a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Financiele) dienstverlening

Status:

Dossiernr:

2016/00968

Datum:

25-01-2017

Uitspraak:

VT voor zover nodig

Product/dienst:

(Financiele) dienstverlening

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale marketing communicatie

De klacht

Klager heeft op 17 april 2015 zijn persoonsgegevens aan afzender (Promovendum) verstrekt voor het aanvragen van een autoverzekering. Op 26 juni 2015 ontving hij reclame via e-mail van afzender (een nieuwsbrief) met daarin reclame voor een zorgverzekering. Op 18 november 2016 ontving hij een brief (direct mail) met de titel “Wat als u zou overstappen naar Promovendum?” met reclame voor de zorgverzekering van afzender. Klager voert tegen de ontvangst van deze berichten, samengevat, de volgende bezwaren aan.
1)  Klager heeft zich niet geabonneerd op de nieuwsbrief en heeft bij het verstrekken van zijn gegevens ook niet de mogelijkheid gehad zich hiervoor af te melden. Afzender heeft evenmin gevraagd of klager prijst stelt op de nieuwsbrief. Het voorgaande is in strijd met artikel 11.7 lid 3 Telecommunicatiewet en artikel 1.3.a Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail).
2)  Afzender handelt in strijd met artikel 2.2 Code e-mail door in de nieuwsbrief geen adresgegevens of een link naar deze gegevens te vermelden.
3)  Klager heeft in reactie op de nieuwsbrief gebruik gemaakt van zijn recht van verzet. Desondanks ontving hij op 18 november 2016 de direct mail. Dit is in strijd met artikel 41 lid 2 Wet bescherming persoonsgegevens en tevens in strijd met de Gedragscode verwerking persoonsgegevens van het Verbond van Verzekeraars en met artikel 14 Code brievenbus reclame, huissampling en direct response advertising (CBR).
4)  Klager staat ingeschreven bij Postfilter en had ook daarom de direct mail niet mogen ontvangen. Afzender heeft gehandeld in strijd met artikel 5.2 Code voor het gebruik van Postfilter 2015 (Code Postfilter) door het van een derde (blijkbaar ‘EDM’) verkregen bestand niet “tegen het Nationaal Postregister” te filteren.
5)  Afzender doet onvoldoende onderzoek naar, en reageert niet adequaat op de klachten van klager over de ontvangst van de direct mail en handelt daarom tevens in strijd met de artikelen 6.2 en 6.3 Code Postfilter.
6)  In strijd met artikel 2 Code CBR vermeldt afzender in de direct mail geen daadwerkelijk bereikbaar adres.
7)  Afzender handelt in strijd met artikel 41 lid 4 Wet bescherming persoonsgegevens door in de nieuwsbrief en de direct mail niet het recht van verzet aan te bieden. Afzender handelt daardoor ook in strijd met artikel 6 Wet bescherming persoonsgegevens alsmede in strijd met de artikelen 5.4.5, 7.2.2 en 7.2.4 van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen van het Verbond van Verzekeraars.

 

Het verweer

Klager heeft op 26 juni 2015 meegedeeld geen reclame meer van afzender te willen ontvangen. Helaas is dit verzoek niet volledig verwerkt. Het recht van verzet is wel doorgevoerd voor het e-mailadres van klager maar niet voor zijn postadres. Hierdoor heeft hij ten onrechte de direct mail ontvangen. Afzender biedt excuses aan. Klager is een actieve klant van afzender. Afzender had voor het verzenden van de e-mail geen voorafgaande toestemming van klager nodig nu het om eigen gelijksoortige diensten of producten ging. Inmiddels zijn maatregelen genomen met betrekking tot het postadres en is de onjuiste verwerking aangepast.

 

Het oordeel van de voorzitter

Ten aanzien van de nieuwsbrief

1)  Niet in geschil is dat de nieuwsbrief valt onder de werking van de Code e-mail, zodat de voorzitter ten aanzien van de nieuwsbrief in de eerste plaats aan deze code zal toetsen. De nieuwsbrief is op 26 juni 2015 door klager ontvangen. De voorzitter gaat ervan uit dat klager op dat moment al klant was van afzender. Klager stelt immers dat hij op 17 april 2015 zijn persoonsgegevens aan afzender heeft verstrekt voor het aanvragen van een autoverzekering, terwijl afzender stelt dat klager een “actieve klant” van haar is. Gelet hierop was afzender gerechtigd de onderhavige e-mail aan klager te verzenden zonder hiervoor voorafgaande toestemming van hem nodig te hebben. Op het moment dat klager de e-mail ontving, had hij ook nog geen gebruik gemaakt van het recht van verzet. Klager heeft dit immers pas gedaan naar aanleiding van de e-mail. De onderdelen van de klacht die inhouden dat afzender niet de nieuwsbrief aan klager mocht zenden, worden op grond van het voorgaande afgewezen.

2)  Klager stelt dat hem bij het aanmelden als klant niet de mogelijkheid is geboden zich af te melden voor reclame via e-mail. Nu afzender dit niet heeft weersproken, is dit deel van de klacht gegrond. In zoverre is gehandeld in strijd met artikel 1.3.a Code e-mail, waarin staat dat bij het aangaan van een klantrelatie de geadresseerde zich moet kunnen afmelden op de wijze als omschreven in artikel 5 Code e-mail. Tevens heeft afzender gehandeld in strijd met artikel 2.2 Code e-mail. Uit de door klager overgelegde e-mail blijkt dat daarin duidelijk de naam van afzender wordt genoemd, evenals een symbool van een telefoon dat kennelijk kan worden aangeklikt voor het telefoonnummer van afzender. Een (fysiek) adres ontbreekt echter, terwijl in de e-mail blijkbaar ook niet gelinkt wordt naar verdere contactgegevens. Derhalve is niet gebleken dat de e-mail voldoet aan de eis van artikel 2.2 Code dat (onder meer) een (fysiek) adres dient te worden genoemd. Of door het voorgaande tevens in strijd met een of meer andere regelingen is gehandeld, kan bij deze uitkomst verder in het midden blijven.

3)  Uit de overgelegde stukken blijkt dat in de e-mail de link ‘afmelden’ staat. Ervan uitgaan­de dat deze link het voor klager mogelijk maakte op eenvoudige wijze zijn e-mailadres voor reclame via e-mail af te melden, voldoet afzender aan de eisen van artikel 5.1 Code e-mail. Afzender kon met deze link volstaan. Zij is op grond van de Code e-mail niet verplicht in haar e-mails een recht van verzet te regelen met een ruimere strekking dan vermeld in artikel 5.1 Code e-mail. Ook uit de overige regelingen die klager noemt, volgt niet dat afzender in haar e-mail tevens actief een mogelijkheid voor het afmelden van geadresseerde reclame zou moeten aanbieden. Op dit punt wordt de klacht afgewezen.

Ten aanzien van de direct mail

4)  Op grond van hetgeen onder 1) is vermeld, kan niet worden gezegd dat afzender in strijd met de Code Postfilter heeft gehandeld. Deze code is niet van toepassing nu klager reeds klant van afzender was toen hij de direct mail ontving. In zoverre wordt de klacht afgewezen.

5)  Klager heeft de direct mail op 18 november 2016 ontvangen nadat hij op 26 juni 2015 bezwaar had gemaakt tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens voor commerciële doeleinden. Dit kan worden aangemerkt als een mededeling in de zin van artikel 14 CBR, te weten dat klager geen geadresseerde reclame meer van afzender wenst te ontvangen. Blijkbaar zag deze mededeling ook op reclame gericht aan het bedrijf van klager met de naam “Link Internet”. Afzender erkent immers dat zij door het verzenden van de direct mail aan “Link Internet” in strijd met artikel 14 CBR heeft gehandeld, zodat de klacht in zoverre gegrond is.

6)  Daarnaast voldoet de direct mail niet aan de eisen van artikel 2 CBR. Krachtens dit artikel dient de opdrachtgever zich in brievenbusreclame zodanig te identificeren, dat hij gemakkelijk kenbaar en daadwerkelijk bereikbaar is voor de ontvanger. Daartoe moeten naam en adres van de opdrachtgever worden vermeld en kan niet worden volstaan met de vermelding van een postbusnummer van de opdrachtgever. Nu in de onderhavige uiting het adres van adverteerder ontbreekt en slechts een postbusnummer is vermeld, is de uiting in strijd met artikel 2 CBR en zal de klacht op dit punt worden toegewezen

7)  Afzender is niet verplicht in brievenbusreclame actief een recht van verzet aan te bieden indien geen sprake is van verwerking van persoonsgegevens. Deze situatie doet zich hier voor. De direct mail noemt immers als geadresseerde “Link Internet”, derhalve een bedrijfsnaam. Op dit punt wordt de klacht afgewezen.

 

De beslissing van de voorzitter

Op grond van hetgeen onder 2) is vermeld, heeft afzender gehandeld in strijd met artikel 1.3.a. Code e-mail respectievelijk artikel 2.2. Code e-mail.
Op grond van hetgeen onder 5) is vermeld, heeft afzender gehandeld in strijd met artikel 14 CBR.
Op grond van hetgeen onder 6) is vermeld, heeft afzender gehandeld in strijd met artikel 2 CBR.

De voorzitter beveelt afzender, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wordt de klacht afgewezen.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken