a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2023/00603/C

Datum:

03-01-2024

Uitspraak:

Afwijzing

Product/dienst:

Motivatie:

Subjectieve normen

Medium:

Radio

De bestreden reclame

Het gaat om een uiting van het Platform Zorg voor Leven (hierna ook: het platform) die is uitgezonden via de radio.

In de radiocommercial is een hartslag te horen en daarna de volgende tekst:

“Abortus een mensenrecht?

Iedereen heeft recht op leven

Weekvanhetleven.nl.”

 

Samenvatting van de klacht

Verweerder wil ongeboren kinderen beschermen en vrouwen die onbedoeld zwanger zijn ‘betere hulp’ geven. Verweerder wil ervoor zorgen dat vrouwen geen abortus ondergaan. Volgens verweerder heeft iedereen recht op leven. Abortus is een vrouwenrecht en onderdeel van het zelfbeschikkingsrecht in ons land. Sinds 1981 is dit bij wet vastgelegd in de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). Nederland behoort samen met Denemarken tot de landen in Europa met het laagste aantal abortussen. Dit is mede te danken aan tijdige en goede seksuele voorlichting en toegang tot goede anticonceptie. Dat een misleidende uiting dit in twijfel brengt, hoort niet op de radio.

 

Samenvatting van het verweer

In het algemeen voert verweerder aan dat het platform een verband is van ideële organisaties dat opkomt voor het menselijke leven in alle levensfases vanaf de conceptie. De bestreden uiting was in het kader van de Week van het Leven 2023. Dat is een jaarlijks evenement waarin aandacht wordt gevraagd voor de doelstellingen van verweerder, bescherming van het ongeboren leven en de hulp en ondersteuning die mogelijk is en beschikbaar moet zijn voor onbedoeld zwangere vrouwen. De reclame is bedoeld om het maatschappelijk gesprek te voeren over abortus en betere hulp voor moeder en kind. Verweerder heeft dit jaar de nadruk gelegd op de ontwikkeling van het ongeboren leven in de baarmoeder.

Verweerder is zich bewust van de gevoeligheid van het thema en hecht er daarom sterk aan om zorgvuldig te zijn in haar woordkeuze en die waar mogelijk te laten aansluiten bij de realiteit, om niemand onheus te bejegenen of te kwetsen. Verweerder veroordeelt uitdrukkelijk niemand, dus ook niet vrouwen die abortus hebben ondergaan of dit overwegen.

Kern en doel van de boodschap is het bieden van een direct antwoord op het voornemen van politici, op zowel Europees als landelijk niveau, om de toegang tot abortus tot een mensenrecht te maken. De vraag die in de uiting wordt gesteld is dan ook bedoeld als reactie op dat voornemen. Vervolgens wordt hier een positief statement tegenover geplaatst, namelijk dat eenieder recht heeft op leven. Het recht op (ongeboren) leven staat onder druk. Steeds vaker wordt gepleit voor abortus als recht. Dat er gepleit wordt voor een recht van vrouwen om te kiezen, is te volgen. Maar de keuze voor abortus is niet alleen het beëindigen van een zwangerschap. Ook nieuw, uniek menselijk leven wordt beëindigd. Verweerder wijst er in dit verband ook op dat er geen ‘recht op abortus’, bestaat, maar dat sprake is van een uitzondering op strafbaarheid als wordt voldaan aan de zorgvuldigheidseisen genoemd in de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). Vanuit de huidige politieke en juridische situatie, is het opwerpen van de vraag of abortus een mensenrecht is, begrijpelijk nu dit wel zo wordt gepresenteerd. Ook binnen de medische praktijk wordt abortus niet gezien als normaal medisch handelen. Dit heeft te maken met het feit dat er naast ‘zorg’ ook aspecten als de waardering voor menselijk leven en de ernst van het beëindigen hiervan een rol spelen. In de praktijk wordt zelden gebruik gemaakt van de term ‘ongeboren leven’, maar wordt gesproken over het beëindigen van zwangerschap (de conditie) in plaats van het ongeboren leven. Nederland heeft een van de meest progressieve dan wel liberale abortuswetgevingen ter wereld. De balans die de wetgever zegt te hebben gevonden met de Wafz, deelt verweerder niet. De recente stijging van het aantal abortussen benadrukt de urgentie van de boodschap.

Het is de overtuiging van verweerder dat het maatschappelijke gesprek over de intrinsieke waarde van het ongeboren menselijke wezen veel meer aandacht verdient, dan het nu krijgt. Om deze boodschap uit te dragen en dit maatschappelijke doel na te streven, beroept verweerder zich op de vrijheid van meningsuiting. In het licht van de vrijheid van meningsuiting dient de klacht terughoudend te worden getoetst. Onder het recht van vrijheid van meningsuiting vallen niet alleen reclames die door anderen als ‘prettig’ en ‘aansprekend’ worden ervaren, maar ook uitingen die anderen aan het denken zetten of als indringend worden ervaren en daardoor sterke gevoelens oproepen. Er moet in het maatschappelijk debat ruimte zijn om denkbeelden uit te dragen waar niet iedereen het mee eens is. Dit geldt temeer als het gaat om een ideëel doel.

Het staat verweerder vrij een mening te uiten, ook als die (op dat moment) nog niet in de wet staat. Datzelfde geldt voor het aansturen op (strengere) wetgeving.

De radiocommercial laat geluiden horen die geassocieerd worden met ongeboren leven, zoals een hartslag. Dit om de luisteraar een idee te geven van de setting waarin een ongeboren kind verkeert. Nergens wordt gesteld of geïmpliceerd dat het ongeboren kind deze waarnemingen zelf doet. Geboren en ongeboren mensen horen in het algemeen hun hartslag niet. De aanwezigheid van dit geluid moet dan ook worden opgevat als een waarneming die derden zouden kunnen doen, zoals bij het luisteren naar een echo.

Klager stelt dat de abortus een vrouwenrecht is en onderdeel van het zelfbeschikkingsrecht. Strikt genomen is, zoals al genoemd, abortus geen recht. Abortus is verboden, tenzij er aan de voorwaarden van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) is voldaan door zowel de vrouw als de abortusarts. Verweerder begrijpt wel dat de praktijkervaring is dat er een recht is op abortus, aangezien abortus gemeengoed is en tig keer per jaar plaatsvindt. Verweerder ziet niet in waarom kritiek op de huidige regels niet zou mogen. Verweerder volgt de stelling van klager niet dat Nederland en Denemarken in Europa een van de laagste aantal abortussen heeft. Al zou Nederland het laagste aantal abortussen per jaar ter wereld hebben, dan nog zijn de gevallen waar wel abortus plaatsvindt het beëindigen van een mensenleven. De stelling over de abortuscijfers van Nederland en Denemarken is overigens ook niet juist. Duitsland heeft bijvoorbeeld een lager abortuscijfer en er zijn meer landen die een lager abortuscijfer hebben dan Nederland. De verwijzing van klager naar goede seksuele voorlichting en zorg houden geen verband met de bestreden uiting. De uiting is niet misleidend, ook niet als er een land een (relatief) laag abortuscijfer heeft of er toegang is tot goede anticonceptie.

De mondelinge behandeling

Het standpunt van verweerder is ter zitting mondeling toegelicht aan de hand van een pleitnota.

Verweerder heeft verschillende vragen van de Commissie beantwoord. Voor zover nodig zal op de inhoud hiervan worden ingegaan in het oordeel van de Commissie. 

 

Het oordeel van de Commissie

1. In de bestreden commercial laat verweerder geluiden horen die worden geassocieerd met een foetus in de baarmoeder, inclusief gesproken tekst, om zo de nadruk te leggen op de ontwikkeling van het ongeboren leven. Verweerder wil zo een bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat over abortus, onder andere in reactie op het voornemen van bepaalde politici om de toegang tot abortus tot een mensenrecht te maken. Degene die de commercial hoort, zal begrijpen dat de commercial is bedoeld om het denkbeeld van verweerder over abortus duidelijk te maken. De commercial valt daarmee onder de definitie van reclame voor denkbeelden in artikel 1 van de NRC.

2. Voor de aanprijzing van denkbeelden die een bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat geldt een ruime vrijheid van meningsuiting. Bij de beoordeling van deze denkbeelden stelt de Commissie zich (extra) terughoudend op. Als uitgangspunt geldt dat eenieder het recht heeft op het uiten van een mening zolang dit gebeurt op een wijze die toelaatbaar is. Ook een mening die niet door iedereen wordt gedeeld of (door sommigen) onjuist wordt bevonden mag worden geuit. Dat niet iedereen de reclame van verweerder, kan waarderen en er meerdere meningen zijn in het debat over abortus, wat ook blijkt uit deze en andere hierover ingediende klachten, maakt niet dat de bestreden uiting alleen om die reden al ontoelaatbaar is en de vrijheid van meningsuiting daarom moet worden beperkt.

3. Beoordeeld moet worden of een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van verweerder in dit specifieke geval gerechtvaardigd is. De maatstaf voor deze beoordeling is of de uiting in strijd is met formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk (proportioneel en subsidiair) zijn in het belang van het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de goede zeden, bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (in overeenstemming met artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). De bestreden radiocommercial wordt beoordeeld in de gehele context, waarbij wordt gekeken naar de gesproken tekst en te horen geluiden ook naar het effect dat de reclame op het publiek heeft.

4. Klager maakt bezwaar tegen de uiting omdat abortus een vrouwenrecht is en dit onderdeel is van het zelfbeschikkingsrecht in Nederland en een misleidende uiting dit niet in twijfel mag brengen. De Commissie acht de klacht ongegrond. De radiocommercial kiest het perspectief van het ongeboren leven in de baarmoeder. De radiocommercial laat geluiden horen die geassocieerd worden met ongeboren leven, zoals een hartslag. Dat de positie van de vrouw en de mogelijkheid om te kiezen voor abortus en tot wanneer dit kan in de commercial niet specifiek ter sprake komt, geeft geen aanleiding om de uiting om die reden ontoelaatbaar te achten. In Nederland bestaat er de mogelijkheid om — indien voldaan is aan de voorwaarden van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) — een abortus te ondergaan. Deze mogelijkheid wordt door verweerder in de uiting niet ontkent. Dat verweerder een mening heeft over de huidige wet- en regelgeving, doet niet af aan de mogelijkheid die er is om een abortus te ondergaan en dit wordt in de uiting ook niet door verweerder ontkend. Verweerder mag op grond van de vrijheid van meningsuiting deze mening uiten en een specifiek uitgangspunt kiezen om dat te doen, in dit geval het uitgangspunt van het leven in de baarmoeder. En in dit verband geluiden laten horen die geassocieerd worden met ongeboren leven.

5. De Commissie heeft er begrip voor dat het uiten van een mening over het (gevoelige en complexe) onderwerp abortus als indringend kan worden ervaren, maar dit is op zichzelf staand geen reden voor een inperking van de vrijheid van meningsuiting. De Commissie beslist daarom als volgt.

 

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken