a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Kleding, schoenen en accessoires

Status:

Dossiernr:

2022/00272 - CVB

Datum:

20-12-2022

Uitspraak:

CVB Aanbeveling (gedeeltelijk) Vernietigd (gedeeltelijk) (=Aanbeveling (gedeeltelijk)

Product/dienst:

Kleding, schoenen en accessoires

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale Marketing Communicatie

Het College van Beroep [20 december 2022]

1.  De procedure

[weergave procesverloop]


2.  De e-mail die aanleiding heeft gegeven tot de klacht

Het betreft een aan het e-mailadres van appellant verzonden e-mail met als onderwerp: “De top 20 meest gewilde tassen van dit moment”.

 

3.  Het geschil bij de Commissie

3.1. De inleidende klacht luidt, voor zover in beroep relevant, dat Duifhuizen door het verzenden van de bewuste e-mail aan appellant heeft gehandeld in strijd met artikel 1.3a van de Code e-mail. Appellant stelt in de inleidende klacht dat hij zich niet heeft aangemeld voor een nieuwsbrief. In bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter stelt appellant dat de status van zijn account aantoont dat hij geen opt-in heeft gegeven. Daarmee is volgens hem sprake van een opt-out. Dit moet volgens appellant worden gezien als een recht van verzet dat gaat boven de uitzondering van artikel 1.3a Code e-mail bij een klantrelatie.

3.2. De Commissie heeft, voor zover hier relevant, in navolging van de voorzitter de klacht om de volgende redenen afgewezen. Uit de stukken blijkt dat Duifhuizen het e-mailadres van appellant heeft verkregen in het kader van een verkoop. Appellant stelt dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn ‘recht van verzet’, zoals bedoeld in artikel 1.3a Code e-mail 2012 in combinatie met artikel 5 Code e-mail 2012, nu in zijn account zichtbaar zou zijn dat hij geen opt-in heeft gegeven waardoor sprake zou zijn van opt-out. Dit betoog treft naar het oordeel van de Commissie geen doel omdat sprake is van een ‘klantrelatie’ en daarmee van een ‘opt-in’. Omdat niet is gebleken dat appellant gebruik heeft gemaakt van het recht van verzet, was het Duifhuizen toegestaan om de bewuste e-mail aan hem te verzenden.

 

4.  De grieven

De Commissie gaat ten onrechte ervan uit dat door de klantrelatie een opt-in is verkregen. Artikel 1.3a Code e-mail noemt twee situaties waarin het in beginsel toegestaan is reclame via e-mail te versturen:
1) als de geadresseerde van reclame via e-mail daarvoor aan de bestandseigenaar door middel van een actieve handeling vooraf toestemming heeft verleend of
2) het e-mailadres is verkregen in het kader van een verkoop en wordt gebruikt voor het aanbieden van eigen gelijksoortige producten of diensten, waarbij geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid zich af te melden.
Alleen in situatie 1 is sprake van toestemming in de vorm van een actieve handeling die leidt tot een opt-in. Duifhuizen beroept zich echter op situatie 2. In dat geval geldt op grond van de Telecommunicatiewet als een harde eis dat de afzender de mogelijkheid tot recht van verzet had moeten faciliteren in het bestelformulier, want op dat moment wordt het e-mailadres verzameld. Die mogelijkheid is in 2018 (tijdens de bestelling) niet aan appellant geboden. Deze optie wordt ook heden niet geboden, zoals blijkt uit een screenprint.
Verder bestrijdt appellant het oordeel van de Commissie dat sprake is van gelijksoortige producten als appellant destijds heeft gekocht. Tot slot stelt appellant dat door het tijdsverloop na de bestelling geen sprake meer is van een bestaande klantrelatie.

 

5.  Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de Commissie. Duifhuizen stelt daartoe dat het verzenden van de e-mail aan appellant is gebaseerd op een klantrelatie. Het maken van een klantenaccount en het bestellen van een product leidt niet tot automatisch inschrijving voor de nieuwsbrief. De klant moet zich expliciet aanmelden voor de nieuwsbrief. Lederen artikelen gaan doorgaans een zeer lange tijd mee. Daarnaast zijn kleine lederwaren en tassen beide accessoires.

 

6.  Het oordeel van het College

6.1. De gewraakte e-mail bevat reclame. De verzending van de e-mail aan appellant is blijkens de stellingen van partijen het gevolg van een bestelling die appellant bij Duifhuizen heeft gedaan. In het geval van een klantrelatie mag een afzender op grond van artikel 1.3a Code e-mail, (in verbinding met artikel 11.7 lid 4 Telecommunicatiewet waarmee de regeling in de Code e-mail samenhangt), aan de klant reclame via e-mail toezenden. Dit mag echter alleen onder de voorwaarde dat de klant op het ogenblik dat zijn e-mailadres werd verzameld (in dit geval bij de bestelling) duidelijk en uitdrukkelijk de gelegenheid heeft gehad om zich kosteloos en op gemakkelijke wijze hiervoor af te melden, en van die mogelijkheid geen gebruik is gemaakt. Daarnaast moet het verzenden van reclame via e-mail aan een klant ook toegestaan worden geacht indien hij hiervoor uitdrukkelijk en actief toestemming heeft gegeven, bijvoorbeeld door zich voor een nieuwsbrief in te schrijven door het invullen van zijn e-mailadres.

6.2. Appellant heeft in beroep uitdrukkelijk gesteld dat hem, toen hij als nieuwe klant de bestelling plaatste, geen gelegenheid is geboden om zich op enige wijze voor reclame via e-mail af te melden. Duifhuizen heeft daartegenover niet gesteld dat aan appellant destijds wel die gelegenheid is geboden en dat hij die mogelijkheid onbenut heeft laten voorbijgaan. Overigens heeft appellant onweersproken gesteld dat Duifhuizen nog steeds bij het ontstaan van een klantrelatie niet de mogelijkheid van afmelding voor reclame via e-mail biedt. Dit alles brengt mee dat niet is voldaan aan de eisen waaronder reclame via e-mail mag worden toegezonden indien die verzending specifiek is gebaseerd op een klantrelatie.

6.3. Voor zover in de stellingen van Duifhuizen besloten ligt dat appellant zich actief heeft aangemeld voor haar nieuwsbrief of voor andere reclame, heeft zij onvoldoende onderbouwd waaruit dat blijkt. Duifhuizen heeft weliswaar een screenshot overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat klanten in 2018 een checkbox moesten aanvinken om zich in te schrijven voor een nieuwsbrief, maar zij heeft niet aangetoond dat deze screenshot overeenkomt met de webpagina die appellant te zien heeft gekregen bij zijn bestelling in 2018 én dat appellant die checkbox heeft aangevinkt. Ook verder heeft Duifhuizen niet (in de vereiste mate) aangetoond dat zij gerechtigd was de bewuste e-mail aan appellant te verzenden. Door het verzenden van de e-mail heeft Duifhuizen gehandeld in strijd met artikel 1.3a Code e-mail.

6.4. Het College komt aldus tot een andere uitkomst dan de Commissie, waarbij een rol speelt dat appellant de grondslag van zijn klacht in beroep heeft gewijzigd. Bij deze uitkomst hoeven de overige grieven geen bespreking meer. Deze grieven zijn niet meer relevant nu uit het voorgaande al volgt dat Duifhuizen de bewuste e-mail niet aan appellant had mogen verzenden. Het College beslist daarom als volgt.

 

7.  De beslissing van het College van Beroep

Het College vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij de op artikel 1.3a Code e-mail gebaseerde klacht is afgewezen. Het College oordeelt dat het verzenden van de gewraakte e-mail aan appellant een schending van dit artikel is, en beveelt Duifhuizen aan om niet meer in strijd met dit artikel reclame via e-mail te verzenden.
Handhaaft de bestreden beslissing voor het overige.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen eroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie [10 november 2022]

De bestreden uiting

Het betreft een aan klager verstuurde e-mail, verstuurd van het adres servicemail@duifhuizen.nl. In de onderwerpregel staat: “De top 20 meest gewilde tassen van dit moment”. De e-mail bevat vervolgens een overzicht van het aanbod en aanbiedingen van adverteerder.
Geheel onderaan de e-mail staan een button “naar webshop” en de tekst “of bel”, gevolgd door het telefoonnummer van adverteerder. Daaronder staat “Winkels: Bezoek ook een van onze winkels bij jou in de buurt (waarbij het onderstreepte woord “winkels” een hyperlink bevat); “Volg ons op” gevolgd door de logo’s van twee social media platforms, en “E-mail profiel: uitschrijven”.

Samenvatting van de klacht

Volgens klager is (het versturen van) de e-mail in strijd met artikel 1.3a van de Code e-mail omdat hij zich niet heeft aangemeld voor de nieuwsbrief. Volgens klager is de inhoud van de uiting daarnaast in strijd met artikel 2.2 van de Code e-mail nu er behalve een telefoonnummer geen contactgegevens van adverteerder zijn opgenomen, en ook een directe link daar naartoe ontbreekt. Volgens klager kwalificeert de hyperlink die naar het overzicht van winkels leidt niet als zodanig. De inhoud van de uiting is volgens klager mogelijk ook in strijd met artikel 2.3 van de Code e-mail nu een reactie onbeantwoord is gebleven en klager zich daarom afvraagt of het zogeheten Reply To-adres response kan ontvangen.

Samenvatting van het verweer

Adverteerder heeft klager en al diens gegevens direct laten verwijderen uit het systeem, wat zij altijd doet als iemand daar om vraagt. Er bestaat volgens adverteerder een aankooprelatie met klager, anders zou hij niet in het e-mailsysteem van adverteerder voorkomen. Adverteerder wijst erop dat onderaan de verstuurde e-mail een telefoonnummer staat dat direct doorverwijst naar de klantenservice, dat de e-mail een link bevat naar adverteerders website waar alle contactgegevens staan, dat de e-mail tevens een link bevat om af te melden, en ook een link naar de verschillende sociale mediakanalen van adverteerder. Adverteerder heeft gecontroleerd of het reply-adres (de afzender) werkt, wat het geval is.

Het oordeel van de voorzitter

Het oordeel van de voorzitter luidt als volgt:

“1. Volgens klager is er sprake van strijd met artikel 1.3 sub a van de Code e-mail. Deze bepaling luidt: “Reclame via e-mail is in beginsel toegestaan als de geadresseerde van reclame via e-mail daarvoor aan de bestandseigenaar door middel van een actieve handeling vooraf toestemming heeft verleend, dan wel dat het e-mailadres door de bestandseigenaar is verkregen in het kader van een verkoop aan of schenking door de geadresseerde en wordt gebruikt voor het aanbieden van eigen gelijksoortige producten of diensten (inclusief het vragen van schenkingen door ideële of charitatieve organisaties), waarbij er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid zich af te melden op dezelfde wijze als bedoeld in artikel 5 van deze Code (Recht van Verzet). Aan deze verplichting kan niet worden voldaan uitsluitend door middel van een bepaling in de algemene voorwaarden of een privacy statement.”

2. Adverteerder heeft meegedeeld dat zij het e-mailadres van klager heeft verkregen in het kader van een verkoop aan geadresseerde. Nu de voorzitter geen aanleiding ziet aan de juistheid van deze mededeling te twijfelen, en uit de klacht niet blijkt dat klager gebruik heeft gemaakt van het recht van verzet, is het adverteerder toegestaan om klager reclame te sturen. Van strijdigheid met artikel 1.3 sub a van de Code e-mail is om die reden geen sprake.

3. Voor wat betreft het tweede deel van zijn klacht, waarin klager stelt dat de uiting in strijd is met artikel 2.2 van de Code e-mail, oordeelt de voorzitter als volgt. In artikel 2.2 staat: “De adverteerder draagt er zorg voor dat de bestandseigenaar zich in iedere e-mail zodanig identificeert dat de bestandseigenaar gemakkelijk en effectief bereikbaar is voor de geadresseerde van de e-mail door de contactgegevens van de bestandseigenaar, waaronder in ieder geval diens naam, adres en contactgegevens te vermelden of naar deze te verwijzen via een werkende link.” Dit artikel is bedoeld om voor de ontvanger een rechtstreekse en effectieve communicatie met afzender mogelijk maken. Daartoe dient in reclame via e-mail duidelijk de naam, het adres en de contactgegevens van de afzender te worden genoemd.

4. De bestreden uiting bevat een telefoonnummer, dat kennelijk naar adverteerders klantenservice leidt. Daarnaast wordt met een (werkende) link naar de adressen van de verschillende filialen van adverteerder verwezen. Deze adressen worden specifiek genoemd in het kader van het winkelen. De ontvanger van de e-mail zal echter zijn recht van verzet moeten kunnen uitoefenen tegenover de verzender van de e-mail. De ‘verzender’ is blijkbaar niet een van deze filialen, maar het hoofdkantoor. Om die reden dient het adres van het hoofdkantoor in de e-mail te zijn opgenomen. Nu dit adres ontbreekt, is de uiting in strijd met artikel 2.2 van de Code e-mail.  

5. Over klagers beroep op artikel 2.3 van de Code e-mail oordeelt de voorzitter als volgt.
Artikel 2.3 van de Code e-mail luidt: “de bestandseigenaar dient zijn label op te nemen in het Van-veld. Tevens dient de bestandseigenaar een werkend antwoordadres op te nemen in het Reply To-veld, waarop respons kan worden ontvangen.” Klager betwijfelt of er sprake is van een werkend antwoordadres, nu hij geen antwoord heeft ontvangen op de e-mail die hij naar dat adres heeft gestuurd. Adverteerder heeft daar tegenin gebracht dat het e-mailadres wel werkt. Nu de voorzitter op basis van hetgeen partijen over en weer hebben ingebracht niet kan vaststellen dat het e-mailadres in het Reply To-veld niet werkt, wijst hij dit onderdeel van de klacht af.”

Het bezwaar van klager

De laatste aankoop van klager is van januari 2018. Tussen dat moment en mei 2022 ontving klager geen nieuwsbrieven. Op donderdag 19 mei 2022 heeft klager contact gezocht met adverteerder en gevraagd waarom hij deze nieuwsbrief ontving. In de e-mail van klager aan adverteerder heeft klager aangegeven dat de status in zijn account aantoont dat hij géén opt-in heeft gegeven en daarmee is volgens klager sprake van een opt-out. Dit moet volgens klager worden gezien als een recht van verzet en gaat boven de uitzondering van artikel 1.3 sub a Code e-mail. Klager kan geen screenshot van de instellingen van zijn account overleggen, omdat het erop lijkt alsof adverteerder het gehele klantaccount van klager heeft verwijderd.

 Adverteerder beroept zich volgens klager niet op toestemming, maar op de klantrelatie. De eerste aankoop van klager is van december 2016 en vanaf dat moment tot aan mei 2022 heeft klager niets van adverteerder gehoord. De periode tussen de (laatste) aankoop van klager en de eerste nieuwsbrief is te lang om (nog) te spreken van een actieve klantrelatie, aldus klager. Bovendien ziet de uitzondering expliciet op communicatie ten aanzien van “eigen gelijksoortige producten”. Het betreft (in de bestreden uiting) weliswaar eigen producten, maar van ‘eigen gelijksoortig’ is geen sprake.

Adverteerder stelt dat hij het reply-to-adres heeft getest, maar toont daar niets van aan. In het midden blijft hierdoor waarom klager geen reactie op zijn e-mail heeft ontvangen. Het doel van een werkend reply-to adres is dat adverteerder gemakkelijk bereikbaar is, maar van bereikbaarheid is geen sprake. Klager merkt nog op dat hij nog steeds nieuwsbrieven van adverteerder ontvangt.

De reactie van adverteerder op het bezwaar van klager

De beweringen van klager komen op adverteerder vreemd over. Om die reden heeft adverteerder nader onderzoek gedaan. Hieruit blijkt volgens adverteerder dat klager op 12 september 2022 contact met de klantenservice heeft opgenomen, met de vraag waarom hij niet kon inloggen. Adverteerder is van mening dat klager heeft verzocht om geen nieuwsbrieven meer te ontvangen en verwijderd te worden uit de systemen. Volgens het systeem van adverteerder blijkt nu dat klager zich in september weer (opnieuw) heeft aangemeld, waardoor klager (logischerwijze) weer communicatie ontvangt. Adverteerder zal klager (wederom) verwijderen uit de systemen.

Adverteerder voert nog aan dat het adres van het hoofdkantoor inmiddels is toegevoegd in de mailings.

Tot slot heeft adverteerder onder het personeel een test uitgevoerd om het reply-to-adres te testen. Hieruit blijkt dat het reply-to-adres werkzaam is en e-mails naar dit e-mailadres adverteerder bereiken.

Het oordeel van de Commissie

1.  Het bezwaar van klager richt zich -kort gezegd- tegen de volgende twee punten uit de voorzittersbeslissing:

            A)  er is volgens klager wel sprake van schending van artikel 1.3 sub a Code e-mail 2012;
            B)  er is volgens klager wel sprake van schending van artikel 2.3 Code e-mail 2012.

De Commissie oordeelt hierover als volgt.

2.         A)  Artikel 1.3 sub a Code e-mail 2012

Op grond van artikel 1.3 Code e-mail 2012 is het in beginsel toegestaan reclame via e-mail te sturen als de geadresseerde door middel van een actieve handeling vooraf toestemming heeft verleend, dan wel het e-mailadres is verkregen in het kader van verkoop aan geadresseerde en wordt gebruikt voor het aanbieden van eigen gelijksoortige producten of diensten, wanneer er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid zich af te melden op dezelfde wijze als bedoeld in artikel 5 van de Code e-mail (recht van verzet).

Uit de stukken blijkt dat klager in 2018 voor het laatst een aankoop bij adverteerder heeft gedaan. Hieruit volgt dat adverteerder het e-mailadres heeft verkregen in het kader van een verkoop aan geadresseerde. Dat deze verkoop in 2018 heeft plaatsgevonden doet daaraan niet af. Klager stelt voorts dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn ‘recht van verzet’, zoals bedoeld in artikel 1.3 sub a Code e-mail 2012 in combinatie met artikel 5 Code e-mail 2012, omdat in zijn account zichtbaar zou zijn dat hij geen opt-in heeft gegeven (waardoor volgens klager sprake zou zijn van opt-out). Dit betoog treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. Doordat reeds sprake is van een klantrelatie, is sprake van een zogenaamde ‘opt-in’. Om in het onderhavige geval van een opt-out te kunnen spreken dient klager zich af te melden als bedoeld in artikel 5 van de Code e-mail 2012. Nu ten aanzien van de bestreden uiting niet is gebleken dat klager van het recht van verzet gebruik heeft gemaakt, is het adverteerder toegestaan om klager de bestreden reclame via e-mail te sturen. Op basis van het voorgaande oordeelt de Commissie dat het bezwaar ongegrond is. Dat volgens klager geen sprake is van ‘eigen gelijksoortige producten’, doet aan het voorgaande niet af. Adverteerder is een aanbieder van tassen, koffers en klein lederwaren en de e-mail heeft als onderwerpregel “De top 20 meest gewilde tassen van dit moment!”. Het is de Commissie, mede door het ontbreken van voldoende onderbouwing van dit onderdeel van het bezwaar, niet gebleken om welke reden in het onderhavige geval geen sprake zou zijn van ‘eigen gelijksoortige producten’.

B)  Artikel 2.3 Code e-mail 2012

In artikel 2.3 Code e-mail 2012 staat:  “De bestandseigenaar dient zijn label op te nemen in het Van-veld. Tevens dient de bestandseigenaar een werkend antwoordadres op te nemen in het Reply To–veld, waarop response kan worden ontvangen”.

5.         Klager stelt dat sprake is van een onbereikbare adverteerder en dat het antwoordadres in het Reply To-veld niet werkt, waardoor de uiting in strijd is met voornoemd artikel. Afzender heeft een bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat een reactie op het e-mailadres (in het Reply To-veld) adverteerder bereikt. Daarmee is naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval voldoende aannemelijk geworden dat afzender een werkend antwoordadres heeft opgenomen in het Reply To-veld, zoals bedoeld in artikel 2.3 Code e-mail 2012. De Commissie ziet hierin tevens aanleiding om aan te nemen dat het uitblijven van een reactie op de e-mail van klager het gevolg kan zijn geweest van een eenmalige fout. Dit onderdeel van het bezwaar is daarmee ongegrond.

6.         De Commissie beslist als volgt.

De beslissing van de Commissie

De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter voor zover in bezwaar aan de orde en wijst de klacht wat dat betreft af.
 

[Hieronder volgt de voorzittersbeslissing d.d. 12 september 2022 waartegen bezwaar is gemaakt]
 

De bestreden uiting

Het betreft een aan klager verstuurde e-mail, verstuurd van het adres servicemail@duifhuizen.nl. In de onderwerpregel staat: “De top 20 meest gewilde tassen van dit moment”. De e-mail bevat vervolgens een overzicht van het aanbod en aanbiedingen van adverteerder.

Geheel onderaan de e-mail staan een button “naar webshop” en de tekst “of bel”, gevolgd door het telefoonnummer van adverteerder. Daaronder staat “Winkels: Bezoek ook een van onze winkels bij jou in de buurt (waarbij het onderstreepte woord “winkels” een hyperlink bevat); “Volg ons op” gevolgd door de logo’s van twee social media platforms, en “E-mail profiel: uitschrijven”.

Samenvatting van de klacht

Volgens klager is (het versturen van) de e-mail in strijd met artikel 1.3a van de Code e-mail omdat hij zich niet heeft aangemeld voor de nieuwsbrief. Volgens klager is de inhoud van de uiting daarnaast in strijd met artikel 2.2 van de Code e-mail nu er behalve een telefoonnummer geen contactgegevens van adverteerder zijn opgenomen, en ook een directe link daar naartoe ontbreekt. Volgens klager kwalificeert de hyperlink die naar het overzicht van winkels leidt niet als zodanig. De inhoud van de uiting is volgens klager mogelijk ook in strijd met artikel 2.3 van de Code e-mail nu een reactie onbeantwoord is gebleven en klager zich daarom afvraagt of het zogeheten Reply To-adres response kan ontvangen.

Samenvatting van het verweer

Adverteerder heeft klager en al diens gegevens direct laten verwijderen uit het systeem, wat zij altijd doet als iemand daar om vraagt. Er bestaat volgens adverteerder een aankooprelatie met klager, anders zou hij niet in het e-mailsysteem van adverteerder voorkomen. Adverteerder wijst erop dat onderaan de verstuurde e-mail een telefoonnummer staat dat direct doorverwijst naar de klantenservice, dat de e-mail een link bevat naar adverteerders website waar alle contactgegevens staan, dat de e-mail tevens een link bevat om af te melden, en ook een link naar de verschillende sociale mediakanalen van adverteerder. Adverteerder heeft gecontroleerd of het reply-adres (de afzender) werkt, wat het geval is.

Het oordeel van de voorzitter

1. Volgens klager is er sprake van strijd met artikel 1.3 sub a van de Code e-mail. Deze bepaling luidt: “Reclame via e-mail is in beginsel toegestaan als de geadresseerde van reclame via e-mail daarvoor aan de bestandseigenaar door middel van een actieve handeling vooraf toestemming heeft verleend, dan wel dat het e-mailadres door de bestandseigenaar is verkregen in het kader van een verkoop aan of schenking door de geadresseerde en wordt gebruikt voor het aanbieden van eigen gelijksoortige producten of diensten (inclusief het vragen van schenkingen door ideële of charitatieve organisaties), waarbij er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid zich af te melden op dezelfde wijze als bedoeld in artikel 5 van deze Code (Recht van Verzet). Aan deze verplichting kan niet worden voldaan uitsluitend door middel van een bepaling in de algemene voorwaarden of een privacy statement.”

2. Adverteerder heeft meegedeeld dat zij het e-mailadres van klager heeft verkregen in het kader van een verkoop aan geadresseerde. Nu de voorzitter geen aanleiding ziet aan de juistheid van deze mededeling te twijfelen, en uit de klacht niet blijkt dat klager gebruik heeft gemaakt van het recht van verzet, is het adverteerder toegestaan om klager reclame te sturen. Van strijdigheid met artikel 1.3 sub a van de Code e-mail is om die reden geen sprake.

3. Voor wat betreft het tweede deel van zijn klacht, waarin klager stelt dat de uiting in strijd is met artikel 2.2 van de Code e-mail, oordeelt de voorzitter als volgt. In artikel 2.2 staat: “De adverteerder draagt er zorg voor dat de bestandseigenaar zich in iedere e-mail zodanig identificeert dat de bestandseigenaar gemakkelijk en effectief bereikbaar is voor de geadresseerde van de e-mail door de contactgegevens van de bestandseigenaar, waaronder in ieder geval diens naam, adres en contactgegevens te vermelden of naar deze te verwijzen via een werkende link.” Dit artikel is bedoeld om voor de ontvanger een rechtstreekse en effectieve communicatie met afzender mogelijk maken. Daartoe dient in reclame via e-mail duidelijk de naam, het adres en de contactgegevens van de afzender te worden genoemd.

4. De bestreden uiting bevat een telefoonnummer, dat kennelijk naar adverteerders klantenservice leidt. Daarnaast wordt met een (werkende) link naar de adressen van de verschillende filialen van adverteerder verwezen. Deze adressen worden specifiek genoemd in het kader van het winkelen. De ontvanger van de e-mail zal echter zijn recht van verzet moeten kunnen uitoefenen tegenover de verzender van de e-mail. De ‘verzender’ is blijkbaar niet een van deze filialen, maar het hoofdkantoor. Om die reden dient het adres van het hoofdkantoor in de e-mail te zijn opgenomen. Nu dit adres ontbreekt, is de uiting in strijd met artikel 2.2 van de Code e-mail.   

 5. Over klagers beroep op artikel 2.3 van de Code e-mail oordeelt de voorzitter als volgt. Artikel 2.3 van de Code e-mail luidt: “de bestandseigenaar dient zijn label op te nemen in het Van-veld. Tevens dient de bestandseigenaar een werkend antwoordadres op te nemen in het Reply To-veld, waarop respons kan worden ontvangen.” Klager betwijfelt of er sprake is van een werkend antwoordadres, nu hij geen antwoord heeft ontvangen op de e-mail die hij naar dat adres heeft gestuurd. Adverteerder heeft daar tegenin gebracht dat het e-mailadres wel werkt. Nu de voorzitter op basis van hetgeen partijen over en weer hebben ingebracht niet kan vaststellen dat het e-mailadres in het Reply To-veld niet werkt, wijst hij dit onderdeel van de klacht af.

De beslissing van de Reclame Code Commissie

Gelet op hetgeen is overwogen onder de punten 3 en 4 acht de voorzitter de uiting in strijd met artikel 2.2 van de Code e-mail. Hij beveelt adverteerder aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wordt de klacht afgewezen.  

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken