a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Nutsvoorzieningen

Dossiernr:

2016/00008

Datum:

14-03-2016

Uitspraak:

Afwijzing

Product/dienst:

Nutsvoorzieningen

Motivatie:

Misleiding Voornaamste kenmerken product

Medium:

Digitale marketing communicatie

De bestreden reclame-uiting

 

Het betreft reclame voor cv-ketels op www.atagverwarming.nl. Daarin staat onder de aanhef:

“Warmst aanbevolen!

 Q-serie

 Topprestaties in comfort”

onder meer een overzicht van verschillende typen ketels uit de Q-serie met bijbehorende kenmerken, waaronder het “Rendement”. De rendementen van acht verschillende typen zijn uitgedrukt in respectievelijk de volgende percentages: 109,7,   109,1,   109,3,   109,3,   109,7,   109,1,  109,3 en   109,3.

De klacht

De klacht wordt als volgt samengevat.

In de uiting is sprake van rendementen hoger dan 100%. Als natuurkunde docent probeert klager zijn leerlingen te leren dat het rendement van een energieomzetter (een ketel zet chemische energie om in “warmte-energie”) nooit hoger kan zijn dan 100%. Het rendement is namelijk de verhouding tussen de hoeveelheid gewenste energievorm en de hoeveelheid energie die daarvoor aangeleverd (gekocht) moet worden. De wet van behoud van energie zegt dat je nooit energie uit het niets kunt laten ontstaan. Het is daarom vreemd dat je meer energie uit de ketels kunt halen dan dat je erin stopt.

Klager vindt dat de consument verkeerd wordt voorgelicht en dat de leerling moet gaan twijfelen aan datgene wat hij op school als waarheid moet leren.

 

In zijn e-mail van 10 januari 2016 heeft klager zijn klacht -samengevat- als volgt nader toegelicht. 

Na uitleg van ATAG, waarbij Wikipedia is geraadpleegd, blijkt dat ATAG gehandeld heeft volgens Europese richtlijnen. Deze richtlijnen gaan echter uit van een andere definitie van het begrip rendement dan de gebruikelijke, alom aanvaarde definitie. Daarom is het woord rendement in de bestreden reclame “niet van toepassing”. Klager stelt dat een klacht tegen de reclame op zijn plaats is en hij stelt: “(Uiteraard geldt dit voor de hele branche voor zover die op dezelfde manier het woord rendement misbruiken)”.   

Klager legt een afdruk over van de e-mail die hij van ATAG ontving, inhoudende een verwijzing naar Wikipedia.  

In die e-mail staat -samengevat- onder meer:

Dat HR-ketels een rendement boven 100% kunnen halen is een kwestie van definitie. Het rendement van een cv-ketel wordt uitgedrukt in een percentage. Minimaal 90% van de ‘energie, die er ingestopt wordt’, wordt omgezet in warmte. Naast dit percentage gebruikt een cv-ketel ook warmte uit de afvoergassen. Het rendement van een cv-ketel is feitelijk een optelsom van voornoemd rendement van minimaal 90% plus het rendement uit de afvoergassen.

 

Het verweer

 

Het verweer wordt als volgt samengevat.

 

Gezien de verwijzing door klager naar de gehele branche heeft adverteerder, als lid van de Vereniging van Fabrikanten (VFK) -de Nederlandse branche-organisatie voor gasgestookte cv ketels- de VFK gevraagd om antwoord te geven op de onderhavige klacht. De VFK heeft -samengevat- het volgende meegedeeld.

 

Voor cv ketels wordt het rendement gedefinieerd als de verhouding tussen de aan het cv water afgegeven hoeveelheid energie en de energie die via de brandstof (bijvoorbeeld gas) wordt toegevoerd.

Bij de verbranding van aardgas worden koolwaterstoffen in de reactie met zuurstof omgezet in CO2 en H2O. Bij deze reactie komt er warmte vrij met daardoor een toename van de temperatuur van de verbrandingsgassen. De energie in de verbrandingsgassen wordt gezien als de energiehoeveelheid die door de verbranding van gas wordt toegevoerd aan de ketel. In de ketel wordt de temperatuur van de verbrandingsgassen naar beneden gebracht door de overdracht van warmte naar de cv-ketel.

De vraag is wat de energie is in de verbrandingsgassen. Op natuurkundige basis zou de energie-inhoud berekend moeten worden op een afkoeling tot -273ºC. Voor de traditionele cv-ketels was het maximaal haalbare om de verbrandingsgassen af te koelen tot 25 ºC. Dit maximaal haalbare werd vastgelegd in de zogenaamde calorische onderwaarde (Hi) met als definitie (volgens Basisgegevens Aardgas, Gasunie, 1980):

“De hoeveelheid warmte die vrijkomt bij de volledige verbranding van een gegeven hoeveelheid droog gas met zuurstof, als de verbrandingsgassen weer naar de beginwaarde worden afgekoeld. Het bij de verbranding gevormde water bevindt zich na afkoeling in de gasfase”.

In de eisen voor gastoestellen in Nederland, vastgelegd in de Keuringseisen voor gastoestellen, was opgenomen dat rendementen op basis van de calorische onderwaarde moesten worden opgegeven. Dit was indertijd een logische eis.

Met de komst van de HR ketel werd een nieuwe techniek geïntroduceerd. Daardoor werd het mogelijk om de door verbranding gevormde waterdamp te laten condenseren. Bij de omzetting van damp naar vloeistof komt extra warmte vrij. De definitie van de calorische onderwaarde klopte hiervoor niet meer. De definitie van de calorische bovenwaarde (Hs) klopt wel voor condenserende toestellen:

“De hoeveelheid warmte die vrijkomt bij de volledige verbranding van een gegeven hoeveelheid droog gas met zuurstof, als de verbrandingsgassen weer naar de beginwaarde worden afgekoeld. Het bij de verbranding gevormde water bevindt zich na afkoeling in de vloeistoffase”.

 

De relatie tussen de calorische onderwaarde en bovenwaarde is:

Calorische bovenwaarde = calorische onderwaarde + condensatiewarmte.

 

De HR ketel technologie is in Nederland ontwikkeld en geïntroduceerd in 1980. Wanneer met deze ketel een rendement wordt gepresenteerd op basis van de calorische onderwaarde als referentie voor de via het gas toegevoerde energie, dan ontstaan er rendementen hoger dan 100%. De gasindustrie in Nederland vond dat rendementen boven de 100% bij gebruikers de indruk zouden kunnen geven dat er “iets” niet klopte. Rond 1980 werd daarom door de Koninklijke Vereniging voor Gastoestellen in Nederland (KVGN) besloten dat de rendementen voortaan gecommuniceerd moesten worden op basis van de calorische bovenwaarde.

 

Vervolgens organiseerde Europa zich verder. In 1992 werd een Europese Richtlijn aangenomen die nadere verplichtingen naar de Europese lidstaten uitrolde voor de presentatie van o.a. de rendementen voor gas- en oliegestookte toestellen. In artikel 2 van deze richtlijn 92/42/EEG van 21 mei 1992 staat als definitie van “(waterzijdig) rendement”:

“waterzijdig rendement, uitgedrukt in een percentage: de verhouding tussen de hoeveelheid warmte overgedragen op het water in de ketel en het product van de calorische onderwaarde bij constante druk van de brandstof en het brandstofverbruik per tijdseenheid”.

Door voornoemde richtlijn diende Nederland over te gaan naar Europese eisen en moesten de rendementen op basis van onderwaarde worden gepresenteerd met als gevolg daarvan de presentatie van rendementen boven de 100%. De richtlijn geldt nog steeds en het valt de ketelleveranciers niet te verwijten dat er rendementen van meer dan 100% worden gepresenteerd. De onderhavige klacht had moeten worden gericht aan de wetgever.  

 

In aanvulling op het hierboven weergegeven antwoord van de VFK merkt ATAG

-samengevat- nog het volgende op.

De condenserende techniek is sinds kort ook beschikbaar voor oliegestookte toestellen. Op basis van dit gegeven heeft de Europese Commissie besloten om in de toekomst alle rendementen op basis van bovenwaarde te gaan communiceren.

 

Het oordeel van de Commissie

 

De Commissie stelt voorop dat zij haar oordeel zal beperken tot de concrete reclame-uiting van ATAG, waarvan klager een afdruk aan de Commissie heeft overgelegd. De Commissie kan zich in het kader van deze procedure niet uitlaten over (andere) reclame-uitingen van branchegenoten van ATAG, nu zij van de precieze inhoud van die uitingen geen kennis heeft kunnen nemen.

 

In de bestreden uiting wordt het “Rendement” van verschillende typen cv-ketels uit de Q-serie weergegeven in percentages (tenminste 9,1%) hoger dan 100%. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument ervan uitgaan dat aan deze niet direct voor de hand liggende percentages een bijzondere berekeningswijze ten grondslag ligt en dat hij zich over deze berekeningswijze nader kan laten informeren.

 

Tussen partijen is niet in geschil dat met de weergave van het rendement op basis van de zogenaamde calorische onderwaarde wordt voldaan aan Europese regelgeving, meer in het bijzonder -zo blijkt uit het verweer- aan de Europese Richtlijn 92/42/EEG van 21 mei 1992. De Commissie begrijpt dat dit voor HR-ketels die -anders dan traditionele ketels- de mogelijkheid bieden om de door verbranding gevormde waterdamp te laten condenseren, en daardoor extra warmte te laten vrijkomen, tot gevolg heeft dat rendementen boven 100% worden gepresenteerd (namelijk het rendement op grond van de calorische onderwaarde + het rendement van de condensatiewarmte).

 

Nu de weergave van het rendement in de bestreden uiting is gebaseerd op (een verplichting, neergelegd in) een Europese Richtlijn, adverteerder ook het rendement van de condensatiewarmte tot uiting heeft willen brengen en de gemiddelde consument erop bedacht zal zijn dat er een bijzondere berekeningswijze ten grondslag ligt aan de vermelde, niet direct voor de hand liggende percentages, ziet de Commissie geen aanleiding om de uiting in strijd met de Nederlandse Reclame Code te achten.

 

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing

 

De Commissie wijst de klacht af.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken