a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Huishouden en inrichting

Dossiernr:

2011/00984

Datum:

20-02-2012

Uitspraak:

CVB Aanbeveling Bevestigd (=Aanbeveling)

Product/dienst:

Huishouden en inrichting

Motivatie:

Misl. Beschikbaarheid

Medium:

Drukpers/tijdschriften

De bestreden reclame-uiting

 

Het betreft de aanbieding van de “Siemens Espresso-/koffievolautomaat TK529NL” in de huis-aan-huis verspreide Bonusfolder van 10 t/m 16 oktober 2011. De uiting bevat een afbeelding en een beschrijving van het espressoapparaat, alsmede de doorgestreepte prijs “479.00” en de actieprijs “199.-“. In de uiting staat “op=op”.

 

De klacht

 

Toen klager op 10 oktober 2011 om 8.30 uur, bij het begin van de actie, de aangeboden espressomachine wilde kopen, bleek het enige exemplaar dat het door hem bezochte filiaal van Albert Heijn had ontvangen reeds verkocht te zijn. Nabestellen of reserveren was niet mogelijk. Navraag bij andere filialen wees uit dat ook daar de espressomachine niet meer verkrijgbaar was. Klager acht de uiting misleidend.

 

Het verweer

 

De aanbieding in de Bonusfolder maakt deel uit van de ook op internet en televisie gevoerde reclamecampagne “Albert Heijn Garage Sale”, waarbij huishoudelijke apparatuur tegen lage prijzen wordt aangeboden. Om voldoende voorraad te hebben van de aangeboden espressomachine is voor de actie 10% van het totale verkoopaantal per jaar ingekocht. Alle filialen zijn voorzien van minimaal twee espressomachines, de grote winkels hebben 13 machines ontvangen. Door de vermelding “op=op” in alle uitingen is de beperkte voorraad van de espressomachines op voorhand duidelijk gemaakt. Toen bleek dat de espressomachines uitverkocht waren, zijn op de avond van de eerste actiedag de televisiereclame en de advertentie op de website aangepast. Albert Heijn meent al het mogelijke te hebben gedaan om de consument tijdig te informeren over de beschikbaarheid van de espressomachine.

 

Het oordeel van de Commissie

 

Indien een adverteerder een bijzonder aanbod doet, dient de adverteerder ervoor zorg te dragen dat er een in verhouding tot dat aanbod en de daarvoor gevoerde reclame redelijke voorraad goederen aanwezig is. In de onderhavige landelijk verspreide uiting wordt een espresso-/koffievolautomaat met grote korting aangeboden van € 479,- voor € 199,-. Het feit dat de aanbieding een actie betreft en in de bestreden uiting “op=op” is vermeld, duidt erop dat sprake is van een beperkte beschikbaarheid. Dit neemt echter niet weg dat het aangeboden product althans aan het begin van de actie in een zekere mate verkrijgbaar moet zijn.

Klager heeft onweersproken gesteld dat de voor € 199,- aangeboden espresso-/koffie-volautomaat bij aanvang van de eerste actiedag in verschillende filialen van Albert Heijn niet meer te verkrijgen was. Gelet hierop is naar het oordeel van de Commissie onvoldoende aannemelijk gemaakt dat adverteerder in het kader van de onderhavige actie, gelet op de gevoerde reclame en het kennelijk buitengewoon voordelige aanbod, heeft gezorgd voor een toereikende voorraad van de aangeboden espressomachine.

 

Nu niet is gebleken dat de espressomachine beschikbaar was in een mate die gezien de omstandigheden redelijk is, is in de bestreden uiting geen duidelijke informatie verstrekt over de beschikbaarheid van het aangeboden product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Het aanpassen van de internet- en televisiereclames op de avond van de eerste actiedag  leidt niet tot een ander oordeel.

           

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 6 december 2011

 

Op grond van het voorgaande acht de Commissie uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

 

Het College van Beroep:

 

De grieven

           

Het College vat de grieven als volgt samen.

 

De reclame-uiting maakt deel uit van de reclamecampagne “Albert Heijn Garage Sale”, waarin Albert Heijn huishoudelijke apparatuur tegen lage prijzen aanbiedt. Het is bekend dat het bij “Garage Sale” om restverkoop gaat en dus maar enkele producten beschikbaar zijn. Dat het in het onderhavige geval om een een­ma­lige actie met een beperkte oplage gaat, blijkt ook uit het feit dat Albert Heijn nor­maal geen espressomachines verkoopt, en deze machines een zeer hoge inkoop­waarde hebben vergeleken met producten uit het reguliere assortiment. Bij de inschatting hoe groot de voorraad moest zijn, is Albert Heijn uitgegaan van 10% van de totale verkoopaantallen in de relevante prijsklassen en heeft daarbij de aanname gemaakt dat het mogelijk moest zijn in 1 week net zoveel producten te verkopen als normaal gesproken in 1 maand van deze producten worden verkocht. Daarbij was Albert Heijn zich ervan bewust dat zij een zeer aantrekkelijk aanbod zou doen, met dien verstande dat € 199,– in deze economische tijd voor veel consumenten veel geld is. Albert Heijn heeft 3.500 espressomachine ingekocht. Afgezet tegen de ver­koopcij­fers van alle espresso­machines in de periode van januari tot oktober 2011 en in de prijsklasse tot € 300,– blijkt dat Albert Heijn in het kader van de actie in minder dan 1 week bijna 25% van het in die 9 maanden in deze prijsklasse verkochte aantal espresso­machines (14.200) heeft ver­kocht. Indien op grond van de adviesprijs van het appa­raat (€ 479,–) wordt uitge­gaan van de prijsklasse tot € 500,–, blijkt dat Albert Heijn in minder dan 1 week ruim 30% van het totale aantal in die 9 maanden in deze prijs­klasse verkochte espressomachines (11.500) heeft verkocht. Indien gekeken wordt naar het totaal aantal verkochte espressomachines in dezelfde en alle goedkopere prijsklassen (in totaal 40.900 stuks), dan heeft Albert Heijn 8,5% van dit aantal bin­nen een week verkocht. Op grond van het voorgaande is Albert Heijn van oordeel dat de voorraad niet onre­delijk klein was. Albert Heijn heeft niet kunnen vermoeden dat zij in de eerste uren van de eerste actiedag praktisch uitverkocht zou zijn. Overi­gens was de es­pres­somachine niet in alle filialen reeds om 08.30 uur uitverkocht. In sommige fi­lia­len was dat het geval, maar in andere filialen zijn tot en met de vier­de actiedag de bewuste espressoma­chines verkocht. Hoewel de espres­so­ma­chine op maan­dag niet volledig was uitverkocht en in de reclame-uitingen op=op is vermeld om de consument te informeren over de beperkte beschikbaarheid, heeft Albert Heijn er­voor gekozen om via landelijke media de consu­ment te berichten dat de espresso­machine uitverkocht was. De Commissie heeft in haar oordeel onvol­doen­de meege­wogen dat Albert Heijn alle middelen die redelij­ker­wijze mogelijk waren heeft aan­ge­wend om de consument te informeren over het niet meer kunnen kopen van de espresso­machine. Reeds maan­dag­avond zijn de televisie­com­mercials en online-advertenties aangepast.

Het antwoord in appel

 

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het antwoord in appel kan als volgt wor­den samengevat.

Er is sprake van een grootschalige media-actie voor de espressomachine. Op basis daarvan mag de con­su­ment verwachten dat dit product in elk Albert Heijn-filiaal be­schikbaar zou zijn. Op de eerste actiedag was de espressomachine echter al om 08.00 uur (openingstijd) in het filiaal in Enkhuizen niet meer beschikbaar en ook niet be­stel­baar. Hetzelfde geldt voor de filialen te Groote­broek, Hoorn en Roosendaal. Er heeft blijkbaar geen juiste verdeling van de voor­raad apparaten plaatsgevonden.

 

De mondelinge behandeling

 

Albert Heijn doet haar standpunt mondeling toelichten. Daarbij wordt namens Albert Heijn onder meer meegedeeld dat de kleine filialen over minimaal twee espresso­ma­chi­nes konden be­schikken, terwijl in de grotere filialen meer apparaten beschik­baar wa­ren. Er zijn geen espressomachines aan medewerkers verkocht.

 

Het oordeel van het College

 

1. Kern van het geschil in beroep is of het actieproduct (de espres­so­machine) bij de aanvang van de actie in alle Albert Heijn-winkels aanwezig was, en zo ja, in een hoe­veelheid die, rekening hou­dend met het product, de omvang van de voor het pro­duct gevoerde reclame en de aan­geboden prijs redelijk is. Albert Heijn dient in verband daarmee, onderbouwd met feitelijke gegevens, aan­neme­lijk te maken dat het product in haar filialen te koop was respectievelijk in voldoende mate te koop was gedu­ren­­de de actie. Deze eis volgt uit de Al­gemene Aan­beveling sub h in ver­bin­ding  met de regeling van misleidende re­cla­me in de artike­len 7 en 8 van de Ne­derlandse Re­cla­me Code, alsmede uit artikel 15 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Uit­gangspunt daarbij is dat naarmate een reclame-uiting een groter bereik heeft en/of het aanbod voordeliger is, ervan kan worden uitgegaan dat de belangstelling groter is en er dus een ruimer aanbod dient te zijn.

 

2. Albert Heijn heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat in elk filiaal minimaal twee espressomachines beschikbaar waren. Bij de grote (XL) filialen betrof het 13 es­pres­somachines per filiaal. Volgens Albert Heijn zijn deze apparaten niet door eigen medewerkers gekocht. Het College gaat daarom ervan uit dat de in de win­kels aan­wezige apparaten ook daadwerkelijk voor de verkoop waren bestemd.

 

3. Vaststaat dat reeds op de eerste actiedag een zeer groot aantal espressomachines is verkocht en dat als gevolg daarvan deze apparaten in diverse filialen vrijwel on­mid­dellijk na de start van de actie niet meer gekocht konden worden. Geïntimeer­de heeft onweersproken gesteld dat hij het apparaat al op de eerste actiedag om 08.00 uur niet meer kopen in de door hem genoemde filialen. Vaststaat derhalve dat de vraag naar deze apparaten zeer groot was, hetgeen onmiskenbaar samen­hangt met de aan­trekkelijkheid van het aanbod. Deze aantrekkelijkheid wordt on­derstreept door de mededeling “1e klas pro­duc­ten, 2e hands prijzen” en doordat in de uitingen in een opvallend, stervormig geel kader is te zien hoe de kennelijk oor­spronkelijke prijs van € 479,– is doorgehaald en is vervangen door € 199,–. In de tele­visiecom­mer­cial wordt ook gesproken over “waan­zinnig lage prijzen”. Albert Heijn erkent dat zij een zeer aantrekkelijk aan­bod deed.

 

4. Dit aanbod werd gedaan in een landelijke reclame­folder en een televisie­commercial die klaarblijkelijk eveneens een landelijk bereik had. Derhalve kan ervan worden uitge­gaan dat de actieaanbieding een groot publiek heeft bereikt. Al­bert Heijn had op grond daarvan rekening dienen te houden met een zeer grote vraag naar de es­pres­somachine. Albert Heijn stelt dat zij dit heeft gedaan door een voorraad in te kopen van 3.500 espressomachines, welk aantal volgens haar correspondeert met ongeveer 10% van de totale jaarlijkse verkoopcijfers in de relevante prijsklassen. Uit het feit dat het pro­duct in de door geïnti­meer­­­de bezochte filialen en blijkbaar ook in veel andere filialen vrijwel onmiddellijk na het openen van die filialen op de eerste actiedag al niet meer ver­krijg­baar was, volgt evenwel dat die inschatting onjuist was en dat er onvol­doende be­schik­baarheid was rekening houdend met de aantrekke­lijk­heid van het aanbod en de omvang van de gevoerde reclame.

 

5. Albert Heijn stelt gemotiveerd dat zij de grote vraag niet kon voorzien, maar deze omstandig­heid dient naar het oordeel van het College voor haar risico te komen. Wel brengt dit laatste mee dat de situatie als bedoeld in nummer 5 van de in artikel 8.5 NRC bedoelde bijlage 1 in dit geval niet van toepassing is, nu Albert Heijn vol­doende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen gegrond vermoeden was als be­doeld in die bepaling. Dit laatste laat onverlet dat een adverteerder ook op grond van artikel 8.2 aanhef en onder b Nederlandse Reclame Code ervoor dient te zor­gen dat actie­producten in voldoende mate beschikbaar zijn indien niet met zoveel woorden aan de consument wordt meegedeeld dat er een aanzienlijke kans bestaat dat hij het product niet kan kopen.

 

6. De enkele vermelding “op=op” volstaat in dit ge­val niet. Welis­waar volgt uit deze vermelding dat er een beperkte voorraad is, maar dit neemt niet weg dat, zoals de Commissie terecht heeft overwogen, het ac­tie­pro­duct ook bij deze vermelding in ieder ge­val bij het begin van de actie in een zekere mate verkrijgbaar moet zijn. De ge­middelde consument zal de woorden “op=op” immers niet in deze zin op­vatten, dat de kans zeer groot is dat het product reeds bij de aanvang van de actie vrijwel onmiddellijk zal zijn uitverkocht. Dit laatste volgt ook niet uit de enkele omschrijving “Garage Sale”. Een actie waarbij door een lande­lijke winkelketen in haar winkels speciaal voor die actie ingekochte apparaten worden ver­­­kocht, waarbij grootschalig reclame voor de actie wordt gemaakt, ­wijkt immers dusdanig af van het­geen bij een “garageverkoop” gebruikelijk is te achten, te weten lokale inci­den­tele verkoop van tweedehands artikelen, dat de gemiddelde consu­ment de onderhavige actie niet als een garageverkoop in laatstbedoelde zin zal be­schouwen. Ook uit het feit dat es­pres­­so­­machines niet tot het ge­bruikelijke assor­ti­ment van Albert Heijn winkels be­ho­­ren, zal de gemiddelde consu­ment niet aflei­den dat de kans zeer groot is dat het product reeds bij de aanvang van de actie vrijwel onmiddellijk zal zijn uitverkocht.

 

7. Het College onderschrijft op grond van het voorgaande het oordeel van de Commis­sie dat de uiting misleidend en daardoor oneerlijk is in de zin van artikel 7 NRC, dit op grond van het feit dat niet uit de uiting blijkt dat er een aanzienlijke kans bestaat dat de consument het product niet kan kopen. Hier­aan doet niet af dat Albert Heijn via landelijke media de consument heeft bericht dat de espressomachine uitver­kocht was, en dat zij reeds op de eerste actiedag ’s avonds de televisiecommercials en online advertenties heeft aangepast. Weliswaar heeft Albert Heijn daarmee de omvang van de misleiding beperkt, hetgeen juist moet worden geacht, maar dit han­delen kan er niet toe leiden dat de misleiding met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt.

 

8. Derhalve wordt beslist als volgt.

 

De beslissing

 

Het  College:

 

Bevestigt de beslissing van de Commissie.

 

 

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken