a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Niet)-commerciele reclame

Dossiernr:

2017/00528/A

Datum:

14-08-2017

Uitspraak:

VAF (=voorzittersafwijzing)

Product/dienst:

(Niet)-commerciele reclame

Motivatie:

Subjectieve normen

Medium:

Digitale marketing communicatie

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft de website www.laatjijjouwjongengenoegjongenzijn.nl, waarop onder meer staat: “Opvoeders lijken de laatste jaren ‘jongensgedrag’ minder te waarderen. Jongens afremmen, remt hun ontwikkeling. (…) SIRE wil graag alle Nederlandse opvoeders aan het denken zetten over hun gedrag ten aanzien van jongens. Zodat jongens de ruimte krijgen zich te ontwikkelen op de manier die bij hen past. (…) Jongens leren van nature door te proberen. Daar moet de ruimte voor zijn”.

 

De klacht

De reclamecampagne van SIRE staat bol van seksistische en onjuiste aannames over typisch jongensgedrag. De campagne onderkent op geen enkele wijze dat de onderlinge verschillen tussen jongens en de onderlinge verschillen tussen meisjes groter zijn dan de verschillen tussen de twee groepen. De campagne heeft als boodschap dat jongens en meisjes verschillend opgevoed moeten worden en heeft tot doel de vermeende verschillen tussen de seksen te vergroten. In de campagne zou het woord ‘jongens’ vervangen moeten worden door ‘kinderen’.

 

Het verweer

Dit wordt als volgt samengevat. Jongens en meisjes zijn gelijk(waardig), maar niet hetzelfde. Dit is voor SIRE het uitgangspunt geweest bij de campagne. Er is echter een tendens/trend gaande, dat jongens onderpresteren op school. Zij scoren gemiddeld lager op de eindtoets in het basisonderwijs, krijgen vaker de diagnose ADHD, spijbelen meer, volgen vaker speciaal onderwijs en worden voor hetzelfde gedrag vaker bestraft in de klas. Opvoeders verliezen soms uit het oog dat jongens zich op een andere manier ontwikkelen en leren dan meisjes. Over het algemeen wordt door opvoeders verwacht dat kinderen zich rustig gedragen, goed luisteren en stilzitten, terwijl jongens gemiddeld gezien meer leren door te ontdekken, te experimenteren en risico’s te nemen. Opvoeders lijken de laatste jaren ‘jongensgedrag’ minder te waarderen. Dit remt de ontwikkeling van jongens. SIRE wil met de onderhavige campagne opvoeders daarom aan het denken zetten over hun gedrag ten aanzien van jongens, zodat jongens de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen op de manier die bij hen past. Wetenschappers en experts geven aan dat als jongens niet genoeg de ruimte krijgen, hun zelfvertrouwen afneemt, ze sneller hun concentratie verliezen, hun motivatie vermindert en hun prestaties achteruit gaan. Dit alles heeft SIRE gesterkt in haar mening dat er een probleem is met jongens en voor dat probleem vraagt zij aandacht. SIRE ziet het als haar taak dit probleem bespreekbaar te maken.
Omdat deze campagne een jongensprobleem op de kaart wil zetten, heeft SIRE ervoor gekozen om jongens te laten zien in situaties waarin zij vaak beperkt worden in hun ruimte. Ook laat SIRE het positieve effect zien van het geven van ruimte aan jongens. SIRE stelt opvoedend Nederland daarbij de vraag: “laat jij jouw jongen genoeg jongen zijn?”. De campagne is niet bedoeld voor degene die hierop ‘ja’ antwoordt. Voor degene die antwoordt: ‘ik weet het niet’ of ‘nee’, strekt de campagne ertoe over deze kwestie na te denken.
SIRE begrijpt dat het onderwerp ‘Jongens de ruimte geven’ controverse oproept en dat over de opvoeding van jongens verschillende meningen bestaan. Het staat iedereen vrij deze te uiten en SIRE gaat graag daarover in gesprek. SIRE hoopt op een constructieve discussie en verwijst naar diverse krantenartikelen waarin dat gebeurt. SIRE is uitgenodigd door Denktank PEER, een stichting die zich inzet voor sociale gelijkheid met gender als een van de belangrijkste pijlers. Deze stichting geeft aan dat de campagne haar had geprikkeld. Zij wil de dialoog met SIRE aangaan over het probleem dat jongens slechter presteren dan meisjes.
SIRE is van mening dat aandacht vragen voor het specifieke jongensprobleem opportuun en gerechtvaardigd is. SIRE doet geen aannames, maar baseert zich op wetenschappelijke inzichten, wetenschappelijk onderzoek, feiten en onderzoek over dit onderwerp onder de Nederlandse bevolking. Zij heeft de wetenschappers en de onderzoeken die zij heeft geraadpleegd gespecificeerd in het verweerschrift. Verder noemt SIRE kwantitatief onderzoek door Memo2 dat in haar opdracht is uitgevoerd. De belangrijkste uitkomsten van het kwantitatieve onderzoek onder ouders met jongens zijn onder meer:

  • 56% herkent het probleem dat jongens niet genoeg de ruimte krijgen en daardoor worden geremd in hun ontwikkeling,
  • 76% vindt dat dit probleem meer aandacht moet krijgen in Nederland,
  • 45% vindt dat jongens onvoldoende de ruimte krijgen om zichzelf te kunnen zijn,
  • 45% van de ouders ziet dit probleem ook terug in de eigen omgang met jongens,
  • 80% geeft aan dat levendig gedrag van kinderen te snel als ‘druk’ wordt bestempeld,
  • 44% geeft aan dat ‘jongensgedrag’ (fysiek/ druk/stoer) wordt onderdrukt in de huidige maatschappij.


Het oordeel van de voorzitter

1)  De klacht is gericht tegen een reclame-uiting waarin wordt ingegaan op de wijze waarop jongens tegenwoordig opgroeien. Daarbij wordt het denkbeeld verkondigd dat jongens te weinig ruimte krijgen om bepaald gedrag te tonen dat in de uiting specifiek aan jongens wordt toegeschreven. Bij de beantwoording van de vraag of de reclame-uiting hierdoor in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals kennelijk met de klacht is bedoeld, stelt de voorzitter van de Re­clame Code Commissie zich terughoudend op. Dit is het gevolg van het subjectieve karakter van die cri­teria. Daarbij dient bovendien rekening te worden gehouden met het feit dat de uiting een mening verkondigt die niet commercieel van aard is maar in feite strekt tot het op gang brengen van een maatschappelijke discussie. De voorzitter neemt in aanmerking dat bij uitingen die bijdragen aan een maatschappelijk debat minder ruimte bestaat om een uiting zonder schending van de vrijheid van meningsuiting in strijd met de goede smaak en het fatsoen te achten dan bij commerciële uitingen (vgl. EHRM 13 juli 2012, par. 61-62, NJ 2014, 319). Met inachtneming van de mate van terughoudendheid waartoe het voorgaande noopt, oordeelt de voorzitter als volgt.

2)  In de uitingen wordt uitdrukkelijk meegedeeld dat jongens en meisjes gelijk(waardig) zijn, maar wel verschillen vertonen in gedrag, waarna vervolgens gedrag wordt genoemd dat specifiek aan jongens wordt toegeschreven. Dit gedrag is volgens SIRE nodig voor hun emotionele en sociale ontwikkeling, maar hiervoor zou volgens SIRE tegenwoordig te weinig ruimte worden gegeven wat nadelige gevolgen voor jongens zou hebben. SIRE heeft, onder verwijzing naar de in haar verweerschrift genoemde personen en bronnen, voldoende aannemelijk gemaakt dat haar denkbeeld is gebaseerd op opinies van wetenschappers c.q. op wetenschappelijk onderzoek. Dit denkbeeld kan daarom naar objectieve maatstaven niet onjuist worden geacht en is evenmin onaanvaardbaar te achten. Ook ontwikkelingen op het gebied van ‘gender stereotypering’ kunnen niet in de weg staan aan het aanprijzen van een denkbeeld als het onderhavige, dat slechts oproept om bepaald gedrag door jongens toe te laten omdat dit zou passen bij hun ontwikkeling en een oplossing zou kunnen bieden voor sociale problemen die jongens zouden ondervinden. SIRE noemt (kennelijk vergeleken met meisjes): het slechter presteren op school, het vaker krijgen van de diagnose ADHD, meer spijbelen, vaker speciaal onderwijs volgen en vaker worden bestraft in de klas. Het bestaan van deze problematiek is door SIRE voldoende onderbouwd. Blijkbaar bestaat in de samenleving ook behoefte om meer aandacht te vestigen op dit probleem. Volgens een onderzoek van Memo2 waarnaar SIRE verwijst, heeft 76% van ouders met jongens hier behoefte aan.

3)  De uitingen zijn blijkens het voorgaande bedoeld om (te voorzien in een maatschappelijke behoefte om) de aandacht te vestigen op een (volgens SIRE) reëel sociaal-maatschappelijk probleem, en geven een visie op dit probleem in de vorm van de aanprijzing van het denkbeeld dat jongens de ruimte dienen te krijgen voor bepaald gedrag met de intentie een maatschappelijke discussie hierover op gang te brengen. Het staat SIRE vrij deze boodschap te brengen, ook indien deze eenzijdig is, dat wil zeggen een bepaalde visie op het gedrag van jongens tot uitgangspunt heeft. Wel geldt dat SIRE door bij deze boodschap bepaald gedrag als typisch of kenmerkend voor jongens te benoemen, een benadering kiest die niet door iedereen zal worden gewaardeerd, in het bijzonder niet door degenen die deze wijze van benadering achterhaald vinden. De boodschap van SIRE valt op door deze benadering. De uitingen hebben volgens SIRE “overweldigende” aandacht gehad blijkbaar vanwege die benadering, waarbij zij ook negatieve reacties heeft ontvangen. Dat SIRE een benadering kiest waarbij bepaald gedrag aan jongens wordt toegeschreven, en waarbij zij juist bevordering van dat gedrag bij jongens bepleit, past bij het doel van het op gang brengen van een maatschappelijke discussie over de hedendaagse opvoeding van – specifiek – jongens. Of en in hoeverre meisjes eveneens behoefte hebben aan dergelijk gedrag, valt buiten die discussie. In de uiting wordt hierover geen mening verkondigd. Niet gezegd kan worden dat de uiting specifiek tot doel heeft (vermeende) verschillen tussen de seksen te vergroten. Onderdeel van de discussie die SIRE heeft geëntameerd, is overigens de mogelijkheid de mening te uiten dat men het niet eens is met haar standpunt en benadering. In zoverre is de onderhavige klachtprocedure in feite tot op zekere hoogte een onderdeel van die discussie.

4)  Nu op grond van het voorgaande, en met inachtneming van de hiervoor omschreven ruime mate van de vrijheid van meningsuiting, niet kan worden gezegd dat SIRE een denkbeeld aanprijst dat als zodanig niet kan worden aanvaard, en evenmin kan worden gezegd dat de wijze waarop zij dit doet de grens van het toelaatbare overschrijdt of dat zij een mening verkondigt die naar objectieve maatstaven zodanig onjuist is dat deze in strijd met de waarheid is, kan de klacht niet slagen en dient deze te worden afgewezen.

 

De beslissing van de voorzitter
 

Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken