a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Status:

Dossiernr:

2022/00100 - CVB

Datum:

20-10-2022

Uitspraak:

CVB Aanbeveling Bevestigd (=Aanbeveling)

Product/dienst:

Vervoer

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale Marketing Communicatie

Het College van Beroep (20 oktober 2022)

De bestreden uiting

Het betreft diverse teksten op de website van Shell over de campagne “Maak het verschil. Compenseer CO2-uitstoot”. Op de campagnepagina van de website staat onder meer:
“Maak het verschil. Compenseer CO2-uitstoot (…) Het is belangrijk om CO2-uitstoot zoveel mogelijk te verminderen. Lukt dat niet? Dan kun je samen met Shell rekening houden met het milieu door CO2-uitstoot te compenseren. (…)
Al 123.773 rondjes om de wereld gecompenseerd.
Sinds april 2019 hebben veel Nederlanders de CO2 gecompenseerd voor de brandstof die zij tankten. Met het aantal liters brandstof kun je 123.773 keer CO2 gecompenseerd om de wereld rijden”

Onder de kop “Hoe kan ik bijdragen aan CO2-compensatieprogramma’s bij Shell?” staat:
“1) CO2-uitstoot helpen te compenseren bij de kassa.
Je kunt door 1 cent extra te betalen per liter CO2-uitstoot van de getankte brandstof bijdragen aan investeringen in CO2-compensatieprojecten. (…) Shell koopt dan koolstofkredieten die volgens internationale normen de CO2-uitstoot compenseren van de winning van de ruwe olie tot aan de benzinepomp voor de klant. (…)
2) Automatisch CO2-uitstoot compenseren met compensatieAAN
Als je je aanmeldt voor compensatieAAN en Shell Euro 95, Shell Diesel of lpg tankt, dan verschijnt de 1 cent extra per liter automatisch op de kassabon na het scannen van je Air Miles-kaart. Hierdoor compenseer je CO2-uitstoot van je brandstofverbruik. Shell compenseert CO2-uitstoot van de winning van ruwe olie tot en met de benzinepomp. Als je je hebt aangemeld voor compensatieAAN en je tankt Shell V-Power Benzine of Shell V-Power Diesel, dan compenseert Shell de volledige CO2-uitstoot; vanaf winning van ruwe olie tot en met het brandstofverbruik.”

Onder “veelgestelde vragen staat”:
“Wat is CO2-compensatie?
Door een financiële bijdrage te leveren aan compensatieprojecten kun je als consument jouw eigen CO2-voetafdruk compenseren. Deze projecten zorgen ervoor dat CO2-uitstoot als gevolg van brandstofverbruik gecompenseerd wordt, bijvoorbeeld door bossen te behoeden voor kap. (…)
Wat zijn de algemene voorwaarden voor CO2-compensatie bij Shell?  (…)
2.3 Het begrip “CO2-compensatie” wordt op een niet-wetenschappelijke manier gebruikt om aan te geven dat Shell d.m.v. een transactie ervoor zorgt dat een hoeveelheid CO2 uit de atmosfeer wordt verwijderd, welke hoeveelheid CO2 gelijk is aan CO2-uitstoot die vrijkomt bij de winning, productie, distributie en het verbruik van de Brandstof. De onttrekking van CO2 uit de atmosfeer vindt plaats via een op de natuur gebaseerd proces dan wel via het voorkomen van CO2-emissies door het tegengaan van ontbossing.

Op verschillende webpagina’s is een “*Disclaimer” opgenomen. Na het aanklikken hiervan verschijnt de tekst:
“*CO2-compensatie voorkomt niet dat er CO2-uitstoot vrijkomt wanneer de brandstof wordt geproduceerd of gebruikt. CO2-uitstoot compenseren wil zeggen het aankopen van Carbon Credits, waarmee geïnvesteerd wordt in geverifieerde projecten om bossen te beschermen en bomen te planten. Deze Carbon Credits zijn geen gelijkwaardige vervanging voor energieoplossingen met een lagere emissie. Er wordt immers nog steeds CO2 uitgestoten.”

 

Het geschil bij de Commissie

De inleidende klacht luidt, samengevat, dat overeenkomstig de beslissing van de Commissie in dossier 2021/00190 de promotie door Shell van haar product met de claim ‘CO2-compensatie’ in strijd is met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC). De gemiddelde consument zal de belofte van CO2-compensatie volgens geïntimeerden zo opvatten dat de klimaatschade die wordt veroorzaakt door de CO2-uitstoot als gevolg van het rijden op fossiele brandstoffen ongedaan wordt gemaakt. Shell heeft niet het benodigde wetenschappelijke bewijs geleverd dat CO2-compensatie daadwerkelijk dit resultaat oplevert. Volledige CO2-compensatie is niet mogelijk, omdat de vermeende klimaateffecten van compensatieactiviteiten niet gelijkwaardig zijn aan de door CO2-uitstoot veroorzaakte klimaatschade. Beloften van volledige compensatie moeten daarom volgens de klacht als feitelijk onjuist worden beschouwd. Beloften van gedeeltelijke compensatie worden evenmin door wetenschappelijk bewijs gestaafd of gespecificeerd. Dit is volgens geïntimeerden in strijd met het vereiste dat milieuclaims nauwkeurig en niet vaag dienen te zijn om misleiding te voorkomen. Dit wordt door de Europese Commissie duidelijk gesteld in haar richtsnoeren uit 2021 voor de toepassing van de Richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken bij milieuclaims en de Leidraad Duurzaamheidsclaims van de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De slogan “Maak het verschil” suggereert een substantieel effect, maar is niet passend nu er onzekerheid over het effect van de CO2-compensatiemaatregelen bestaat.

De Commissie heeft de klacht gegrond geacht en daartoe het volgende overwogen.
Anders dan in dossier 2021/00190 wordt in de huidige uiting in de eerste plaats gesproken over ‘compenseren’ als zodanig. Deze woorden impliceren dat Shell in enige mate CO2-uitstoot compenseert. Indien echter de uiting in haar geheel wordt bekeken, bevat deze de stellige claim dat de door het verbruik van de brandstoffen van Shell veroorzaakte CO2-vervuiling volledig wordt gecompenseerd. Shell heeft erkend dat met de in de uiting aangeprezen CO2-compensatie wordt bedoeld dat sprake is van “100% compensatie” van de CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt door het brandstofverbruik. Aldus is sprake van een absolute milieuclaim als bedoeld in artikel 3 MRC. De tekst in de disclaimer maakt dit niet anders. Daarin wordt weliswaar toegelicht dat CO2 wordt uitgestoten, maar wordt de claim van 100% CO2-compensatie niet genuanceerd. De gemiddelde consument zal de in de uiting besloten belofte van CO2-compensatie zo begrijpen dat door 1 cent per liter getankte brandstof extra te betalen de CO2 die door het verbruik van die brandstof in de atmosfeer terecht komt volledig wordt gecompenseerd door een evenredige hoeveelheid CO2 die dankzij het CO2-compensatieprogramma van Shell (carbon credits in bosprojecten) wordt vermeden of verwijderd uit de atmosfeer. Met andere woorden: de totale hoeveelheid CO2 in de atmosfeer neemt ondanks verbruik van de brandstof van Shell niet toe, omdat tegenover de daarbij uitgestoten CO2 een evenredige hoeveelheid door een bosproject opgenomen CO2 staat. Naar het oordeel van de Commissie is deze claim niet anders dan de eerder beoordeelde claim ‘CO2-neutraal’. Krachtens artikel 3 MRC dient Shell aan te tonen dat haar absolute milieuclaim betreffende volledige CO2-compensatie door middel van carbon credits juist is. Shell beroept zich in dit verband op de certificering van haar CO2-compensatieprogramma en op bepaalde normen. De Commissie oordeelt dat voldoende aannemelijk is dat bij de door Shell bedoelde gecertificeerde compensatieprojecten, die voldoen aan bepaalde theoretische standaarden, sprake is van een bepaalde mate van CO2-compensatie. Een beroep op deze theoretische, op afspraken gebaseerde normen is echter ontoereikend om als voldoende onderbouwing van de absolute claim van volledige CO2-compensatie te dienen. Daartoe dienen degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende bewijzen beschikbaar te zijn dat de beloofde volledige compensatie van de CO2-uitstoot in de praktijk daadwerkelijk gegarandeerd en blijvend wordt gerealiseerd. De Commissie acht hetgeen Shell heeft aangedragen een ontoereikende onderbouwing van dit laatste, waardoor de uiting misleidend is in de zin van artikel 2 MRC.

 

De grieven

Kern van de grieven is dat de invulling die de Commissie aan de claim heeft gegeven niet onderbouwd is met feiten en Shell bovendien in een onmogelijke bewijspositie brengt. Shell stelt niet meer te kunnen bewijzen dan hetgeen volgens de laatste stand van de klimaatwetenschap bekend is. De beslissing zou het voor Shell feitelijk onmogelijk maken over haar CO2-compensatieprogramma te communiceren. Daarmee is noch de consument, noch de energietransitie gebaat. Ter onderbouwing van het voorgaande stelt Shell het volgende.

1)  De gemiddelde Nederlandse consument is bekend met CO2-compensatieprogramma’s. Dit wordt bevestigd door een door Dynata uitgevoerd marktonderzoek. De ruime meerderheid van de ondervraagde respondenten begrijpt de claim van Shell zo dat CO2-compensatie betekent dat geld wordt geïnvesteerd in het planten van bomen en/of het beschermen van bossen, die de CO2 opnemen. Een overgrote meerderheid, 84%, van de respondenten begrijpt ook dat daarmee niet de volledige klimaatschade die het gevolg is van het verbruiken van de brandstof ongedaan wordt gemaakt. De gemiddelde consument ziet de claim dus niet als een absolute milieuclaim, zoals de Commissie heeft geoordeeld. Op de website van Shell wordt duidelijk uitgelegd hoe haar CO2-compensatieprogramma werkt, namelijk door het aankopen van carbon credits uit projecten die zijn gecertificeerd door internationaal erkende en wetenschappelijke standaarden. Verder wordt op de website duidelijk vermeld dat dit geen gelijkwaardige vervanging is voor energieoplossingen met een lagere emissie. Op basis van de claim en de daarbij gegeven uitleg mag de consument erop vertrouwen dat Shell voldoende carbon credits aankoopt om de CO2-uitstoot van de aangekochte brandstof te compenseren en dat die carbon credits ook daadwerkelijke emissiereducties vertegenwoordigen.

2)  Shell berekent de koolstofintensiteit van elk product dat zij verkoopt en kan voor elke liter fossiele brandstof precies berekenen wat de CO2-uitstoot is bij verbranding. Shell rapporteert jaarlijks over de CO2-uitstoot veroorzaakt door het gebruik van haar producten aan de hand van het in de wetenschap breed gedragen en wereldwijd erkende Greenhouse Gas Protocol. De integriteit van de processen voor de screening van carbon credits, het toezicht op de prestaties van de projecten, de aankoop, de reconciliatie, de afboeking en de uitgifte van certificaten, ter ondersteuning van het CO2-compensatieprogramma van Shell, worden jaarlijks gecontroleerd door een onafhankelijke auditor. De claim wordt gestaafd door onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende bewijzen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat Shell een hoeveelheid carbon credits aankoopt die gelijkwaardig is aan de CO2-uitstoot van haar CO2-gecompenseerde brandstof.

3)  Shell koopt uitsluitend carbon credits uit projecten die voldoen aan de internationale normen ISO 14021 en PAS 2060 en die zijn gecertificeerd door internationaal aanvaarde en wetenschappelijke standaarden zoals de Verified Carbon Standard en de Gold Standard. Shell koopt alleen zogenaamde ex-post credits in plaats van ex-ante credits, wat betekent dat de CO2-reductie die deze credits vertegenwoordigen al daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Om te kunnen garanderen dat sprake is van blijvende CO2-compensatie, zijn in de standaarden allerlei waarborgen ingebouwd zoals strenge controle op naleving en het aanhouden van een wereldwijde buffer om te compenseren voor onvoorziene gevallen. Door te stellen dat geen “wetenschappelijke consensus bestaat” over de mate van CO2- compensatie door bosprojecten, miskent de Commissie dat de internationale normen ISO 14021 en PAS 2060 en standaarden zoals de Verified Carbon Standard en de Gold Standard zijn gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten over CO2-compensatie. De klacht ontbeert daarentegen elke wetenschappelijke basis. Zoals reeds bij de Commissie is toegelicht in het verweerschrift en de dupliek, wordt vrijwillige CO2-compensatie internationaal en door vrijwel alle klimaatwetenschappers, waaronder de wetenschappers van het IPCC, gezien als een belangrijk middel in de strijd tegen klimaatverandering. Shell mag op deze wetenschap vertrouwen en deze biedt een solide onderbouwing voor de claim.

 

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de Commissie. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

Het standpunt van Shell is toegelicht mede aan de hand van pleitnotities die als hier ingelast worden beschouwd. Hierna is het standpunt van geïntimeerden toegelicht mede aan de hand van pleitnotities die eveneens als hier ingelast worden beschouwd.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten gehandhaafd.
Op hetgeen ter zitting is verklaard zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

Het oordeel van het College

1.  Shell maakt in de bestreden uiting in verschillende bewoordingen melding van een CO2-compensatieprogramma in verband met fossiele brandstof. De klacht richt zich tegen de claim dat (de) CO2 wordt gecompenseerd. Dit is een milieuclaim. Milieuclaims worden als misleidend beschouwd, indien de nodige bewijzen niet of onvoldoende worden aangeleverd. Indien de consument uitgaat van een claim die inhoudt dat de CO2-uitstoot van de getankte brandstof per saldo ongedaan wordt gemaakt (geheel wordt gecompenseerd), geldt op grond van artikel 3 MRC een zwaardere bewijslast dan indien de consument niet een dergelijk eindresultaat verwacht. In het eerste geval is sprake van een absolute milieuclaim en geldt volgens de toelichting bij artikel 3 MRC dat sprake dient te zijn van “zwaar bewijsmateriaal”. Het College oordeelt over de aard van de claim als volgt.

2.  Geïntimeerden, en ook de Commissie, gaan uit van een absolute milieuclaim, maar Shell stelt dat dit onjuist is. Shell beroept zich in dit verband op een door onderzoeksbureau Dynata uitgevoerd marktonderzoek. Afgezien van de vraag of de (abstracte) toetsing of de gemiddelde consument wordt misleid, kan en moet gebeuren (mede) aan de hand van consumentenonderzoeken, is het College van oordeel dat bedoeld onderzoek onvoldoende relevant is. Dat de meeste consumenten volgens het onderzoek bekend zijn met CO2-compensatie­program­ma’s, zegt niets over de aard van de claim. Dat een meerderheid van de 550 geïnterviewde consumenten het – losstaande – citaat “Maak het verschil. Compenseer CO2-uitstoot” zo begrijpt dat geld wordt geïnvesteerd in het planten van bomen of het beschermen van bossen, en een minderheid denkt dat daarmee de volledige klimaatschade ongedaan wordt gemaakt, zegt evenmin iets over de aard van de te beoordelen CO2-compensatieclaim. De aard van de claim in kwestie dient nader te worden beoordeeld op basis van de volledige uiting en de context waarin de mededelingen worden gedaan, en de vermoedelijke verwachting van het gemiddelde lid van de doelgroep waarop de uiting is gericht.

3.  Als geheel genomen geeft de reclame-uiting een toelichting over het compensatieprogramma van Shell, waarbij wordt gezegd dat men dankzij dit programma “met Shell rekening [kan] houden met het milieu door CO2-uitstoot te compenseren”, en wel door een extra bijdrage te betalen waarmee Shell carbon credits koopt “die volgens internationale normen de CO2-uitstoot compenseren van de winning van de ruwe olie tot aan de benzinepomp voor de klant.” Dit gebeurt volgens de uiting door middel van projecten die ervoor zorgen “dat CO2-uitstoot als gevolg van brandstofverbruik gecompenseerd wordt, bijvoorbeeld door bossen te behoeden voor kap.” Shell deelt in verband daarmee mee dat “een hoeveelheid CO2 uit de atmosfeer wordt verwijderd, welke hoeveelheid CO2 gelijk is aan CO2-uitstoot die vrijkomt bij de winning, productie, distributie en het verbruik van de Brandstof.” Volgens de disclaimer die op verschillende webpagina’s is opgenomen, betekent “CO2-uitstoot compenseren (…) het aankopen van Carbon Credits, waarmee geïnvesteerd wordt in geverifieerde projecten om bossen te beschermen en bomen te planten.”

4.  Naar het oordeel van het College zal de gemiddelde consument voormelde mededelingen als geheel en in onderlinge samenhang aldus uitleggen dat het compensatieprogramma van Shell ertoe strekt dat het schadelijke effect van het rijden op benzine bij Shell in een bepaald opzicht (CO2) ongedaan wordt gemaakt (gecompenseerd). Dit is onmiskenbaar de boodschap van de bestreden reclame-uiting. Shell stelt hierover in het beroepschrift: ”Op basis van de claim en de daarbij gegeven uitleg mag de consument erop vertrouwen dat Shell voldoende carbon credits aankoopt om de CO2-uitstoot van de aangekochte brandstof te compenseren en dat die carbon credits ook daadwerkelijke emissiereducties vertegenwoordigen.” Dit uitgangspunt wordt in de uiting genoemd en is nader uitgewerkt aan de hand van de toelichting dat Shell al voor 123.773 rondjes om de wereld de CO2 voor de brandstof heeft gecompenseerd. Er wordt aldus een concreet gegeven genoemd in het kader van het doel en het resultaat van het compensatieprogramma. In de uiting worden geen mededelingen gedaan die een streven of een veranderingsproces aanduiden. Er worden ook geen gradaties genoemd. In plaats daarvan wordt zonder nuancering gesproken over ‘compenseren’. Dit zal tegen de achtergrond van het voorgaande door de gemiddelde consument worden gezien in relatie tot de volledige CO2-uitstoot. Het College oordeelt daarom dat de claim absoluut is bedoeld en door de gemiddelde consument ook zo zal worden opgevat. De uiting zal hierna als een absolute milieuclaim worden beoordeeld. Voor zover geïntimeerden stellen dat de claim ook onjuist is indien deze niet als absoluut wordt beschouwd, gaat het College daaraan voorbij. Deze situatie is immers niet aan de orde.

5.  Zowel de Europese Commissie als de ACM staan absolute CO2-compensatie claims in beginsel toe. Het College verwijst in verband met het voorgaande naar paragraaf 4.1.1.3 van de Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt. In deze paragraaf verwijst de Europese Commissie (blijkbaar instemmend) naar de Leidraad Duurzaamheidclaims van de ACM, waarin met zoveel woorden het maken van absolute CO2-compensatieclaims onder het voorbehoud van voldoende onderbouwing wordt toegestaan (“De claim klimaatneutraal of CO2-neutraal mag u alleen gebruiken als er een berekening is gemaakt van de totale uitstoot van klimaatgassen door het product of bedrijf, en de totale uitstoot nul is.”). De door geïntimeerden genoemde algemene principiële bezwaren tegen CO2-compensatieclaims, zoals de volgens hen bestaande ongelijkwaardigheid tussen de CO2-uitstoot en de compensatiemaatregelen (vgl. hoofdstuk 4 verweerschrift in beroep) kunnen daarom niet bij voorbaat aan het maken van een CO2-compensatieclaim in de weg staan. Het College zal de verdere beoordeling toespitsen op de vraag of Shell tegenover de gemotiveerde betwisting door geïntimeerden de beloofde CO2-compensatie in de praktijk waarmaakt, en wel in deze zin dat de CO2 die via de bij Shell getankte benzine aan de atmosfeer wordt toegevoegd, op dat moment daadwerkelijk en volledig wordt gecompenseerd via de bosprojecten waarin Shell met de door haar aangekochte carbon credits investeert.

6.  Shell stelt dat zij de koolstofintensiteit berekent van elk product dat zij verkoopt, en dat zij voor elke liter fossiele brandstof precies kan berekenen wat de CO2-uitstoot is bij verbranding. Of de berekening juist is, kan in deze procedure in het midden blijven. De aanbeveling die de Commissie heeft gedaan ziet immers niet op de vraag of Shell een hoeveelheid carbon credits aankoopt die gelijkwaardig is aan de CO2-uitstoot van haar CO2-gecompenseerde brandstof, maar op de vraag of de credits als zodanig de beloofde compensatie bieden. Shell stelt in dat kader dat zij uitsluitend carbon credits koopt uit projecten die voldoen aan de internationale normen ISO 14021 en PAS 2060 en die zijn gecertificeerd door internationaal aanvaarde en wetenschappelijke standaarden zoals de Verified Carbon Standard en de Gold Standard. Shell koopt alleen zogenaamde ex-post credits in plaats van ex-ante credits, wat betekent dat de CO2-reductie die deze credits vertegenwoordigen verondersteld wordt al daadwerkelijk te hebben plaatsgevonden. Om te kunnen garanderen dat sprake is van een blijvende CO2-com­pensatie, zijn volgens Shell in de standaarden allerlei waarborgen ingebouwd zoals strenge controle op naleving en het aanhouden van een wereldwijde buffer om te compenseren voor onvoorziene gevallen. Verder stelt Shell dat de Commissie met het oordeel dat “geen wetenschappelijke consensus bestaat” over de mate van CO2-compensatie door bosprojecten, miskent dat de internationale normen ISO 14021 en PAS 2060 en standaarden zoals de Verified Carbon Standard en de Gold Standard zijn gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten over CO2-compensatie.

7.  Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat het enkele beroep door Shell op de theoretische, op afspraken gebaseerde standaarden, normen en stelsels in dit geval ontoereikend is om de absolute CO2-compensatieclaim bewezen te achten. Deze standaarden, normen en stelsels zijn geen onweerlegbaar bewijs en leiden ook niet tot een andere bewijslastverdeling. Hierdoor blijft ruimte bestaan voor een nadere inhoudelijke beoordeling van de absolute milieuclaim indien sprake is van een gedetailleerde inhoudelijke betwisting. Deze situatie doet zich hier voor. Geïntimeerden hebben onder meer gesteld dat het CO2-opna­me­poten­tieel van bossen bijzonder moeilijk in te schatten is. Dit po­tentieel komt volgens hen door de toenemende klimaatverandering steeds verder in gevaar en zij stellen dat het inhouden van een klein percentage credits als buffer geen afdoende antwoord is op de onzekerheid van een verlies van 100% van de bomen (vgl. hoofdstuk 4 verweerschrift in beroep tweede gedeelte). Verder wijzen zij op de mogelijkheid van “baseline manipulation”, waarbij projectbeheerders de hoeveelheid “vermeden” emissies maximaliseren. Ook noemen geïntimeerden het probleem van “additionaliteit” met het oog op de vraag of een compenserende activiteit causaal was voor een bepaalde emissiereductie. Tot slot wijzen zij op de mogelijkheid dat houtkap naar een niet beschermd gebied wordt verplaatst en op mogelijke dubbeltellingen. Shell heeft niet specifiek weersproken dat deze problemen zich (kunnen) voordoen bij de bosprojecten waarin zij investeert via de aankoop van carbon credits.

8.  Geïntimeerden hebben hun bezwaren ook nader geconcretiseerd aan de hand van twee specifieke compensatieprojecten waarin Shell door middel van de aankoop van carbon credits investeert, te weten het Cordillera Azul-project in Peru en het Katingan Mantaya-project in Indonesië. Beide projecten zijn volgens geïntimeerden gesitueerd in gebieden die al wettelijk beschermd land waren voordat de bewuste bosprojecten werden opgezet. Cordillera Azul was volgens geïntimeerden al tientallen jaren een nationaal park. Zij verwijzen daarbij naar de door hen overgelegde klacht in dossier 2021/00190 waarin verdere bezwaren worden aangevoerd tegen de hier bedoelde bosprojecten. Verder hebben geïntimeerden gemotiveerd gesteld dat de concrete emissiereducties die voor de specifieke compensatieprojecten worden beloofd, zeer twijfelachtig zijn. De berekening ervan berust volgens hen op twee variabelen die moeilijk te bepalen zijn, en onmogelijk nauwkeurig vast te stellen zijn (hoofdstuk 5 verweerschrift in beroep). Ook deze bezwaren heeft Shell niet kunnen weerleggen. Het enkele beroep op voormelde algemene standaarden, normen en stelsels, is een onvoldoende gemotiveerde reactie op het gemotiveerde verweer van geïntimeerden.

9.  Gegeven de bewijslast voor Shell en het daaruit voor haar voortvloeiende bewijsrisico, oordeelt het College dat niet of onvoldoende is aangetoond dat de bosprojecten waarin Shell investeert daadwerkelijk in staat zijn de in carbon credits omgerekende opname van CO2 te realiseren op een wijze die meebrengt dat de CO2-uitstoot van de fossiele brandstof van Shell volledig wordt gecompenseerd. Daarbij verwerpt het College de stelling van Shell dat zij in een onmogelijke bewijspositie verkeert. Shell heeft zelf gekozen voor een claim met een absoluut karakter en dit impliceert dat zij nader bewijs dient te (kunnen) leveren van de juistheid van de claim in reactie op de gemotiveerde en gedetailleerde betwisting daarvan. De gemiddelde consument dient, met het oog op de vraag of hij al dan niet aan het CO2-compensatieprogram­ma van Shell zal deelnemen, juist te worden voorgelicht om te voorkomen dat hij op grond van onjuiste verwachtingen besluit tot een transactie (deelname aan het CO2-compensatieprogramma in de vorm van extra betaling voor de getankte brandstof). Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat deze consument met de extra betaling het door de bestreden reclame-uiting veronderstelde resultaat bereikt.

10.  Nu Shell de juistheid van de claim niet of onvoldoende heeft aangetoond, beslist het College als volgt.

 

De beslissing van het College van Beroep

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie dat de uiting in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie (28 juni 2022)

De bestreden reclame-uiting

Het betreft de website van Shell die betrekking heeft op de campagne “Maak het verschil. Compenseer CO2-uitstoot” (www.shell.nl/consumenten/compenseer-co2-uitstoot). Op deze website staat onder meer:
“Maak het verschil. Compenseer CO2-uitstoot
(…) Het is belangrijk om CO2-uitstoot zoveel mogelijk te verminderen. Lukt dat niet? Dan kun je samen met Shell rekening houden met het milieu door CO2-uitstoot te compenseren.”
Onder de kop “Hoe kan ik bijdragen aan CO2-compensatieprogramma’s bij Shell?”:


“1) CO2-uitstoot helpen te compenseren bij de kassa.
Je kunt door 1 cent extra te betalen per liter CO2-uitstoot van de getankte brandstof bijdragen aan investeringen in CO2-compensatieprojecten. (…) Shell koopt dan koolstofkredieten die volgens internationale normen de CO2-uitstoot compenseren van de winning van de ruwe olie tot aan de benzinepomp voor de klant. (…)


2) Automatisch CO2-uitstoot compenseren met compensatieAAN
Als je je aanmeldt voor compensatieAAN en Shell Euro 95, Shell Diesel of lpg tankt, dan verschijnt de 1 cent extra per liter automatisch op de kassabon na het scannen van je Air Miles-kaart. Hierdoor compenseer je CO2-uitstoot van je brandstofverbruik. Shell compenseert CO2-uitstoot van de winning van ruwe olie tot en met de benzinepomp. Als je je hebt aangemeld voor compensatieAAN en je tankt Shell V-Power Benzine of Shell V-Power Diesel, dan compenseert Shell de volledige CO2-uitstoot; vanaf winning van ruwe olie tot en met het brandstofverbruik.”
Onder “veelgestelde vragen”:
“Wat is CO2-compensatie?
Door een financiële bijdrage te leveren aan compensatieprojecten kun je als consument jouw eigen CO2-voetafdruk compenseren. Deze projecten zorgen ervoor dat CO2-uitstoot als gevolg van brandstofverbruik gecompenseerd wordt, bijvoorbeeld door bossen te behoeden voor kap.”


En:


“Wat zijn de algemene voorwaarden voor CO2-compensatie bij Shell?
(…)
2.3 Het begrip “CO2-compensatie” wordt op een niet-wetenschappelijke manier gebruikt om aan te geven dat Shell d.m.v. een transactie ervoor zorgt dat een hoeveelheid CO2 uit de atmosfeer wordt verwijderd, welke hoeveelheid CO2 gelijk is aan CO2-uitstoot die vrijkomt bij de winning, productie, distributie en het verbruik van de Brandstof. De onttrekking van CO2 uit de atmosfeer vindt plaats via een op de natuur gebaseerd proces dan wel via het voorkomen van CO2-emissies door het tegengaan van ontbossing.
Op verschillende webpagina’s is een “*Disclaimer” opgenomen. Na het aanklikken hiervan verschijnt de tekst:
“*CO2-compensatie voorkomt niet dat er CO2-uitstoot vrijkomt wanneer de brandstof wordt geproduceerd of gebruikt. CO2-uitstoot compenseren wil zeggen het aankopen van Carbon Credits, waarmee geïnvesteerd wordt in geverifieerde projecten om bossen te beschermen en bomen te planten. Deze Carbon Credits zijn geen gelijkwaardige vervanging voor energieoplossingen met een lagere emissie. Er wordt immers nog steeds CO2 uitgestoten.”
Bovengenoemde gedeeltes van de website zijn in kopie bij deze uitspraak gevoegd.

De klacht

Klagers voeren het volgende aan, verkort en zakelijk weergegeven.
De Commissie heeft in haar uitspraak van 26 augustus 2021 naar aanleiding van een klacht van (onder anderen) klagers geoordeeld dat de promotie door Shell van het product ‘CO2-compensatie’ met de slogan “Maak het verschil. Rij CO2-neutraal” in strijd was met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (dossier 2021/00190). Shell bleek niet in staat het benodigde wetenschappelijke bewijs te leveren om haar belofte van CO2-neutraal te staven. In reactie op deze uitspraak heeft Shell slechts kleine aanpassingen aangebracht, waardoor de huidige marketingclaims in wezen identiek zijn aan de claims waarvan de Commissie heeft vastgesteld dat zij in strijd zijn met de vereisten van eerlijke reclame. Shell heeft alleen “CO2-neutraal” vervangen door “CO2-compensatie”. Uit de door Van Dale en Woorden.nl gegeven definities kan worden geconcludeerd dat “compensatie” verwijst naar het ongedaan maken van een veroorzaakte schade. CO2-compensatie verwijst dus naar het ongedaan maken van de door CO2-uitstoot veroorzaakte klimaatschade en is daarom synoniem voor CO2-neutraal. Shell bedoelt met beide termen ook hetzelfde en beide termen zijn door de Commissie in uitspraak 2021/00190 als synoniemen opgevat, aldus klagers. Op grond hiervan kan worden aangenomen dat de gemiddelde consument de belofte van CO2-compensatie zo zal opvatten dat de klimaatschade die wordt veroorzaakt door de CO2-uitstoot als gevolg van het rijden op fossiele brandstoffen ongedaan wordt gemaakt door het door Shell aangeprezen product CO2-compensatie. Shell heeft niet het benodigde wetenschappelijke bewijs geleverd dat CO2-compensatie daadwerkelijk dit beloofde resultaat oplevert. Volledige CO2-compensatie is niet mogelijk, omdat de vermeende klimaateffecten van compensatieactiviteiten niet gelijkwaardig zijn aan (vergelijkbaar met) de door CO2-uitstoot veroorzaakte klimaatschade, hetgeen betekent dat CO2-compensatiemaatregelen de ontstane klimaatschade niet kunnen compenseren. De Commissie heeft dit in haar eerdere uitspraak bevestigd. Beloften van volledige compensatie moeten daarom als feitelijk onjuist worden beschouwd.
Het ontbreken van gelijkwaardigheid (vergelijkbaarheid) geldt ook als de uitingen zo worden opgevat dat deze slechts een gedeeltelijke compensatie van de door CO2-vervuiling veroorzaakte klimaatschade suggereren, zoals in de disclaimer. Beloften van gedeeltelijke compensatie worden evenmin door wetenschappelijk bewijs gestaafd. Bovendien specificeert Shell in marketingbeloftes van een gedeeltelijke compensatie niet hoeveel van de klimaatschade die wordt veroorzaakt door de CO2-vervuiling ongedaan zou worden gemaakt door haar product CO2-compensatie. Dit is in strijd met het vereiste dat milieuclaims nauwkeurig en niet vaag dienen te zijn om misleiding te voorkomen. Dit wordt door de Europese Commissie duidelijk gesteld in haar richtsnoeren uit 2021 voor de toepassing van de Richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken bij milieuclaims: “Environmental claims are likely to be misleading if they consist of vague […] statements of environmental benefits […]”. Ook de Leidraad Duurzaamheidsclaims van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) waarschuwt voor vage milieuclaims: “Voorkom dat consumenten uw claims verkeerd kunnen interpreteren. Gebruik daarom geen vage termen.”
De slogan “Maak het verschil” is bij aanpassing van de uitingen na de uitspraak van de Commissie gehandhaafd. Deze slogan, waarmee een substantieel effect wordt gesuggereerd, is echter niet passend nu er onzekerheid over het effect van de CO2-compensatiemaatregelen bestaat.
Klagers concluderen dat de aanprijzing door Shell van haar product CO2-compensatie in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC, en een schending van de uitspraak van de Commissie in dossier 2021/00190. Tot slot merken klagers op dat de onjuiste boodschap dat consumenten voor 1 cent de klimaatschade van een liter fossiele brandstof ongedaan kunnen maken, het gevoel van urgentie om grote stappen voor het klimaat te maken vermindert en daardoor een belangrijke hindernis in de transitie is.

Het verweer

Het verweer wordt als volgt samengevat.
Voor klanten die nog moeten overschakelen op brandstoffen met een lagere CO2-uitstoot, maar wel hun koolstofvoetafdruk willen compenseren, heeft Shell het programma ‘CO2-compensatie’ in het leven geroepen. Klanten die aan dit programma willen deelnemen, kunnen zich daarop abonneren of kunnen CO2-compensatie aanschaffen bij de aankoop van brandstof bij de tankstations van Shell. In beide gevallen betalen zij 1 eurocent extra per liter aangekochte brandstof. Shell boekt dan carbon credits af van haar wereldwijde rekening van aangekochte carbon credits, die worden verkregen uit projecten voor herbebossing of vermeden ontbossing. Deze afboekingen staan gelijk aan de koolstofemissies uit het gebruik van de door de consument aangekochte brandstof (‘CO2-compensatie’). Eén carbon credit staat voor de vermijding of verwijdering van een gelijkwaardige hoeveelheid van één ton CO2 uit de atmosfeer.
Na de uitspraak van de Commissie in dossier 2021/00190 heeft Shell, om elk misverstand te voorkomen over het feit dat CO2-compensatie geen substituut is voor het vermijden of verminderen van emissies, haar aanvankelijke claim “Maak het verschil. Rij CO2-neutraal” veranderd in “Maak het verschil. Compenseer CO2”. Hiermee wordt een directe link gelegd met de CO2-compensatieprogramma’s waarmee consumenten bekend zijn. Zoals blijkt uit de in het verweer genoemde voorbeelden, is CO2-compensatie een gebruikelijke dienst die bedrijven aanbieden aan hun klanten om hun koolstofvoetafdruk te verkleinen. De Nederlandse consument is gewend aan de term “CO2-compensatie” en begrijpt ook dat CO2-compensatie niet alle klimaatschade wegneemt, maar wel een zinvolle bijdrage kan leveren aan het beperken van het effect van de CO2-uitstoot die het gevolg is van zijn consumptie. Dat de Nederlandse consument bekend is met CO2-compensatieprogramma’s en met de betekenis van CO2-compensatie, wordt bevestigd door de (overgelegde) gegevens van de door Dynata Market Research onder Nederlandse consumenten gehouden enquête (hierna: het consumentenonderzoek). Daaruit blijkt dat 67% van de ondervraagden matig (56%) tot zeer (11%) bekend is met CO2-compensatie(programma’s) en dat 84% begrijpt dat de claim van Shell niet de boodschap overbrengt dat haar compensatieprogramma de volledige klimaatschade als gevolg van de verbranding van de gekochte brandstoffen ongedaan maakt. Verder weet een ruime meerderheid dat de CO2-compensatieclaim van Shell betekent dat geld wordt geïnvesteerd in de aanplant van bomen en/of de bescherming van bossen. Van de 16% die op het eerste gezicht gelooft dat wel alle klimaatschade ongedaan wordt gemaakt, zegt 79% dat zij zich eerst zou informeren over de werking van CO2-compensatie in de praktijk. Deze consumenten zouden dan uit de website van Shell opmaken dat het belangrijk is om emissies te vermijden of te verminderen en dat alleen als dat niet mogelijk is CO2-compensatie kan worden overwogen, wat de CO2-compensatie inhoudt en dat niet alle nadelige gevolgen voor het klimaat worden weggenomen (disclaimer). Het voorgaande betekent in feite dat slechts de overgebleven zeer kleine groep van consumenten die zich niet informeert over hoe CO2-compensatie in de praktijk werkt (3,5%), zich nog zou kunnen vergissen over de betekenis van de claim. Dit minimale deel van het publiek kan niet worden beschouwd als de gemiddelde consument, aldus Shell.
Op grond van de claim verwacht de gemiddelde consument dat de door Shell aangeboden CO2-compensatie bijdraagt aan het verminderen van de schadelijke effecten van CO2-uitstoot. Die belofte wordt door Shell waargemaakt. Shell berekent de koolstofuitstoot van het gebruik van de verkochte brandstof. Nu één carbon credit staat voor één ton vermeden of verwijderde CO2, kan de hoeveelheid CO2-uitstoot worden gecorreleerd aan een bepaald aantal carbon credits. Lloyd’s Register Quality Assurance controleert jaarlijks de integriteit van de processen voor de screening van carbon credits, het toezicht op de prestaties van de projecten, de aankoop, de reconciliatie, de afboeking en de uitgifte van certificaten, ter ondersteuning van het CO2-compensatieprogramma van Shell. Hierdoor is gewaarborgd dat de gekochte en afgeschreven carbon credits wezenlijk bijdragen aan de beperking van het negatieve effect van de CO2-uitstoot van klanten. Verder is CO2-compensatie door de aankoop van carbon credits een internationaal aanvaarde manier om de totale hoeveelheid CO2 te verminderen en bij te dragen aan de beperking van de klimaatverandering. Het nut van CO2-compensatieprogramma’s is aanvaard door internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en het World Economic Forum en wordt bevestigd in wetenschappelijke literatuur (bijvoorbeeld Prof. Hein in Nature Today 2019: “Compensatie van je CO2-emissies – heeft dat nut?” en verschillende artikelen van de Universiteit van Oxford).
CO2-compensatieclaims zijn een gebruikelijke en algemeen aanvaarde manier om programma’s voor CO2-compensatie aan te prijzen. Shell wijst in dit verband op het vonnis van de rechtbank
Den Haag van 26 mei 2021 in de ‘Milieudefensie Klimaatzaak’ (ECLI:NL:RBDHA:2021:5339), waarin is overwogen: “4.4.30. Algemeen aanvaard is dat de hiervoor besproken reductiepaden netto doelstellingen bevatten, die ruimte geven voor compensatie van CO2-uitstoot.” Ook de ACM erkent dat CO2-compensatieprojecten een rol kunnen spelen bij de vermindering van restemissies en aanvaardt dat claims voor CO2-compensatie, voor zover deze onderbouwd kunnen worden, toelaatbaar zijn. Voorts wijst Shell op verschillende zaken waarin de Commissie het gebruik van CO2-compensatieclaims heeft gevalideerd.
Het CO2-compensatieprogramma van Shell is in overeenstemming met internationaal erkende normen en best practices voor koolstofcompensatie. Haar compensatieprojecten zijn geaccrediteerd door VCS en Gold Standard en voldoen aan de eisen van ISO 14021 en PAS 2060. Certificering van projecten vindt plaats indien is aangetoond dat de emissiereducties reëel, meetbaar, permanent en additioneel zijn en niet tot verplaatsing van emissies leiden. Hierdoor is de bestreden claim voldoende onderbouwd zoals in de wet en MRC vereist en zoals nader ingevuld in de Leidraad Duurzaamheidsclaims van de ACM. De claim “Maak het verschil. Compenseer CO2” is niet misleidend en daarmee niet in strijd met artikel 2 MRC, aldus Shell.
Tot slot merkt Shell op dat toewijzing van de klacht in feite een verbod op communicatie over haar CO2-compensatieprogramma zou inhouden, terwijl communicatie essentieel is voor het succes van het programma en de mogelijkheid voor klanten van Shell om een zinvolle bijdrage te leveren aan de verkleining van hun koolstofvoetafdruk.

De repliek

Klagers voeren in reactie op het verweer het volgende aan, verkort en zakelijk weergegeven.
Shell beweert enerzijds dat haar ‘CO2-compensatie’ de door fossiele brandstoffen veroorzaakte schade volledig compenseert (“gelijkwaardige hoeveelheid”), maar anderzijds dat Shell die schade slechts gedeeltelijk compenseert (”bijdragen aan het beperken van het effect van CO2-uitstoot”). Dit zijn twee tegenstrijdige beweringen, die niet beide waar kunnen zijn. Voor zover een gedeeltelijke compensatie wordt geclaimd, is sprake van een vage milieuclaim omdat onduidelijk is hoeveel van de veroorzaakte klimaatschade wordt gecompenseerd. Shell heeft nog steeds niet het benodigde wetenschappelijke bewijs voor haar claims betreffende (volledige of gedeeltelijke) CO2-compensatie geleverd en heeft niet uitgelegd hoe de term “CO2-compensatie” verschilt van de als misleidend beoordeelde term “CO2-neutraal”. Compensatie betekent het ongedaan maken van een veroorzaakte schade. De uitleg die Shell geeft over de vrijwillige aankoop van carbon credits voor bosbehoudprojecten verklaart alleen het mechanisme van hoe CO2-compensatie wordt verondersteld te werken, maar vormt geen bewijs van het door Shell beloofde resultaat. Dat het CO2-compensatieprogramma van Shell voldoet aan ISO 14021 en PAS 2060 vormt onvoldoende onderbouwing voor het promoten van het product met vage CO2-compensatieclaims. CO2-compensatie is een uiterst controversiële praktijk die in strijd is met duidelijk aanbevelingen van de EU. De Europese Commissie beveelt bedrijven aan om bij het meten en bekendmaken van hun milieuprestaties gebruik te maken van de Product Environmental Footprint (PEF)-methode van de EU, waarbij carbon credits buiten beschouwing worden gelaten. CO2-compensatie door middel van voluntary carbon credits wordt dan ook niet als ‘best practice’ beschouwd.
Het toevoegen van de disclaimer onderaan de website van Shell kan de misleidende indruk die wordt gewekt door de naam en de presentatie van het product ‘CO2-compensatie’ niet corrigeren.
Het consumentenonderzoek waarop Shell zich beroept voldoet niet aan de eisen van wetenschappelijk geldig kwantitatief onderzoek, onder andere omdat enkele vragen op een leidende manier zijn geformuleerd. Ook presenteert Shell resultaten die niet door de onderzoeksgegevens worden gestaafd. Ten slotte stellen klagers dat Shell in haar verweer veel van de door haar aangehaalde bronnen onjuist weergeeft.

De dupliek

Shell herhaalt dat CO2-compensatie een gebruikelijke en toegestane term op consumentenmarkt is en dat de gemiddelde consument begrijpt dat de door Shell aangeboden CO2-compensatie niet alle nadelige gevolgen voor het klimaat wegneemt, maar de eigen koolstofvoetafdruk verkleint. Dat de gemiddelde consument de claim begrijpt, wordt onderbouwd door de resultaten van het consumentenonderzoek. Shell weerlegt (grotendeels) de kritiek van klagers op dit onderzoek. Nu één carbon credit staat voor één ton CO2 die wordt vermeden of verwijderd, is sprake van 100% compensatie. Dat betekent niet dat daarmee ook alle klimaatschade of een ‘percentage klimaatschade’ gegarandeerd wordt opgeheven. Er is dus geen sprake van absolute milieuclaim. Shell verwijst voor een uitleg van het begrip ‘CO2-compensatie’ naar de Leidraad Duurzaamheidsclaims van de ACM.
De bestreden claim is aantoonbaar juist. Het wetenschappelijke bewijs voor de positieve werking van CO2-programma’s volgt uit het – ook door klagers aangehaalde – IPCC-rapport (“Special Report: Global Warming of 1.5°”), waarin bebossing en herbebossing expliciet zijn genoemd als mechanismen die noodzakelijk zijn om het 1,5 graden scenario (“limit warming to 1.5°”) te halen.
Alle CO2-compensatieprogramma’s van Shell zijn gecertificeerd conform de Verified Carbon Standard, de Gold Standard en de American Carbon Registry. Deze programma’s leveren de geclaimde compensatie en door de hoogste standaard in certificering zijn risico’s afgedekt.
Verder betwist Shell gemotiveerd de stelling van klagers dat CO2-compensatie in aanbevelingen van de EU als negatief of controversieel wordt voorgesteld. Ten slotte gaat Shell in op de door klagers geuite kritiek op het weergeven van bronnen, welke kritiek volgens Shell niet terecht is.
Shell concludeert dat zij duidelijk is over de betekenis van de bestreden claim “Maak het verschil. Compenseer CO2” en waarmaakt wat zij claimt, zodat de claim niet misleidend is.

De mondelinge behandeling

Partijen hebben, mede aan de hand van pleitnota’s, hun standpunten nader toegelicht en hebben vragen van de Commissie beantwoord. Op hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, wordt voor zoveel nodig in het hiernavolgende ingegaan.

Het oordeel van de Commissie

1. Kern van de klacht is dat de wijze waarop Shell op haar website de door haar aangeboden ‘CO2-compensatie’ aanprijst, met als slogan “Maak het verschil. Compenseer CO2”, onjuist en misleidend is en om die reden – op dezelfde gronden als de in dossier 2021/00190 beoordeelde uiting “Maak het verschil. Rij CO2-neutraal” – in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC. Krachtens artikel 2 MRC mag een milieuclaim de consument niet misleiden over milieuaspecten van het aangeprezen product of over de bijdrage van de adverteerder aan het handhaven of bevorderen van een schoon leefmilieu in het algemeen. In artikel 3 MRC is bepaald dat op de adverteerder de bewijslast dat haar milieuclaim juist is, rust. Daarbij geldt dat naarmate de claim absoluter is geformuleerd, zwaardere eisen aan het bewijsmateriaal worden gesteld.


2. Shell voert in de eerste plaats aan dat de onderhavige uiting, waarin de aanvankelijk door Shell gebruikte en door de Commissie (in dossier 2021/00190) beoordeelde term “CO2-neutraal” niet meer voorkomt, geen absolute en misleidende milieuclaim betreft, omdat nu, anders dan voorheen, op de website duidelijk wordt gemaakt dat door CO2-compensatie niet alle klimaatschade die het gevolg is van het verbruiken van fossiele brandstof teniet wordt gedaan en de gemiddelde consument dit begrijpt, zoals blijkt uit het overgelegde consumentenonderzoek. Blijkens de ter zitting gegeven toelichting bedoelt Shell met dit verweer dat ‘klimaatschade’ een breder begrip is dan de alleen door CO2-uitstoot veroorzaakte schade en dat de geclaimde compensatie beperkt is tot het compenseren van de door CO2-uitstoot veroorzaakte klimaatschade en geen betrekking heeft op andere door het verbruik van fossiele brandstoffen veroorzaakte schade.


3. Dit verweer treft geen doel. Dat de uiting betrekking heeft op compensatie van de uitgestoten CO2 blijkt voldoende uit de uiting, waarin immers steeds over CO2-uitstoot en CO2-compensatie wordt gesproken. Of uit het consumentenonderzoek valt af te leiden dat de gemiddelde consument uit de uiting begrijpt dat de aangeprezen CO2-compensatie niet de volledige klimaatschade als gevolg van het verbruik van de gekochte brandstof ongedaan maakt (vraag 2), kan dan ook buiten beschouwing blijven, nu het antwoord op deze vraag niet van belang is voor de vraag of in de uiting sprake is van een absolute en/of misleidende milieuclaim.


4. Anders dan in dossier 2021/00190 wordt in de huidige uiting in de eerste plaats gesproken over ‘compenseren’ als zodanig. De Commissie noemt in dit verband de volgende tekst: ”Compenseer CO2-uitstoot (…) Het is belangrijk om CO2-uitstoot zoveel mogelijk te verminderen. Lukt dat niet? Dan kun je samen met Shell rekening houden met het milieu door CO2-uitstoot te compenseren.”  Deze woorden impliceren dat Shell in enige mate CO2-uitstoot compenseert. Er wordt immers niet gesproken over compensatie van “de” CO2-uitstoot. De Commissie acht deze woorden voldoende relativerend mede gelet op hetgeen in dossier 2021/00190 is overwogen, te weten dat aannemelijk is dat Shell in enige mate CO2-uitstoot compenseert. Het voorgaande citaat leidt daarom op zichzelf genomen niet tot het oordeel dat (opnieuw) sprake is van een absolute milieuclaim. Met deze constatering kan echter niet worden volstaan, nu de uiting in haar geheel moet worden bekeken en naar het oordeel van de Commissie daarentegen wel sprake is van een absolute milieuclaim waar  in de uiting eveneens stellig wordt beweerd dat de door de het verbruik van de brandstoffen van Shell veroorzaakte CO2-vervuiling volledig wordt gecompenseerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende (onder “de bestreden uiting” weergegeven) teksten:
“Shell koopt dan koolstofkredieten die volgens internationale normen de CO2-uitstoot compenseren van de winning van de ruwe olie tot aan de benzinepomp voor de klant.”
“Als je je hebt aangemeld voor compensatieAAN en je tankt Shell V-Power Benzine of Shell V-Power Diesel, dan compenseert Shell de volledige CO2-uitstoot; vanaf winning van ruwe olie tot en met het brandstofverbruik.”
(onder algemene voorwaarden) “2.3 Het begrip “CO2-compensatie” wordt op een niet-wetenschappelijke manier gebruikt om aan te geven dat Shell d.m.v. een transactie ervoor zorgt dat een hoeveelheid CO2 uit de atmosfeer wordt verwijderd, welke hoeveelheid CO2 gelijk is aan CO2-uitstoot die vrijkomt bij de winning, productie, distributie en het verbruik van de Brandstof.”
Shell heeft zowel in haar dupliek als ter zitting erkend dat met de in de uiting aangeprezen CO2-compensatie wordt bedoeld dat sprake is van “100% compensatie” van de CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt door het brandstofverbruik. Aldus is sprake van een absolute milieuclaim als bedoeld in artikel 3 MRC. De tekst in de disclaimer maakt dit niet anders. Daarin wordt weliswaar toegelicht dat CO2 wordt uitgestoten, maar wordt de claim van 100% CO2-compensatie niet genuanceerd.


5. Op grond van de in de uiting gegeven toelichting zal de gemiddelde consument de in de uiting besloten belofte van CO2-compensatie uiteindelijk zo begrijpen dat door 1 cent per liter getankte brandstof extra te betalen de CO2 die door het verbruik van die brandstof in de atmosfeer terecht komt volledig wordt gecompenseerd door een evenredige hoeveelheid CO2 die dankzij het CO2-compensatieprogramma van Shell (carbon credits in bosprojecten) wordt vermeden of verwijderd uit de atmosfeer. Met andere woorden: de totale hoeveelheid CO2 in de atmosfeer neemt ondanks verbruik van de brandstof van Shell niet toe, omdat tegenover de daarbij uitgestoten CO2 een evenredige hoeveelheid door een bosproject opgenomen CO2 staat. Naar het oordeel van de Commissie is de thans aldus geadverteerde ‘volledig gecompenseerde CO2’ in feite niet anders dan het eerder beoordeelde begrip ‘CO2-neutraal’.


6. Krachtens artikel 3 MRC dient Shell aan te tonen dat haar absolute milieuclaim betreffende volledige CO2-compensatie door middel van carbon credits die zijn verkregen uit bosprojecten juist is. Shell beroept zich in dit verband, evenals zij deed in dossier 2021/00190 voor de claim “CO2-neutraal”, op de certificering van haar CO2-compensatieprogramma conform de Verified Carbon Standard, de Gold Standard en de American Carbon Registry en op het feit dat haar programma voldoet aan de eisen van ISO 14021 en PAS 2060. Zoals de Commissie in dossier 2021/00190 reeds heeft overwogen, acht zij voldoende aannemelijk dat bij dergelijke gecertificeerde compensatieprojecten, die voldoen aan bepaalde theoretische standaarden, sprake is van een bepaalde mate van CO2-compensatie, maar is een beroep op deze theoretische, op afspraken gebaseerde normen op zich ontoereikend om als voldoende onderbouwing van de absolute claim van volledige CO2-compensatie te dienen. Daartoe dienen degelijke, onafhankelijke, verifieerbare en algemeen erkende bewijzen beschikbaar te zijn dat de beloofde volledige compensatie van de CO2-uitstoot in de praktijk daadwerkelijk gegarandeerd en blijvend wordt gerealiseerd. De Commissie acht ook nu hetgeen Shell heeft aangedragen een ontoereikende onderbouwing van dit laatste. Shell heeft niet aangetoond dat het absoluut zeker is dat volledige en blijvende CO2-compensatie via haar bosprojecten is gegarandeerd. Daarbij is van belang dat over de mate van CO2-compensatie door bosprojecten geen volledige wetenschappelijke consensus bestaat, zoals ook blijkt uit de door partijen overgelegde stukken.


7. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat Shell de juistheid van de absolute claim van volledige CO2-compensatie niet in de door artikel 3 MRC vereiste mate heeft aangetoond. Dit betekent tevens dat de uiting misleidend is in de zin van artikel 2 MRC.
Anders dan Shell stelt houdt dit oordeel geen algeheel verbod in voor Shell om de aandacht te vestigen op haar CO2-compensatieprogramma, maar wordt Shell aanbevolen om dit niet te doen op de hier beoordeelde absolute wijze waarbij een gegarandeerd resultaat wordt geclaimd.

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken