a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2007/1458/07.0027

Datum:

22-06-2007

Uitspraak:

bevestiging afwijzing

Product/dienst:

Motivatie:

Medium:

Omschrijving:

Het betreft twee uitingen van de Nationale Postcode Loterij. De eerste is een brief naar aanleiding van een verhuisbericht en de tweede is een brievenbusreclame over de Postcode Zomer Knaller.

De klacht

De uitingen zijn in strijd met artikel II.4 van de Reclamecode voor Kansspelen (RVK), omdat in de uitingen het kopen van een lot wordt aangeprezen ter voorkoming van een sociaal probleem dat kan ontstaan als men geen lot koopt. Het sociale probleem bestaat uit jaloezie en gevoelens van minderwaardigheid, spijt en domheid die ontstaan indien de buren, die wel een lot hebben gekocht, een grote prijs winnen. Klager stuurt als bijlage enige artikelen en een onderzoek van de Universiteit van Tilburg over dit onderwerp.

Het verweer

Artikel II.4 RVK richt zich op uitingen waarin mensen die zich in een benarde sociale of financiële positie bevinden, worden aangespoord om deel te nemen aan een kansspel om deze problemen op te lossen. Dat één van de buren een prijs wint en jij niet, is geen sociaal probleem als bedoeld in artikel II.4 RVK.

De brief naar aanleiding van een verhuisbericht is een persoonlijke brief, namelijk een verhuisbevestigings-bericht, en geen reclame-uiting.

De repliek

Klager benadrukt dat het deelnemen aan de Postcodeloterij wordt aangemoedigd ter voorkoming van een sociaal probleem. Niet winnen terwijl de buren wel winnen, wordt gepresenteerd als iets onwenselijks dat voorkomen dient te worden.
Klager vult zijn klacht als volgt aan:
a. De uiting houdt een bedreiging in van de geestelijke volksgezondheid.
b. De uiting appelleert aan gevoelens van angst zonder te rechtvaardigen reden.
c. De uiting is in strijd met de Wet op de Kansspelen omdat adverteerder het vergunningvoorschrift dat de reclame-uitingen zorgvuldig en evenwichtig dienen te zijn, niet nakomt.

De mondelinge behandeling

Beide partijen handhaven hun standpunt.
Klager licht het onderzoek van de Universiteit van Tilburg toe. Hij benadrukt dat deelnemers vooral aan de Postcodeloterij meedoen om spijt achteraf te voorkomen. Om te voorkomen dat de buren winnen en zij niet. Deze spijt kan tot psychische problemen leiden.
Adverteerder is van mening dat wellicht afgunst een rol speelt bij de beslissing een lot te kopen, maar dat geen sprake is van een sociaal probleem waarop in de uiting wordt ingespeeld. De uitingen zetten niet aan tot het kopen van veel loten en zijn niet in strijd met de Wet op de Kansspelen, noch met de artikelen 4 en 6 NRC.

Het oordeel van de Commissie (15 februari 2007)

De Commissie behandelt ook de aanvullende klachten die klager in de repliek heeft geuit, aangezien adverteerder tijdens de mondelinge behandeling hiertegen verweer heeft kunnen voeren en dit ook heeft gevoerd.

De brief naar aanleiding van een verhuisbericht is geen persoonlijke brief maar een standaard brief die kennelijk aan iedereen wordt gezonden die aan adverteerder een verhuisbericht zendt.
Voorts bevat de brief een aanprijzing van het product van adverteerder. Om die reden is de brief een reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code.

Van overtreding van artikel II.4 RVK en de Wet op de Kansspelen is geen sprake. De Postcodeloterij is een in Nederland op grond van de Wet op de Kansspelen toegelaten loterij. Ook reclame voor dit product is toegelaten. Inherent aan de Postcodeloterij is dat niet-deelnemers weten dat hun buren zouden kunnen winnen. Het is niet in strijd met de RVK de aandacht vestigen op die bijzondere eigenschap.

Artikel II.4 RVK verbiedt reclame voor kansspelen die appelleert aan winstbejag door de mogelijkheid om veel geld te winnen voor te stellen als oplossing voor financiële of sociale problemen. Dit artikel beoogt niet tegen te gaan dat mensen een lot kopen om te voorkomen dat hun buren wel en zijzelf niet een prijs winnen. Uit de overgelegde onderzoeken lijkt wel te volgen dat mensen zich bij de deelname aan de loterij laten leiden door allerlei, soms ook minder positieve gevoelens, doch van een relevant maatschappelijk sociaal probleem blijkt daaruit niet. Dat er mogelijk mensen zijn die psychische problemen hebben gekregen, doordat hun buren wel en zijzelf niet een prijs hebben gewonnen, leidt niet tot een ander oordeel.

Gelet op het bovenstaande, acht de Commissie van overtreding van de artikelen 4 en 6 NRC evenmin sprake.

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.

De grieven

Deze kunnen als volgt worden samengevat.

I.
Ten onrechte heeft de Commissie overwogen: “Van overtreding van artikel II.4 RVK en de Wet op de Kansspelen is geen sprake” en daartoe -samengevat- overwogen dat de Postcode Loterij een toegestane loterij is, dat er reclame voor mag worden gemaakt en dat mensen weten hoe de Postcode Loterij werkt.
Het gaat erom hoe de reclame luidt.
De Wet op de Kansspelen (WOK) verbiedt handelen in strijd met de vergunning. Toetsing aan artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) zou tevens een toetsing van de reclame aan de vergunning (die voorschrijft dat kansspelreclame “zorgvuldig en evenwichtig” hoort te zijn) dienen in te houden. Indien deze toetsing door de Commissie had plaatsgevonden, had de Commissie vermoedelijk geconcludeerd dat “zorgvuldig en evenwichtig” het tegenovergestelde is van het inspelen op negatieve gevoelens.

II.
Waar de Commissie ten aanzien van artikel II.4 RVK heeft overwogen: “Dit artikel beoogt niet tegen te gaan dat mensen een lot kopen om te voorkomen dat hun buren wel en zijzelf niet een prijs winnen”, miskent de Commissie dat dit artikel zich niet richt tot de consument, maar tot de adverteerder.

Appellant heeft nog aan zijn klacht toegevoegd dat de uitingen in strijd zijn met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 NRC en voert daartoe het volgende aan.
Doel van de WOK is het in goede banen leiden van bestaande speelzucht, en niet het opwekken van nieuwe speelzucht. Door in te spelen op negatieve gevoelens om zo bij mensen die anders geen belangstelling hebben voor kansspelen, toch interesse te wekken, ondergraaft NPL het, het algemeen belang dienende, overheidsbeleid zoals verwoord in een brief van 23 juni 2004 van de Minister van Justitie aan de vergunninghouders.

Appellant verzoekt het College de uitspraak van de Commissie te vernietigen en
1.
vast te stellen dat de in de klacht vermelde citaten uit de twee gewraakte uitingen in strijd zijn met de letter en/of doelstelling van de WOK;

2.
vast te stellen dat niet alleen de hierna onder 3. genoemde woorden en uitdrukkingen, maar ook de gewraakte uitingen in hun geheel in strijd zijn met artikel II.4 RVK, met de artikelen 2, 3, 4 en/of 6 NRC en/of met de WOK; en

3.
NPL aan te bevelen in haar reclame-uitingen niet langer gebruik te maken van de volgende termen:
a. “buren” (en synoniemen als “de mensen die naast u wonen”, “buurtbewoners”);
b. “naast grijpen” (en synoniemen als “achter het net vissen”);
c. “voorkomen” (en synoniemen als “tegengaan”, “verhinderen”, “beletten”);
d. “met lege handen” en
e. overige synoniemen van de genoemde termen.

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

De repliek

Appellant heeft zijn standpunt nader toegelicht.

De mondelinge behandeling

NPL heeft haar standpunt mondeling toegelicht.

Het oordeel van het College

1. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

2. Het College deelt het oordeel van de Commissie dat van strijd met artikel II.4 RvK geen sprake is. Weliswaar wordt de geadresseerde door de gewraakte uitingen op indringende wijze geconfronteerd met de mogelijkheid dat (oude) buren in het kader van de Postcode Loterij een grote geldprijs winnen, terwijl de geadresseerde de kans op een dergelijke prijs voorbij heeft laten gaan, maar dat betekent niet dat in de uitingen wordt geappelleerd aan winstbejag door de mogelijkheid veel geld te winnen voor te stellen als oplossing voor sociale problemen in de zin van deze bepaling. Dat het mislopen van een grote prijs onder omstandigheden tot gevolg kan hebben dat een betrokkene psychische of sociale problemen ondervindt, zoals appellant heeft aangevoerd, wordt door dit voorschrift niet bestreken.

3. Op de stelling van appellant dat kansspelreclame “zorgvuldig en evenwichtig” dient te zijn en dat dit hier niet het geval is, kan naar het oordeel van het College niet worden gegrond dat sprake is van strijd met de WOK.
In de WOK is -voor zover hier van belang- bepaald, en wel in de artikelen 5 lid 1 jo. 7, dat aan een vergunning krachtens artikel 3 WOK voorschriften kunnen worden verbonden en dat het de vergunninghouder verboden is om enig voorschrift krachtens artikel 5 WOK gesteld, niet in acht te nemen.
Bij de door appellant overgelegde “Beschikking-Nationale-Postcode-Loterij” van 19 december 1997, waarbij vergunning is verleend tot het organiseren van de Nationale Postcode Loterij, is in artikel 5 lid 3 onder meer bepaald dat NPL ervoor zorgdraagt “dat aan wervings- en reclame-activiteiten op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm wordt gegeven”.
Toetsing van de onderhavige reclame-uitingen door de Commissie en het College vindt plaats aan de bepalingen van de RvK. De enkele stelling dat NPL zich niet aan voormeld vergunningsvoorschrift heeft gehouden, kan, zo dit voorschrift al zou zijn overtreden, niet meebrengen dat, ook los van overtreding van bepalingen van de RvK, de thans gewraakte uitingen in strijd met de WOK zijn. Van strijd met de wet als in art. 2 NRC bedoeld is dus geen sprake.

4. In hoger beroep heeft appellant aan zijn klacht toegevoegd dat de uitingen in strijd zijn met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 NRC. NPL heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze uitbreiding van de klacht.
Appellant heeft zich ter onderbouwing van zijn standpunt beroepen op een citaat uit een brief van 23 juni 2004 van de Minister van Justitie aan de vergunninghouders.
Bedoeld citaat eindigt met het verzoek van de Minister om “de hoeveelheid reclame-uitingen fors te beperken en dit restrictieve reclamebeleid vorm en inhoud te geven door middel van een gedrags- en reclamecode kansspelen van en voor alle kansspelaanbieders”.
Naar het oordeel van het College kan aan de brief van de Minister niet worden ontleend dat de gewraakte reclame-uitingen naar vorm of inhoud strijdig zijn met het algemeen belang. Ook overigens kan niet worden geoordeeld dat de onderhavige reclame daarmee in strijd is.

5. Voor zijn stelling dat de uitingen in strijd zijn met de artikelen 4 en 6 NRC, in die zin dat deze een bedreiging inhouden voor de geestelijke volksgezondheid respectievelijk appelleren aan gevoelens van angst, heeft appellant bij repliek in hoger beroep verwezen naar de door hem overgelegde artikelen “Consequences of regret aversion in real life: The case of the Dutch postcode lottery” en “In de ban van het lot”. Het eerstgenoemde artikel betreft, kort gezegd, een onderzoek naar de invloed van de verwachting dat men spijt zal krijgen op het nemen van bepaalde beslissingen, het tweede artikel beschrijft opvattingen over het verschijnsel gokken in het algemeen. Naar het oordeel van het College biedt geen van beide artikelen aanknopingspunten voor de conclusie dat de gewraakte uitingen gevaar opleveren voor de geestelijke volksgezondheid of appelleren aan angstgevoelens als in voormelde artikelen bedoeld.

6. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken