a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2008/1526/08.0071C

Datum:

06-05-2008

Uitspraak:

bevestiging afwijzing

Product/dienst:

Motivatie:

Medium:

Omschrijving:

Het betreft een televisiereclame van de Socialistische Partij (hierna SP) en een tag-on waarin een oude dame, leunend op een looprekje, zich geheel uitkleedt, waarbij ze de volgende tekst uitspreekt:
“Al jaren word ik bij het wassen geholpen door Connie.
Connie is te duur, zeggen ze.
Dus nu komt er een vreemde en daarna, ja, krijg ik weer een andere vreemde.
Ik kan me net zo goed voor heel Nederland uitkleden.”
Tot slot verschijnt in beeld de tekst: “Voor een menselijke thuiszorg
www.sp.nl”

De klacht

De uiting is niet alleen onjuist en misleidend omtrent de kwaliteit van de thuiszorg maar ook beledigend voor mensen die in de thuiszorg werken. Voorts is het ongepast om op deze wijze angstgevoelens bij ouderen aan te wakkeren.
De SP maakt ten onrechte geen onderscheid tussen de schoonmaakhulp en het personeel dat verpleegt en verzorgt. Gezegd wordt dat de thuiszorg in de uitverkoop is maar alleen in de huishoudelijke hulp is er sprake van marktwerking.
Klager acht de uiting in strijd met de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 van de NRC.

Het verweer

Sinds vorig jaar voert de SP actie voor verbetering van de thuiszorg. Voor 1 januari 2007 viel de thuiszorg volledig onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Sinds 1 januari 2007 is de huishoudelijke zorg uit de AWBZ gehaald en overgeheveld naar de gemeente, via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
Gemeenten zijn nu verplicht de huishoudelijke zorg aan te besteden. Dit heeft ertoe geleid dat aanbieders van huishoudelijke zorg met elkaar moesten concurreren, met als gevolg dat medewerkers werden ontslagen of dat ze onder verslechterde voorwaarden bleven werken. Daardoor raakte menigeen zijn vaste hulp kwijt. De vaste kracht was te duur en deze werd vervangen door bijvoorbeeld een goedkopere alfahulp. Al langer is er een proces gaande waardoor de thuiszorg in verschillende functies is geknipt, waardoor mensen verschillende hulpen over de vloer krijgen. De invoering van de WMO heeft dit proces versneld. Dit probleem van de thuiszorg heeft adverteerder in de uiting tot uitdrukking willen brengen.
Van misleiding is geen sprake. De in de uiting getoonde situatie is een werkelijk bij adverteerder gemeld probleem in de thuiszorg. Binnen de huishoudelijke zorg onderscheidt men A en B medewerkers. Thuiszorgmedewerkers B zijn ook bevoegd om ondersteuning te verlenen bij het baden of douchen, aankleden en de toiletgang. In het bij adverteerder gemelde geval werd de thuiszorgmedewerker B ingeruild voor een goedkopere kracht.
De uiting is een oproep om in actie te komen voor een menselijke thuiszorg en de vorm waarin die oproep in de uiting is gegoten, is niet in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC). De uiting is confronterend maar er worden geen angstgevoelens opgeroepen. Veeleer verontwaardiging we moeten ons schamen dat het zo ver is gekomen in ons land.
Op een confronterende maar respectvolle wijze worden de problemen in de thuiszorg aangekaart.

Mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunt nader mondeling toegelicht.
Klager stelde daarbij dat tevens sprake is van schending van de eerbaarheid en legde pleitaantekeningen over en een kopie van de tussenrapportage van 15 februari 2008 van de Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.
Namens de SP legde mevrouw Kant een bundeling van reacties over die zij naar aanleiding van de uiting had ontvangen.

Het oordeel van de Commissie (22 februari 2008)

Adverteerder geeft in deze televisiereclame zijn mening over een in zijn ogen ongewenste ontwikkeling in de thuiszorg, namelijk dat ten gevolge van bezuinigingen de thuiszorg steeds meer door wisselende zorgverleners wordt verleend. Adverteerder baseert zich daarbij, naar hij stelt en ook blijkt uit een door hem overgelegde lijst van korte verslagen van zich in de praktijk voorgedaan hebbende situaties, op praktijkgevallen.
Om zijn boodschap uit te dragen, bedient adverteerder zich van directe en daardoor zeer indringende beelden van een zich geheel uitkledende oude dame, daarmee de schaamte, die steeds wisselende thuiszorg bij hulpbehoevenden teweegbrengt, voelbaar makend voor de kijker. De beelden zijn ontluisterend maar de dame wordt in haar waardigheid gelaten. De boodschap is duidelijk: met haar scherpe, heldere blik doordringt zij de kijker van de situatie waarin zij is komen te verkeren en waarin ook anderen, die hulp nodig zullen gaan krijgen, terecht kunnen en wellicht zullen komen. Adverteerder heeft, om deze in zijn ogen schrijnende situatie tot uitdrukking te brengen, de grens van het toelaatbare, in het bijzonder die van de goede smaak en het fatsoen opgezocht, maar heeft deze, mede gelet op de hem toekomende vrijheid van meningsuiting, niet overschreden.

Aangezien, naar adverteerder aannemelijk heeft gemaakt, het menig hulpbehoevende is overkomen dat hem door telkens wisselende thuiszorghulpverleners hulp wordt geboden, ook wat betreft hulp bij het wassen, acht de Commissie de uiting niet misleidend.

In de uiting wordt de wijze waarop thuiszorg door de thuiszorgorganiserende instanties wordt uitgevoerd, bekritiseerd, maar niet de wijze waarop de thuishulpverleners hun werk uitvoeren. Zij worden in de uiting niet beledigd.

Adverteerder maakt gebruik van confronterende beelden, maar niet kan worden geoordeeld dat daarin wordt geappelleerd aan gevoelens van angst.

Van schennis van de eerbaarheid is geen sprake aangezien de uiting via de televisie is uitgezonden zodat van een van de in artikel 239 Wetboek van Strafrecht genoemde omstandigheden geen sprake is. Als men de beelden niet wil zien kan men zich daaraan onttrekken met de knop van de televisie.

Voorts kan de uiting, naar het oordeel van de Commissie, evenmin in strijd met de overige door klager genoemde criteria worden geoordeeld.

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.

De grieven

Deze kunnen als volgt worden samengevat.

I.
Ten onrechte heeft de Commissie overwogen dat de SP de grens van het toelaatbare, in het bijzonder die van de goede smaak en het fatsoen heeft opgezocht, maar niet heeft overschreden.
Deze grens is wel overschreden. Appellant voert hiertoe het volgende aan.

Het is onnodig de dame zich geheel te laten ontkleden. Naakt lopen met de bedoeling schaamte op te roepen is in het maatschappelijk verkeer strafbaar en om die reden is de uiting in strijd met de goede zeden. Ook is de schennis van de eerbaarheid in het geding. Van de dame in kwestie, met parelketting en aftands looprekje, is een karikatuur gemaakt. Bovendien werd de kijker niet vooraf gewaarschuwd voor de schokkende en confronterende beelden.
De Commissie is niet ingegaan op door appellant ingebrachte reacties op de reclame, van onder meer medewerkers in de zorg en politici, noch op door appellant overgelegde artikelen blijkens welke diverse personen en organisaties de uiting als misleidend en smakeloos aanmerken.

II.
Ten onrechte heeft de Commissie overwogen dat de uiting niet misleidend is.
De uiting suggereert dat het door de marktwerking komt dat de dame steeds nieuwe verzorgers ziet. Echter, de persoonlijke verzorging die de dame krijgt, is gefinancierd ingevolge de AWBZ en daarbij is geen sprake van marktwerking. Die is er wel waar het betreft de Wet Maatschappelijke Dienstverlening (WMO), op basis van welke wet bijvoorbeeld schoonmaakwerk wordt verricht. Diegenen die schoonmaakwerk verrichten, zijn niet dezelfde personen als degenen die zich bezig houden met persoonlijke verzorging.

III.
Ten onrechte heeft de Commissie overwogen dat niet wordt geappelleerd aan gevoelens van angst.
In de uiting wordt gezegd: “Connie is te duur, zeggen ze”. Door in het midden te laten wie met “ze” wordt bedoeld, worden gevoelens van angst opgeroepen.

IV.
Ten onrechte is in de beslissing van de Commissie, onder het kopje “Mondelinge behandeling”, niet vermeld dat de SP het spotje van de buis heeft gehaald, zoals door de SP ter vergadering is meegedeeld.

V.
Ten onrechte is niet in de beslissing vermeld dat de zaak een spoedeisend karakter heeft; de voorzitter heeft besloten de klacht binnen 14 dagen te behandelen en er is al binnen één week uitspraak gedaan.

VI.
De beslissing van de Commissie is openbaar gemaakt door middel van een bericht op de website van de Stichting Reclame Code, zonder dat is afgewacht of er hoger beroep zou worden ingesteld en zonder dat appellant hiervan op de hoogte was gebracht. Appellant neemt aan dat op de website zal worden vermeld dat er inmiddels beroep is ingesteld.

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

De mondelinge behandeling

Appellant heeft zijn standpunt nader toegelicht.
Hij vindt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de beelden en anderzijds de boodschap die in de uiting wordt uitgedragen en verzoekt het College de uiting te bekijken zonder geluid.
Appellant is van mening dat door de beelden de openbare orde wordt verstoord en dat de SP daarmee onrechtmatig handelt jegens het publiek. Ook wordt zijns inziens inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van de in het spotje optredende actrice Mieke, hetgeen naar de mening van klager tevens een onrechtmatige daad van de SP oplevert.
Appellant vindt dat de Commissie niet heeft gemotiveerd waarom de grens van het toelaatbare niet is overschreden. Hij verneemt gaarne wanneer die grens wel wordt overschreden.
Wat betreft grief V, met betrekking tot het door appellante gestelde spoedeisende karakter van de zaak, deelt de secretaris van het College mee dat de voorzitter in deze zaak geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid neergelegd in (artikel 8 lid 1 van) het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep om een zaak met spoed in behandeling te nemen. Indien dat wel het geval zou zijn geweest, zou de appeltermijn (ingevolge artikel 24 van het reglement) 7 in plaats van 14 dagen hebben bedragen. Appellant stemt ermee in dat grief V hiermee in het oordeel onbesproken kan blijven.

Het oordeel van het College


Ten aanzien van de verschillende grieven overweegt het College het volgende.

Ad I.
Het College stelt voorop dat de gewraakte televisiereclame in haar geheel zal worden beoordeeld en dat de beelden niet los van het geluid kunnen worden gezien. Reeds om deze reden komt het College er niet aan toe zich uit te laten over de -overigens eerst ter vergadering van het College- door appellant ingenomen stelling dat de SP, gelet op die enkele beelden, onrechtmatig zou handelen.

Met inachtneming van de terughoudendheid die het College betracht bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak of het fatsoen, gelet op het subjectieve karakter van die criteria, deelt het College het oordeel van de Commissie, dat de grens van het toelaatbare in dit geval niet is overschreden. In de reclame geeft de SP uiting aan haar politieke overtuiging dat de thuiszorg verbetering behoeft. In dat kader verbeeldt zij op indringende maar niet ontoelaatbare wijze hoe iemand die is aangewezen op de thuiszorg het ervaart om, anders dan zij jarenlang gewend was, door steeds wisselende medewerkers van de thuiszorg te worden geholpen bij het wassen.

Dat de Commissie zich niet heeft uitgelaten over diverse reacties en artikelen, waarop appellant zich ter ondersteuning van zijn standpunt heeft beroepen, leidt niet tot een ander oordeel. De Commissie is niet gehouden om op ieder argument, dat ter onderbouwing van een klacht wordt aangevoerd, in te gaan.

Waar appellant ter vergadering heeft meegedeeld gaarne te vernemen wanneer de grens van het toelaatbare wel wordt overschreden, overweegt het College dat het, evenals de Commissie, tot taak heeft reclame, waarover een klacht is ingediend, te toetsen aan de Nederlandse Reclame Code en dat het zich niet in het algemeen uitlaat over de vraag in hoeverre andere, mogelijke reclame-uitingen, waarover geen klacht is ingediend, al dan niet toelaatbaar zouden zijn.

Ad II.
Van misleiding is naar het oordeel van het College geen sprake.
Anders dan appellant stelt, ligt in de gewraakte uiting niet de suggestie besloten dat het door de marktwerking komt dat de dame steeds nieuwe thuiszorgmedewerkers ziet.
Overigens heeft de SP meegedeeld en heeft appellant niet althans niet voldoende gemotiveerd weersproken dat men binnen de huishoudelijke zorg, die onder de WMO valt en waarbij sprake is van marktwerking, thuiszorgmedewerkers A en B onderscheidt en dat thuiszorgmedewerkers B ook bevoegd zijn om te helpen bij het baden of douchen.

Ad III.
Niet valt in te zien dat, doordat de dame over “ze” spreekt, in de uiting wordt geappelleerd aan gevoelens van angst.

Ad IV.
Het onderdeel “Mondelinge behandeling” bevat een korte samenvatting van hetgeen ter vergadering door partijen naar voren is gebracht. Dat hierin niet is vermeld dat de SP -naar appellant stelt- zou hebben meegedeeld dat het spotje van de buis is gehaald, betekent niet dat de beslissing om die reden voor vernietiging in aanmerking komt.

Ad V.
Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor is overwogen in onderdeel 4.

Ad VI.
Van de beslissing van de Commissie heeft de Stichting Reclame Code kennis gegeven op haar website, dit in verband met de rond de gewraakte reclame ontstane publiciteit. Van een besluit tot openbaarmaking van de beslissing door de Commissie als bedoeld in artikel 17 lid 1 e van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep is echter geen sprake.
Naar aanleiding van het onderhavige hoger beroep is op de website vermeld dat hoger beroep is ingesteld.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken