a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2021/00107/B

Datum:

20-04-2021

Uitspraak:

Afwijzing

Product/dienst:

Gezondheid

Motivatie:

Subjectieve normen

Medium:

Buitenreclame

De bestreden uiting

Het betreft een uiting van Abortusinformatie.nl op een abri in Amsterdam. De uiting bevat een kleurenfoto van een embryo met daarbij de vermelding “6 wk”. Onderaan de uiting staat “AbortusInformatie.nl”,
“© Education Resource Fund”, “leeftijd na conceptie” en een QR-code.

 

De klacht

Deze uiting, “iets verderop bij de abortuskliniek op de Sarphatistraat”, betreft “anti-abortus reclame”. Naar de mening van klaagster is er sprake van “een politiek statement, geen reclame”. Zeker gezien de plek, “je loopt de kliniek uit en ziet deze reclame”, aldus klaagster kan de uiting als erg triggerend en aanstootgevend worden ervaren. Niemand zit op dit soort beelden te wachten wanneer men de kliniek uitloopt; “abortus” en “de protestanten” zijn al zwaar genoeg, zo stelt klaagster. De uiting stoort klaagster en naar zij zeker weet ook andere vrouwen.
 
In het klachtenformulier heeft klaagster als “Plaats” en “Adres” van de uiting vermeld: “Amsterdam”’ respectievelijk “Sarphatistraat 141”.  

 

Het verweer 
 
Het verweer wordt als volgt samengevat.
 
De gebruikte foto is een medisch wetenschappelijke foto van een levend kindje, 6 weken in de
baarmoeder vanaf conceptie, afgeleid van endoscopische scans. De uiting is tijdens een voorlichtingscampagne van Abortusinformatie.nl getoond in abri’s (scroller/statisch/analoog) tussen 22 februari en 17 maart 2021 in verschillende steden in Nederland.
 
Primair stelt verweerder zich op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht, om de volgende redenen.
Er is geen sprake van “reclame” met een aanbod van “goederen en diensten” of een winstoogmerk. De onderhavige ruimte wordt gebruikt voor educatieve doeleinden.
Doel van deze voorlichtingscampagne was een positieve bijdrage te leveren om het gesprek over ongeboren leven aan te gaan, zonder oordeel. Het gaat niet om een protest, maar om een uiterst zorgvuldig gekozen educatieve uiting. Voorbijgangers ontvangen in het openbaar informatie over de wetenschap van prenatale ontwikkeling, die vaak niet wordt verstrekt door bijvoorbeeld pers,  abortusklinieken en overheid, aldus verweerder. De afbeelding is inhoudelijk neutraal.  
 
De beheerder, JCDecaux, heeft vooraf getoetst of de bestreden uiting godslasterlijk, racistisch of in
strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) zou zijn. Dat was niet het geval.
Niet duidelijk is in welke zin klaagster de uiting in strijd acht met de NRC. Naar de mening van verweerder is de klacht onvoldoende gemotiveerd. Het zou op het pad liggen van de Commissie om enig voorwerk te verrichten, dat wil zeggen navraag te doen bij klagers, en pas te laten reageren op adequaat geherformuleerde klachten.
 
“Reclameadverteerders” vallen onder de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), aldus verweerder. De wijze waarop zij van dit recht gebruik maakt, kan niet in strijd met de NRC worden geacht.  
 
Voor zover de Commissie klaagster toch ontvankelijk mocht achten in haar klacht, dient deze te worden afgewezen. Hiertoe voert verweerder aan dat er naar haar mening geen sprake is van strijd met de artikelen 1, 2, 3, 4 en/of 8 NRC en licht dit toe.
Wat betreft artikel 1 NRC wijst verweerder op het volgende.
Er is geen sprake van aanprijzing van goederen of diensten noch van het vragen van diensten als bedoeld in artikel 1 NRC. De bestreden affiche is educatief, puur feitelijk. Deze dringt niet aan tot actie en vermeldt met opzet ook geen mening. Belangstellenden worden door middel van de uiting verwezen naar de website waar (zoals de domeinnaam aangeeft) informatie over abortus beschikbaar is. Op de website zijn medisch wetenschappelijke beelden te zien, men kan er terecht voor hulp als men abortus overweegt en verweerder faciliteert verwerking na abortus.
Door het afbeelden van een ongeboren kindje van 6 weken na de conceptie is het voor de
toeschouwer voldoende duidelijk dat de beschikbaar gestelde “abortusinformatie” gericht zal zijn
op respect voor leven in de prenatale periode. Het staat verweerder vrij om door middel
van een poster “uiting te geven aan dit standpunt – deze uitspraak omtrent ‘subjectieve normen’”, zo stelt zij. In dit verband wijst verweerder op de beslissing van de Commissie van 21 december 2020 in dossier 2020/00545A.
 
Ten slotte wijst verweerder op het volgende.
Anders dan klaagster stelt, is de uiting niet te zien geweest ter hoogte van Sarphatistraat 141 in
Amsterdam. Op de Sarphatistraat heeft de uiting zich alleen bevonden ter hoogte van de huisnummers 500 (bij de monumentale boog) en 670 (ter hoogte van Albert Heijn). De door klaagster opgegeven locatie, Sarphatistraat 141, betreft ook een Albert Heijn vestiging. De bij de klacht overgelegde foto betreft echter de locatie ter hoogte van nummer 500.
 

De mondelinge behandeling

Het standpunt van verweerder is nader toegelicht. Op die toelichting zal worden teruggekomen in het oordeel.

 

Het oordeel van de Commissie

Gelet op het gevoerde verweer dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de bestreden uiting moet worden aangemerkt als reclame als bedoeld in artikel 1 NRC. De Commissie beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. De uiting houdt een openbare aanprijzing in door een adverteerder (AbortusInformatie.nl) van een denkbeeld, namelijk het denkbeeld dat men er goed aan doet om voor informatie over abortus de website AbortusInformatie.nl te raadplegen. Van puur feitelijke aard, zoals door verweerder gesteld, is de uiting dus niet.  

Naar de mening van verweerder is niet duidelijk in welke zin klaagster de uiting in strijd acht met de NRC en is de klacht onvoldoende gemotiveerd. De Commissie deelt dit standpunt niet. Uit hetgeen klaagster heeft aangevoerd, valt voldoende duidelijk op te maken dat klaagster de bestreden uiting nodeloos kwetsend en/of in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen acht als bedoeld in de artikelen 4 en 2 NRC.  

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) bovengenoemde criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming van deze terughoudendheid oordeelt zij als volgt over de onderhavige abri-affiche.

In deze uiting vestigt verweerder de aandacht op de mogelijkheid om zich via haar website te informeren over abortus. In dit verband wordt, ter grootte van vrijwel de hele affiche, een kleurenfoto van een embryo met daarbij de vermelding “6 wk” getoond.

Uit het geheel van de uiting zal de gemiddelde passant begrijpen dat verweerder geen voorstander is van abortus. Het staat verweerder op zichzelf vrij om in een reclame-uiting de aandacht te vestigen op haar bestaan en/of gedachtegoed. De wijze waarop dat in dit geval gebeurt, leidt niet tot het oordeel dat de reclame ontoelaatbaar is, ook al zal de abri-affiche over een gevoelig onderwerp als abortus, verbeeld door de kleurenfoto van een embryo met daarbij “6 wk”, als indringend kunnen worden ervaren.

Blijkens de toelichting bij artikel 2 NRC kan de situering van de uiting worden meegewogen bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van die uiting. In deze toelichting staat namelijk, voor zover hier van belang:

“Bij het criterium goede smaak en fatsoen dient te worden beoordeeld of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat, mede gelet
op de wijze waarop zij is gepubliceerd en het effect dat zij daardoor op het publiek heeft. Bij een uiting op een zodanige wijze wordt gepubliceerd dat het publiek zich niet aan confrontatie
daarmee kan onttrekken, zijn de grenzen van hetgeen toelaatbaar kan worden geacht eerder overschreden dan bij uitingen die op een andere wijze worden gepubliceerd. Hierbij dienen
onder meer de frequentie waarmee men de uiting ziet en de situering van de uiting te worden meegewogen”.

Wat betreft de door klaagster genoemde locatie in het bijzonder overweegt de Commissie het volgende.

In het klachtenformulier noemt klaagster als adres van de uiting “Sarphatistraat 141” te Amsterdam, terwijl, volgens het verweer, bij de klacht een foto van de uiting is overgelegd ter hoogte van Sarphatistraat 500. Bovendien heeft verweerder meegedeeld dat de bestreden uiting niet te zien is geweest ter hoogte van Sarphatistraat 141.

Gegeven klaagsters mededelingen “iets verderop bij de abortuskliniek op de Sarphatistraat” en “je loopt de kliniek uit en ziet deze reclame” heeft de Commissie aanleiding gezien om nader onderzoek te doen naar de locatie van de bestreden uiting en de afstand van die locatie tot voornoemde abortuskliniek. Daartoe hebben de voorzitter en de secretaris op 1 april 2021, na de zitting, de Sarphatistraat bezocht. Zij hebben het volgende geconstateerd.   

De abri waarvan bij de klacht een foto is overgelegd, is gelegen tegenover de op die foto deels in beeld gebrachte Muiderpoort. Deze poort is gelegen aan de Sarphatistraat 500. Op nummer 620 is een abortuskliniek gevestigd.

Blijkens telefonische meting ter plekke door de voorzitter liggen de nummers 500 (Muiderpoort) en 620 (kliniek) ongeveer 350 meter uit elkaar. Verder bevindt de uiting, zoals die op de door klaagster overgelegde foto te zien is, zich -bezien vanaf de Muiderpoort en vanuit de kliniek- aan de achterkant van de abri. Met andere woorden, komende uit de kliniek, is de uiting niet rechtstreeks te zien, deze is 350 meter verwijderd en men dient zich hiervoor aan de achterkant van de abri te bevinden.

Nu klaagster een foto heeft overgelegd van de bestreden uiting ter hoogte van nummer 500, terwijl de bestreden uiting volgens het verweer niet op nummer 141 uiting aanwezig is geweest, gaat de Commissie er voor haar oordeel van uit dat de bestreden uiting zich heeft bevonden ter hoogte van de Sarphatistraat nummer 500.

Dat de uiting op deze locatie aanwezig is geweest, maakt bovenstaand oordeel, dat de uiting niet ontoelaatbaar is, niet anders. De Commissie overweegt hiertoe dat gegeven bovenbedoelde plaatsopneming niet is gebleken dat de situering van de uiting zodanig is geweest dat men zich, komende uit de abortuskliniek, niet of nauwelijks aan confrontatie met die uiting kon onttrekken.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken