de Ondernemersschool mede bestemd is voor werknemers. Het College verwijst naar de uiting die als bijlage 1 aan de beslissing van de Commissie is gehecht, waaruit blijkt dat de Ondernemersschool haar opleidingen ook aanprijst in verband met het “starten” als “werknemer”. Dit blijkt tevens uit bijlagen 3 en 4 waarin de cursus budgetcoach respectievelijk de cursus logistiek medewerker mede voor werknemers worden aangeprezen. Degenen die als (toekomstig) werknemer door de uitingen worden aangesproken, dienen naar het oordeel van het College als “gewone” gemiddelde consument te worden beschouwd. Voor zover de uitingen daarnaast zijn gericht op startende ondernemers, bestaat ten aanzien van deze personen evenmin aanleiding om van een ander kennisniveau en verwachtingspatroon uit te gaan dan dat van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument (hierna kortheidshalve ook: de gemiddelde consument). Op grond van het voorgaande verwerpt het College grief 1.

2. De grieven 2 en 3 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven betreffende de vraag of de Ondernemersschool de gemiddelde consument voldoende informeert over de status van de erkenning van de door haar aangeboden opleidingen en diploma’s. Voor zover met betrekking tot deze erkenning nadere informatie op de website van de Ondernemersschool staat, betreft het blijkbaar uitsluitend de uiting die als bijlage 2 aan de beslissing van de Commissie is gehecht, en dan meer specifiek het onderdeel van de website van de Ondernemersschool met de url: “www.ondernemersschool.nl/erkende-opleidingen/”. Deze informatie is te vinden via een link op de homepage onder het tabje “Wie zijn wij?”. Hier staat onder meer:

“Aan de slag met een erkend diploma! De Ondernemersschool geeft bij een met voldoende resultaat afgesloten opleiding of cursus een door De Ondernemersschool en/of branchevereniging erkend diploma, certificaat of getuigschrift op MBO of HBO werk- en denkniveau af.”

3. Niet in geschil is dat de Ondernemersschool geen opleidingen in samenwerking met een Nederlandse branchevereniging aanbiedt. Niet valt in te zien waarom ten aan zien van een door de Ondernemersschool verstrekt diploma sprake zou zijn van “erkenning” door zo’n vereniging. Met betrekking tot de “erkenning” door de Ondernemersschool zelf heeft de Commissie geoordeeld dat de mededeling dat bij een met voldoende resultaat afgesloten opleiding een door de Ondernemersschool “erkend” diploma, certificaat of getuigschrift wordt afgegeven, op zichzelf niet onjuist is (ervan uitgaande dat de Ondernemersschool haar eigen diploma’s erkent), maar dat deze mededeling de gemiddelde consument onvoldoende informeert over de status van deze erkenning. De Ondernemersschool heeft dit oordeel betwist omdat volgens haar de mededeling dat sprake is van erkenning door haarzelf voldoende informatie biedt over de status van deze erkenning in verband met haar diploma’s.

4. Het College verwijst naar de uitleg die de gemiddelde consument volgens de beslissing in dossier 2014/00662 in het algemeen aan het predicaat “erkend” zal geven. Dit predicaat suggereert, voor zover voor hier van belang, dat het cursusaanbod en de daarmee te behalen diploma’s aan bepaalde waarborgen voldoen, waardoor dit aanbod een meerwaarde heeft vergeleken met het aanbod dat niet erkend is. De gemiddelde consument zal dit predicaat derhalve als een voordeel opvatten. Het feit dat in de hier bedoelde uiting met zoveel woorden staat dat de Ondernemersschool zelf haar diploma’s erkent, neemt niet weg dat ook in die situatie de consument zal verwachten dat deze diploma’s daardoor toch een meerwaarde hebben vergeleken met niet erkende diploma’s. De Ondernemersschool verwijst immers uitdrukkelijk naar dit predicaat op een wijze die veronderstelt dat haar diploma’s zich daardoor op gunstige wijze onderscheiden van opleidingen en cursussen die niet in een erkend diploma resulteren. Dat men, zoals de Ondernemersschool onweersproken stelt, ook door het volgen van niet erkende opleidingen en cursussen en door het behalen van niet erkende diploma’s de beoogde activiteiten als ondernemer of werknemer kan verrichten, maakt dat niet anders.

5. De Ondernemersschool heeft niet aannemelijk gemaakt dat de eigen “erkenning” van diploma’s voor de consument enig voordeel biedt vergeleken met diploma’s die niet zijn erkend. Het predicaat “erkenning” wekt in dit verband suggesties die niet worden waargemaakt. Voor zover de Ondernemersschool, onder verwijzing naar hetgeen zij bij de Commissie heeft aangevoerd, stelt dat een deel van haar opleidingen door een Belgische branchevereniging worden erkend (te weten de Welnessfederatie VZW), merkt het College op dat in de uiting niet naar deze erkenning wordt verwezen, zodat de consument hierover niet is geïnformeerd. Dit is naar het oordeel van het College wel noodzakelijk, nu niet kan worden aangenomen dat de Nederlandse consument aan erkenning door buitenlandse brancheverenigingen met betrekking tot blijkbaar specifiek voor Nederland bestemde cursussen en opleidingen (“Voor ondernemend Nederland”) dezelfde waarde zal toekennen als aan erkenning door een officiële Nederlandse instantie of organisatie. De Ondernemersschool heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat die “erkenning” voor de consument enige toegevoegde waarde heeft ten opzichte van niet erkende diploma’s.

6. De Commissie heeft op grond van het voorgaande het gebruik van het predicaat “erkend” in de als bijlage 2 overgelegde uiting terecht misleidend geacht. Dit oordeel brengt tevens mee dat met betrekking tot de overige bestreden uitingen het gebruik van het woord “erkend” eveneens onjuist dient te worden geacht. Ook hier geldt dat geen sprake is van meerwaarde die het predicaat “erkend” suggereert. Bovendien ontbreekt in die uitingen de informatie dat het om erkenning door de Ondernemersschool zelf gaat. De Commissie heeft de uitingen die als bijlagen 1, 3, 4, 5 en 7 aan de bestreden beslissing zijn gehecht, op grond van het voorgaande eveneens terecht misleidend geacht. Dat de Ondernemersschool geen klachten van cursisten heeft ontvangen, maakt dit oordeel niet anders. Het ontvangen van klachten is immers geen vereiste om een uiting misleidend voor de gemiddelde consument te kunnen achten. Grieven 2 en 3 treffen derhalve geen doel. Met betrekking tot het oordeel van de Commissie dat betrekking heeft op bijlage 6 bij de bestreden beslissing, waarin wordt verwezen naar erkenning door “CRKBO en ISO 9001”, merkt het College nog op dat het beroep daarop kennelijk geen betrekking heeft.

7. Anders dan de Ondernemersschool stelt, heeft de Commissie niet geoordeeld dat de erkenning specifiek is voorbehouden aan Nederlandse “officiële brancheorganisaties” of “erkende brancheorganisaties”, zodat dit gedeelte van de grieven grondslag mist. De Commissie verwijst immers in haar oordeel onder 2 als algemeen kader naar erkenning “door een externe officiële instantie, zoals een overheidsinstantie of brancheorganisatie”. Het College verwerpt verder de stelling van de Ondernemersschool dat de bestreden beslissing een vorm van marktregulering impliceert en in strijd met Europees recht is. De bestreden beslissing houdt niet anders in dan dat volgens de mening van de Commissie, welke door het College wordt onderschreven, de bestreden uitingen op grond van de artikelen 7 en 8 NRC (waarin Richtlijn 2005/29/EG is geïmplementeerd) misleidend dienen te worden geacht. Op de vrijheid van onderwijs in de zin van artikel 23 lid 2 Grondwet wordt hierdoor dan ook geen inbreuk gemaakt. Ook grief 4 treft derhalve geen doel.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep:

Het College bekrachtigt de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie [ maart 2015]

De bestreden reclame-uitingen

De klacht heeft betrekking op de volgende uitingen:

Uiting 1 (bijlage 1)

Een uiting op de homepage www.ondernemersschool.nl van adverteerder, voor zover hier staat:

“De Ondernemersschool biedt je meer dan 150 erkende beroepsopleidingen.(…) Elke opleiding leidt tot een erkend diploma op MBO- of HBO werk- en denkniveau.”

Een kopie van de uiting is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.

Uiting 2 (bijlage 2)

Een uiting op de website van adverteerder: http://www.ondernemersschool.nl/erkende-opleidingen/ (link op de homepage onder het tabje “Wie zijn wij?”), voor zover hier staat:

“Aan de slag met een erkend diploma!

De Ondernemersschool geeft bij een met voldoende resultaat afgesloten opleiding of cursus een door De Ondernemersschool en/of branchevereniging erkend diploma, certificaat of getuigschrift op MBO of HBO werk- en denkniveau af.”

Een kopie van de uiting is als bijlage 2 aan deze uitspraak gehecht.

 

Uiting 3 (bijlage 3,4,5,6)

Diverse uitingen onder het kopje ‘opleidingen’ op de website van adverteerder, waaronder:

http://www.ondernemersschool.nl/opleidingen/cursus-budgetcoach/

http://www.ondernemersschool.nl/opleidingen/cursus-logistiek-medewerker/

http://www.ondernemersschool.nl/opleidingen/cursus-gewichtsconsulent/

voor zover hier staat:

“Word erkend budgetcoach/logistiek medewerker/gewichtsconsulent

(…)

Kies dan nu voor de unieke en erkende cursus budgetcoach/logistiek medewerker/gewichtsconsulent van De Ondernemersschool.

(…)

Je behaalt namelijk jouw officieel erkend diploma binnen 6-9 maanden.

(…)

Je einddoel is een erkend diploma

(…)

Wanneer je het eindexamen succesvol afrondt, ontvang je van De Ondernemersschool een erkend diploma.”

“CRKBO en ISO 9001: 2008 erkend!

Deze cursus gewichtsconsulent is door het Centraal Register Kort Beroepsonderwijs (CRKBO) erkend.

Een kopie van deze uitingen is als bijlage 3,4,5,6 aan deze uitspraak gehecht.

Uiting 4 (bijlage 7)

Diverse uitingen op de website www.google.nl (tekstadvertenties). Hierin staat onder meer:

“Cursus Budgetcoach/Jobcoach/Fitnessinstructeur/schoonheidsspecialiste/Sportmasseur (…) erkend diploma.

Een kopie van deze uitingen is als bijlage 7 aan deze uitspraak gehecht.

De klacht

Klaagster acht de uitingen van adverteerder misleidend. In de uitingen wordt volgens klaagster ten onrechte gesuggereerd dat de consument een door de branche erkende opleiding volgt waarmee ze een door de branche erkend diploma, getuigschrift of certificaat ontvangt. Op de website van adverteerder wordt bij geen enkele cursus aangegeven door wie het betreffende diploma, getuigschrift of certificaat is erkend. Voor een groot aantal van de aangeboden cursussen bestaat er geen branchevereniging die de cursussen of diploma’s van adverteerder kan erkennen, zodat er geen sprake kan zijn van een ‘erkend’ diploma of een ‘erkende’ opleiding. Bij de cursussen die door adverteerder worden aangeboden en waarbij wel sprake is van een brancheorganisatie die een cursus of diploma kan erkennen blijkt uit een door klaagster verricht onderzoek dat adverteerder bij geen enkele brancheorganisatie als ‘erkende’ opleider staat geregistreerd. Adverteerder heeft door haar zelf uitgegeven diploma’s zelf erkend en suggereert hiermee bij de consument dat haar opleidingen/diploma’s officieel erkend zijn, hetgeen volgens klaagster ontoelaatbaar is. Vervolgens staat in de uitingen ‘CRKBO en ISO 9001: 2008 erkend’, terwijl een cursus niet CRKBO-erkend kan zijn, maar slechts een opleider die de betreffende cursus verzorgt kan in het CRKBO geregistreerd staan, aldus klaagster. Het gaat volgens klaagster niet om een erkenning door het CRKBO, maar om een registratie in het CRKBO, hetgeen enkel van belang is vanwege BTW wetgeving. Bij de ISO 9001 gaat het slechts om een certificering van het bedrijfsproces, niet om een erkenning van een cursus, opleiding of diploma zoals wel door adverteerder wordt gesuggereerd.

Het verweer

De cursisten van adverteerder zijn geen ‘gewone consumenten’, maar startende professionals die een beroepsopleiding (willen) volgen aan de Ondernemersschool. Iedereen die bij adverteerder een opleiding volgt heeft een professioneel doel voor ogen. De cursisten van adverteerder zijn derhalve heel goed in staat om de bestreden uitingen op waarde te schatten. In zowel België (waar adverteerder tevens opleidingen verzorgt onder de naam De Ondernemersschool BVBA) als Nederland wordt een consument omschreven als iemand die geen professioneel doel voor ogen heeft. Degene die een professionele opleiding bij adverteerder volgt in het kader van zijn huidige werkzaamheden, in het kader van toekomstige werkzaamheden of in het kader van de opstart van en eigen zaak is dan ook geen gewone consument. Adverteerder biedt slechts professionele opleidingen aan met als doel een eigen zaak te gaan starten of te gaan werken als ZZP’er of mensen die een opleiding willen volgen in het kader van een carrièreswitch. De regels met betrekking tot reclame moeten vanuit dit standpunt bekeken worden. In het geval de Commissie er toch vanuit gaat dat bij de beoordeling van de bestreden reclame-uitingen dient te worden uitgegaan van de ‘gemiddelde consument’, dan kan van een dergelijke consument worden verwacht dat hij minimaal de algemene voorwaarden leest van De Ondernemersschool, waarmee hij – alvorens hij een overeenkomst met adverteerder aangaat – akkoord dient te gaan. In artikel 8.2 van de algemene voorwaarden van De Ondernemersschool verklaart de cursist een professioneel doeleinde voor ogen te hebben wanneer hij/zij een opleiding volgt bij de Ondernemersschool B.V. De cursist is volgens adverteerder dan ook geen ‘gemiddelde consument’ en er is dan ook geen sprake van schending door adverteerder van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Op grond van artikel 23 van de Grondwet mag adverteerder onderwijs verzorgen en op basis hiervan is adverteerder gerechtigd om een diploma uit te reiken aan een ieder die een cursus of opleiding met succes heeft afgerond. Uit diverse woordenboeken blijkt dat een ‘erkend diploma’ kan betekenen: een geaccepteerd bewijs van een met goed gevolg afgelegd examen, een goedgekeurd bewijs van bevoegdheid, een gewaardeerd papier of een geachte oorkonde. Voor studenten is belangrijk dat het afgeleverde document geldig is en niet in strijd is met de vestigingswetten van het land waar ze handel willen drijven. Adverteerder biedt in Nederland geen opleidingen of cursussen aan die toegang geven tot beschermde en gereglementeerde beroepen waaraan specifieke voorwaarden zijn verbonden om het beroep te mogen uitoefenen (zoals het ‘BIG Register’). Het opleidingsaanbod van adverteerder bestaat alleen uit opleidingen en cursussen die niet beschermd zijn, waardoor een cursist dus steeds een erkend diploma MBO – en/of HBO werk- en denkniveau kan behalen en zich kan inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Volgens adverteerder is elk diploma erkend mits er geen wetgeving is die de toegang tot het beroep regelt. Volgens adverteerder wordt nergens op haar website de suggestie gewekt noch staat hierop vermeld dat adverteerder door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Ministerie van OC&W) of door het Ministerie van Economische Zaken (Ministerie van EZ) erkende cursussen en opleidingen met bijbehorend door de Rijksoverheid erkend diploma aanbiedt. Adverteerder zou zichzelf naar beneden halen door hieraan te refereren. Het door adverteerder verzorgde onderwijs wordt gegeven door ervaren professionals die de beroepen daadwerkelijk uitoefenen. Op de website vermeldt adverteerder dat de cursussen op MBO- of HBO denkniveau worden gegeven met als doel om de cursist goed te informeren over de moeilijkheidsgraad en niet met de bedoeling om aan te geven dat het een MBO of HBO opleiding is, laat staan dat dit leidt tot een diploma uitgereikt door een bevoegde instelling.

De Ondernemersschool B.V. is opgericht als verkoopkanaal voor de Nederlandse markt. De professionele opleidingen in België worden al jarenlang verkocht door Ondernemersschool BVBA en zij is een erkend opleidingsverstrekker van de Vlaamse Overheid. De erkenning kwam tot stand nadat de Ondernemersschool het ISO – certificaat behaalde. Binnen de bedrijfswereld staat deze ISO-certificering goed bekend en adverteerder meent dat haar cursisten uitstekend kunnen inschatten wat de waarde is van deze vermeldingen op haar website. Een erkenning als dienstverlener wil zeggen dat alle opleidingen worden erkend en volgens de regels van deze erkenning is de opleidingsverstrekker bovendien verplicht om een diploma uit te reiken dat aangeeft welk niveau de cursist heeft behaald. Door deze ISO-certificering is de Ondernemersschool ook ingeschreven in het CRKBO, net als alle docenten van de Ondernemersschool. De vermelding dat de cursus valt onder de CRKBO-registratie is essentiële informatie voor cursisten omdat dit inhoudt dat er geen BTW wordt geheven op deze opleiding en dat hij/zij deze dus niet kan aftrekken van de belasting.

De Wellnessfederatie is de beroepsvereniging voor en door Wellness- en Beautywerkers en zij verdedigt de belangen van werknemers en ondernemers uit de wellnesssector. Zij is vanaf 1 januari 2011 een erkende federatie en zetelt in de Hoge Raad Voor Middenstand, die valt onder de bevoegdheid van de Minister van Economie en Middenstand (België). De cursisten van de Ondernemersschool kunnen zich aansluiten bij deze branchevereniging. Geen enkele Nederlandse branchevereniging die Laudius in haar klacht noemt heeft betrekking op een door de Rijksoverheid beschermd of gereglementeerd beroep, waardoor geen enkele branchevereniging de juridische basis bezit om opleidingen of cursussen te erkennen of de toegang te bepalen tot het beroep. Voor cursisten is het van belang dat zij zich als zelfstandige kunnen inschrijven bij de Kamer van Koophandel, zonder daarom noodzakelijk erkend te zijn bij een of andere branchevereniging.

Mondelinge behandeling

Partijen handhaven hun standpunten.

Het oordeel van de Commissie

1. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de bestreden uitingen misleidend acht nu hierin volgens haar de indruk wordt gewekt dat de consument bij adverteerder een erkende opleiding kan volgen waarna hij een door de branche erkend diploma, getuigschrift of certificaat ontvangt, terwijl dit volgens klaagster niet het geval is. Bij deze beoordeling is de totale uiting van belang. Deze uiting bereikt een algemeen publiek en is niet uitsluitend van belang voor de zakelijke consument of een andere specifieke groep consumenten. Derhalve dient beoordeeld te worden of de uiting misleidend is voor de “gewone” gemiddelde consument, dat wil zeggen de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument waarbij tevens rekening wordt gehouden met maatschappelijke, culturele en taalkundige factoren.

Ten aanzien van uiting 1

2. In de uiting staat dat de Ondernemersschool meer dan 150 erkende beroepsopleidingen biedt en dat elke opleiding leidt tot een erkend diploma op MBO of HBO werk- en denkniveau. De Commissie is van oordeel dat – door te zeggen dat ‘erkende’ beroepsopleidingen worden aangeboden die leiden tot een ‘erkend’ diploma – hiermee bij de gemiddelde consument de indruk wordt gewekt dat bij adverteerder opleidingen kunnen worden gevolgd en een diploma kan worden behaald dat is erkend door een externe officiële instantie, zoals een overheidsinstantie of brancheorganisatie (vgl. dossier 2014/00662). Adverteerder heeft niet weersproken dat – zoals klaagster heeft aangevoerd – voor een groot aantal cursussen die zij aanbiedt geen sprake kan zijn van erkenning door een officiële brancheorganisatie omdat voor deze cursussen (nog) geen brancheorganisatie bestaat, zodat de Commissie van oordeel is dat in ieder geval ten aanzien van deze cursussen niet – zoals in de bestreden reclame-uiting – gezegd kan worden dat het erkende beroepsopleidingen zijn en dat deze cursussen/beroepsopleidingen leiden tot een erkend diploma. Nu adverteerder ten aanzien van de door haar aangeboden cursussen waarvoor in de praktijk wel officiële brancheorganisaties in het leven zijn geroepen niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de cursussen die zij aanbiedt bij de desbetreffende officiële (Nederlandse) brancheorganisaties zijn aangesloten, is de Commissie van oordeel dat ook ten aanzien van deze cursussen niet gezegd kan worden dat ze erkend zijn en dat de cursussen zullen leiden tot een erkend diploma. Dat de bij adverteerder te volgen beroepsopleidingen niet opleiden tot een zogenaamd ‘beschermd beroep’, zoals adverteerder aanvoert, maakt dit niet anders. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat door adverteerder geen duidelijke informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden opleidingen en diploma’s als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ten aanzien van uiting 2

3. Evenals hiervoor reeds onder 2 is overwogen is de Commissie ook hier van oordeel dat in de uiting niet kan worden gesproken van ‘erkende’ opleidingen nu hiermee bij de gemiddelde consument de indruk wordt gewekt dat bij adverteerder opleidingen kunnen worden gevolgd die erkend zijn door een externe officiële instantie, hetgeen de uiting misleidend maakt nu de consument hiertoe kan worden bewogen een transactie aan te gaan die hij anders niet was aangegaan. Uiting 2 onderscheidt zich in zoverre van uiting 1 dat hierin naast ‘erkende’ opleidingen wordt gesproken over een ‘door de Ondernemersschool en/of branchevereniging erkend diploma…(…). De Commissie heeft reeds onder 2 geoordeeld dat adverteerder niet, althans onvoldoende heeft aangetoond dat de opleidingen die de Ondernemersschool aanbiedt bij Nederlandse brancheorganisaties zijn aangesloten, zodat met de vermelding in de onderhavige uiting dat een door de branchevereniging erkend diploma wordt afgegeven onjuiste informatie wordt verstrekt. Voorts is de Commissie van oordeel dat de mededeling dat bij een met voldoende resultaat afgesloten opleiding een door de Ondernemersschool erkend diploma wordt afgegeven op zichzelf niet onjuist is (ervan uitgaande dat de Ondernemersschool haar eigen diploma’s erkent), echter voor de gemiddelde consument is het onduidelijk wat de status is van deze erkenning. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat adverteerder op voornoemde punten in de uiting geen duidelijke informatie heeft verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden opleidingen en diploma’s als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is ook deze uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ten aanzien van uiting 3

4. De Commissie is ook ten aanzien van de onderhavige uiting van oordeel dat deze misleidend is in de zin van artikel 7 NRC. De gemiddelde consument, waarvan de Commissie zoals hiervoor reeds onder 2 heeft overwogen in haar oordeel vanuit gaat, zal na het lezen van deze uiting in de veronderstelling verkeren dat het met goed resultaat afronden van deze opleidingen zal leiden tot een door een externe officiële instantie erkend diploma, terwijl vast is komen te staan dat dit niet het geval is. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat door adverteerder geen duidelijke informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden opleidingen en diploma’s als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

5. Ten aanzien van de in deze uiting vermelde informatie dat de opleidingen CRKBO erkend zijn oordeelt de Commissie als volgt. Vast is komen te staan dat de Ondernemersschool staat geregistreerd in Het Centraal Register Kort Beroepsonderwijs (CRKBO). Hierin staan onderwijsinstellingen ingeschreven die voldoen aan de Kwaliteitscode voor Opleidingsinstellingen voor Kort Beroepsonderwijs. De Belastingdienst stelt inschrijving in het juiste CRKBO-register als voorwaarde om in aanmerking te komen voor BTW-vrijstelling. De Commissie is van oordeel dat nu geen sprake is van een – zoals in de uiting vermelde – erkenning, maar slechts van een registratie in het CRKBO-register ook dit gedeelte van de uiting misleidend is. Door het onjuiste gebruik van het woord ‘erkenning’ zal de gemiddelde consument verwachten dat de opleiding is erkend door een externe officiële instantie, terwijl deze registratie hier niet op ziet. Aldus is de Commissie van oordeel dat door adverteerder onjuiste informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden opleidingen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

6. Adverteerder is ISO gecertificeerd en mag zich hier derhalve in haar uiting(en) op beroepen. Echter, de wijze waarop deze ISO certificering in de uiting(en) is vermeld suggereert ten onrechte dat er een verband bestaat tussen de ISO certificering en de kwaliteit danwel erkenning van de opleidingen. Op grond van het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat door adverteerder onjuiste informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door adverteerder aangeboden opleidingen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ten aanzien van uiting(en) 4

7. Tot slot acht de Commissie ook de onderhavige uitingen misleidend nu hierin wordt ge-

sproken over een ‘erkend’ diploma. De diploma’s zijn niet – zoals de gemiddelde consument zal denken – erkend door een externe officiële instantie zoals reeds hiervoor is overwogen onder 2. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat door adverteerder geen duidelijke informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden cursussen, althans de diploma’s die hiermee te behalen zijn, als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

8. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie acht op grond van hetgeen onder 2 tot en met 7 is overwogen de reclame-uitingen als bedoeld in de bijlagen 1 tot en met 7 in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken