De bestreden reclame-uiting
Het betreft het aanbod op de website van adverteerder www.drogisterij.net op 14 oktober 2016 voor zover hierop “Safari uitdeelzakjes 8st” te koop werd aangeboden onder de vermelding: “Vandaag gratis bezorging”.
De klacht
Klaagster acht de uiting misleidend omdat bij een bestelling op 14 oktober 2016 geen verzendkosten in rekening zouden worden gebracht. Na de bestelling van 1 zakje kreeg zij echter een pop-up venster in beeld met de mededeling dat zij een toeslag van € 1,99 moest betalen omdat haar bestelling onder € 10,00 was. Als zij voor een bedrag van € 8,41 producten zou bijkopen, verviel de toeslag. Gedurende het gehele bestelproces werd echter tot dat moment nergens vermeld dat er een toeslag in rekening zou worden gebracht.
Het verweer
Er wordt inderdaad een toeslag berekend bij orders onder € 10,00, omdat deze orders anders niet rendabel zijn. Deze toeslag komt bovenop eventuele verzendkosten. Dit wordt op deze wijze al jaren gedaan en wordt op meerdere plaatsen op de website vermeld, onder andere bij de veelgestelde vragen en bij vragen over de levering van het item. Ook wordt de melding gedurende het bestelproces genoemd. De mededeling gratis verzending heeft dus niets te maken met de toeslag.
Het oordeel van de voorzitter
1) In de bestreden uiting staat zonder voorbehoud: “Vandaag gratis bezorging”. De gemiddelde consument zal deze mededeling vermoedelijk aldus uitleggen dat men op die dag bij elke bestelling geen (verzend)kosten hoeft te voldoen. Adverteerder stelt dat in het onderhavige geval geen sprake is van verzendkosten maar van een toeslag. De gemiddelde consument zal echter een dergelijke toeslag in verband brengen met de bezorging, derhalve als (een vorm van) verzendkosten beschouwen. Het had daarom op de weg van adverteerder gelegen om in de bestreden reclame-uiting duidelijk te maken dat bij bestellingen onder € 10,00 een toeslag in rekening zou worden gebracht. Zonder deze – essentiële – informatie zal de gemiddelde consument immers niet op deze toeslag bedacht zijn.
2) Blijkens het voorgaande is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c. van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.