a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Voeding en drank

Status:

Dossiernr:

2023/00352 - CVB

Datum:

29-11-2023

Uitspraak:

CVB (gedeeltelijke) toewijzing zonder aanbeveling bevestigd (=Toewijzing zonder aanbeveling)

Product/dienst:

Voeding en drank

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Verpakking en etikettering

Het College van Beroep [29 november 2023]

1.  De procedure

 […]

2.  De bestreden reclame-uitingen

Het betreft de verpakkingen van de volgende producten:
•           My Little Pony Chocolade verrassingsei,
•           Paw Patrol lolly,
•           Snoopy lolly,
•           Peppa Pig lolly,
•           Minions Snoep lolly.

 

3.  Het geschil bij de Commissie      

3.1. De inleidende klacht luidt dat op de verpakkingen van de hierboven genoemde producten, die afkomstig zijn van BIP Holland en die in Nederland door Jamin werden verkocht, kinderidolen staan die gericht zijn op kinderen tot en met 6 jaar. Hierdoor zijn de uitingen volgens Foodwatch in strijd met artikel 8 lid 2 sub a van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV). Foodwatch acht Jamin en BIP Holland hiervoor verantwoordelijk.

3.2. De Commissie heeft de klacht gegrond geacht, ook voor zover deze tegen BIP Holland was gericht. De Commissie is op grond van de stukken ervan uitgegaan dat BIP Holland de distributeur is van de door Jamin verkochte verpakkingen waartegen de klacht is gericht. BIP Holland kan zich volgens de Commissie niet onttrekken aan de op haar rustende verantwoordelijkheid met betrekking tot de naleving van artikel 8 lid 2 sub a RVV namelijk door te voorkomen dat de verpakkingen in Nederland op de markt zouden worden gebracht. Het feit dat BIP Holland dit heeft nagelaten en de verkoop van de bestreden verpakkingen via Jamin feitelijk mogelijk heeft gemaakt, brengt volgens de Commissie mee dat zij, BIP Holland, naast Jamin in strijd met het verbod van artikel 8 lid 2 sub a RVV heeft gehandeld.

 

4.  De grieven

De Commissie heeft in haar beslissing ten onrechte geoordeeld dat naast Jamin ook BIP Holland in strijd met het verbod van artikel 8 lid 2 sub a RVV heeft gehandeld. BIP Holland heeft de producten niet zelf aan Jamin verkocht. BIP Holland verkoopt de door haar ontwikkelde producten op de Europese markt waar deze verkoop wel is toegestaan. BIP Holland wijst haar afnemers daarbij op de regels die in Nederland gelden. Wanneer klanten anders handelen met de waren dan met BIP Holland is afgesproken en zij hierdoor in Nederland de regels en de wet overtreden, dienen deze klanten in plaats van BIP Holland daarop aangesproken te worden. Het is onjuist dat een ontwikkelaar en producent van producten die in heel Europa, met uitzondering van Nederland, verkocht mogen worden, verantwoordelijk wordt gehouden voor het feit dat klanten in strijd met een alleen in Nederland geldend verbod hebben gehandeld.

 

5.  Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de Commissie. In aanvulling daarop stelt Foodwatch ten aanzien van de verantwoordelijkheid van BIP Holland het volgende. Ingevolge artikel 8 van Verordening (EU) Nr. 1169/2011 is juist de exploitant/fabrikant onder wiens naam het levensmiddel in de handel wordt gebracht (juridisch) verantwoordelijk voor de voedselinformatie. Hieruit volgt volgens Foodwatch dat BIP Holland als exploitant onder wiens naam of handelsnaam het levensmiddel in de handel wordt gebracht, verantwoordelijk is voor de voedselinformatie, waaronder het uiterlijk en de reclame als onderdeel van de identiteit van een product.
Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer worden ingegaan.

 

6.  De mondelinge behandeling

6.1. Namens BIP Holland is meegedeeld dat zij producten bedenkt en ontwikkelt, onder meer speelgoed gecombineerd met snoep. Die producten laat BIP Holland vervolgens maken in diverse landen. De producten worden vervolgens door BIP Holland in Europa op de markt gebracht. De producten zijn (mede) bestemd voor de Nederlandse markt en worden geleverd aan retailers, al of niet via groothandels.
BIP Holland meldt aan haar klanten wanneer voedingsmiddelen op grond van de RVV niet in Nederland mogen worden verkocht wegens hun verpakkingen. In dit geval zijn de producten niet rechtstreeks door BIP Holland aan Jamin geleverd, maar is dat via een distributeur (Lekkerland) gebeurd. Om die reden acht BIP Holland zich niet verantwoordelijk voor het handelen in strijd met artikel 8 lid 2 sub a RVV; de klanten van BIP Holland (in dit geval de distributeur) moeten daarop aangesproken worden.
BIP Holland heeft de distributeur over de beslissing van de Commissie geïnformeerd en zal in contracten opnemen dat de bewuste producten niet aan Nederlandse winkels mogen worden geleverd.

6.2. Namens Foodwatch is onder meer meegedeeld dat zij BIP Holland verantwoordelijk houdt voor het in Nederland op de markt brengen van de bewuste producten, nu deze door haar, BIP Holland, aan een Nederlandse distributeur zijn geleverd die ze vervolgens in Nederland heeft gedistribueerd aan Jamin waarna ze in Nederlandse winkels konden worden gekocht. De klacht betreft vrijwillige voedselinformatie op de verpakking.

6.3. Op hetgeen verder ter zitting is verklaard zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

7.  Het oordeel van het College

7.1. In beroep staat niet ter discussie dat de bestreden verpakkingen in strijd zijn met artikel 8 lid 2 sub a van de RVV. Hierbij gaat het specifiek om de verpakkingen die in Nederland door Jamin zijn verkocht. Het geschil in beroep ziet uitsluitend op de vraag of de Commissie vervolgens terecht BIP Holland naast Jamin mede verantwoordelijk heeft geacht voor de overtreding van artikel 8 lid 2 sub a RVV. Het College oordeelt als volgt.

7.2. Uitgaande van hetgeen BIP Holland in beroep heeft verklaard, is zij geen distributeur van de producten in kwestie, zoals de Commissie op grond van de stellingen van partijen had aangenomen, maar de producent/ontwikkelaar daarvan. BIP Holland levert, naar zij stelt, haar producten in heel Europa aan de groothandel of aan retailers. In dit geval gaat het echter om de levering aan een Nederlandse distributeur die de producten vervolgens blijkbaar direct aan een Nederlandse winkelketen (Jamin) heeft gedistribueerd waarna ze in Nederland te koop waren. BIP Holland wist blijkens het beroepschrift en hetgeen zij ter zitting heeft verklaard dat de producten ingevolge artikel 8 lid 2 sub a RVV niet in de bewuste verpakkingen in Nederland mochten worden verkocht.

7.3. Het College oordeelt dat BIP Holland op grond van genoemd artikel een zelfstandige verantwoordelijkheid had om deze verkoop te voorkomen. Dit artikel is bedoeld om jonge kinderen te beschermen tegen hetgeen blijkens de onmiskenbare strekking van dit artikel als een met betrekking tot voedingsmiddelen maatschappelijk ongewenste vorm van commerciële beïnvloeding van deze kwetsbare groep wordt beschouwd. BIP Holland is als producent/ontwikkelaar van producten die in dit geval geleverd zijn aan een Nederlandse distributeur en doorverkocht aan een Nederlandse retailer mede verantwoordelijk voor de naleving van de RVV. BIP Holland bepaalt immers de vormgeving van de verpakkingen en aan wie zij deze levert. Of, zoals Foodwatch stelt, die verantwoordelijkheid tevens volgt uit Verordening (EU) Nr. 1169/2011, kan in het midden blijven. Bedoelde verantwoordelijkheid volgt immers blijkens het voorgaande al direct uit het toepassingsgebied van de RVV gecombineerd met de bedoeling van artikel 8 lid 2 sub a RVV waarop de klacht specifiek is gebaseerd. Een ander oordeel zou dit artikel overbodig maken.

7.4. BIP Holland is zich overigens van deze verantwoordelijkheid bewust gelet op haar stelling dat zij aan distributeurs meldt wanneer voedingsmiddelen vanwege hun verpakking niet in Nederland mogen worden verkocht. Ook heeft zij, naar zij stelt, de betrokken distributeur over de voor het beroep relevante beslissing van de Commissie geïnformeerd en heeft zij bij de Commissie een op 1 juli 2023 gedateerde brief aan haar relaties overgelegd met als onderwerp “Verkoopstop van snoep producten met licensed characters gericht op kinderen in Nederland”. Het College oordeelt dat BIP Holland daarmee inmiddels invulling heeft gegeven aan de hiervoor bedoelde verantwoordelijkheid, maar dat dit niet wegneemt dat zij de genoemde brief pas na het indienen van de klacht aan haar relaties heeft verzonden. BIP Holland heeft, naar ter zitting is gebleken, verder nagelaten contractueel te bedingen dat de distributeur de producten niet aan winkels in Nederland zou leveren. Haar stelling dat zij alles heeft gedaan om naleving van de RVV te waarborgen gaat dus niet op.

7.5. Op grond van het voorgaande acht het College, evenals de Commissie, BIP Holland mede verantwoordelijk voor het handelen in strijd met artikel 8 lid 2 RVV. Dit oordeel is deels gebaseerd op feiten die niet bekend waren aan de Commissie, maar die desondanks tot dezelfde uitkomst leiden. Om die reden zal het College de beslissing van de Commissie met enige wijziging van gronden bevestigen.

7.6. Het College neemt tot slot nota van de mededeling van BIP Holland ter zitting dat zij alsnog in contracten zal opnemen dat de bewuste producten niet aan Nederlandse winkels mogen worden geleverd. Het College beslist als volgt.

 

8.  De beslissing van het College van Beroep

Het College bevestigt, met enige wijziging van gronden, de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie (21 september 2023)

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft de verpakkingen van de volgende producten:

  • My Little Pony Chocolade verrassingsei
  • Paw Patrol lollie
  • Snoopy lollie
  • Peppa Pig lollie
  • Minions Snoep lollie

 

Samenvatting van de klacht

De hierboven genoemde producten, waarvan volgens Foodwatch Bip Holland de distributeur is in Nederland, worden verkocht bij Jamin. De verpakkingen van die producten zijn in strijd met artikel 8 lid 2 sub a van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) waarin is bepaald dat het niet is toegestaan reclame gericht op kinderen (tot 7 jaar) te maken waarbij bekende kinderidolen (in dit geval specifiek ‘licensed media characters’) worden gebruikt. Dit verbod geldt ook voor verpakkingen en point-of-sale materiaal. De overgangstermijn die gold voor artikel 8 lid 2 sub a RVV is inmiddels verstreken, aldus Foodwatch.

Paw Patrol is een onder jonge kinderen populaire tekenfilmserie van Nickelodeon/Spin Master. De website Ouders Online acht Paw Patrol geschikt voor 2-5 jarigen, Kijkwijzer.nl acht het voor “Alle Leeftijden” geschikt. Minions is tevens een onder jonge kinderen populaire tekenfilmserie, met een animatiefilmreeks van Universal Pictures. Kijkwijzer.nl acht deze films geschikt voor kinderen vanaf 6 jaar. Ook My Little Pony is een onder jonge kinderen populaire tekenfilmserie. Kijkwijzer.nl acht diverse titels hiervan voor alle leeftijden geschikt en andere titels voor kinderen vanaf 6 jaar. Peppa Pig is een Britse animatieserie die populair is onder zeer jonge kinderen. De website Media smarties adviseert Peppa Pig voor kinderen vanaf 2 jaar. Kijkwijzer.nl acht het geschikt voor alle leeftijden. Snoopy is een onder jonge kinderen populaire tekenfilmserie en film. Kijkwijzer.nl acht deze voor alle leeftijden geschikt.

Nu Foodwatch al eerder dit jaar een klacht heeft ingediend tegen Bip Holland inzake het nog altijd gebruiken van bekende kinderidolen (dossiernummers 2023/00185/I/II/III) en nu Jamin een landelijke snoepwinkelketen is met haast 100 vestigingen, verzoekt Foodwatch de Commissie om een alert uit te vaardigen.

 

Samenvatting van de reactie van Bip Holland

Bip Holland heeft geen goederen rechtstreeks aan Jamin verkocht. In het contact met Jamin heeft Bip Holland altijd expliciet gewezen op het feit dat het in Nederland niet is toegestaan “ongezonde” producten te verkopen in combinatie met bekende licentie karakters gericht op kinderen tot en met 6 jaar. De directie van Bip Holland heeft onlangs naar haar klanten en afnemers een brief gestuurd waarin dit nogmaals duidelijk vermeld wordt. Bip Holland legt een kopie van deze brief van 1 juli 2023 over. Daarnaast heeft zij haar verkoopteam de instructie gegeven dat waar genoemde producten wel (internationaal) worden verkocht, Bip Holland een bevestiging van haar handelspartners verwacht dat zij de gewraakte artikelen niet aanbieden of doorverkopen aan afnemers welke deze in het consumentenverkeer brengen in Nederland.

Bip Holland betreurt het zeer dat ondanks de door haar genomen voorzorgsmaatregelen er toch snoepproducten met licentie gericht op kinderen tot 7 jaar op de Nederlandse markt zijn gekomen. Naar aanleiding van deze situatie zal Bip Holland contact opnemen met Jamin om te bespreken hoe dit in de toekomst kan worden voorkomen.

 

Samenvatting van de reactie van Jamin

Jamin heeft zich niet gerealiseerd dat zij kennelijk producten verkoopt in strijd met  regels uit de RVV. Jamin wil zich graag aan de regels houden en heeft contact opgenomen met haar leverancier, Bip Holland, om te melden dat dit niet is toegestaan.

Inmiddels heeft Jamin maatregelen in gang gezet. Zij heeft de voorraad van de betreffende verpakkingen geblokkeerd op haar distributiecentrum. Daarmee zijn de leveringen richting haar winkels gestopt. Daarnaast zijn de producten verwijderd van haar website en webshop.

Jamin verzoekt de Commissie om geen aanbeveling te doen en geen alert op te leggen. Dit is de eerste keer dat Jamin wordt aangesproken en zij heeft direct alle maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat dit niet meer voorkomt.

 

De mondelinge behandeling

Het standpunt van klager is gehandhaafd en ter zitting nader toegelicht. De inhoud hiervan is voor zover nodig opgenomen in het oordeel van de Commissie.

 

Het oordeel van de Commissie

Ten aanzien van het toetsingskader

1)  Ingevolge artikel 8 lid 2 sub a RVV, waarop de klacht is gebaseerd, mogen ‘kinderidolen’ die gericht zijn op kinderen tot en met 6 jaar, niet worden gebruikt in reclame. Dit verbod geldt ook voor verpakkingen en point-of-sale materiaal. Onder ‘kinderidool’ wordt, voor zover hier van belang, verstaan: getekende- en/of animatiefiguren die bekend zijn door hun deelname aan speciaal op kinderen gerichte en/of speciaal voor kinderen ontwikkelde media, zoals televisieprogramma’s, films, online video’s, blogs, stripverhalen/-boeken en/of games. Ten aanzien van de vraag of de bestreden verpakkingen in strijd met artikel 8 lid 2 sub a RVV zijn en welke verweerder in dat geval verantwoordelijk is, oordeelt de Commissie als volgt.

Ten aanzien van Jamin

2) Jamin heeft niet betwist dat de bestreden verpakkingen niet voldoen aan artikel 8 lid 2 sub a RVV en verklaart dat zij de distributie en verkoop daarvan heeft gestaakt. Dit betekent dat de klacht ten aanzien van Jamin wordt toegewezen.

Ten aanzien van Bip Holland

3) Bip Holland dient te worden aangemerkt als de distributeur van de bij de Jamin verkochte verpakkingen. Uit de overgelegde uitingen blijkt immers dat deze producten van Bip Holland afkomstig zijn. Bip Holland heeft dit ook niet weersproken. Hieraan doet niet af dat Bip Holland stelt dat zij de producten niet rechtstreeks aan Jamin heeft verkocht. Bip Holland kan zich niet onttrekken aan de op haar rustende verantwoordelijkheid met betrekking tot de naleving van artikel 8 lid 2 sub a RVV, te weten om te voorkomen dat de verpakkingen in Nederland op de markt zouden worden gebracht. Het gegeven dat op de verpakkingen kinderidolen staan die gericht zijn op kinderen tot en met 6 jaar, hetgeen Bip Holland niet heeft betwist, brengt immers mee dat deze producten niet in Nederland verkocht mochten worden. Het feit dat Bip Holland desondanks de verkoop van de bestreden verpakkingen mogelijk heeft gemaakt, leidt tot de conclusie dat ook Bip Holland in strijd met het verbod van artikel 8 lid 2 sub a RVV heeft gehandeld.

Slotsom

4)  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerders elk afzonderlijk in strijd met artikel 8 lid 2 sub a RVV hebben gehandeld. De Commissie ziet gelet op de omstandigheden in het onderhavige geval geen aanleiding om de beslissing als een ‘Alert’ (zoals door klager verzocht), te laten verspreiden. Nu de verkoop van de bestreden verpakkingen na de klacht direct is gestaakt en aangenomen moet worden dat de door verweerders genomen maatregelen ook verder effectief zullen zijn, ziet de Commissie aanleiding een aanbeveling achterwege te laten.

5) Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie acht de bestreden uitingen in strijd met artikel 8 lid 2 sub a RVV.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken