a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2009/00347

Datum:

14-10-2009

Uitspraak:

Aanbeveling (Gedeeltelijk)

Product/dienst:

Overige

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale marketing communicatie

De klacht

 

Het betreft het feit dat klager op 1 april 2009 van  een e-mail van H. Wijnsema heeft ontvangen. Op klagers vraag hoe adverteerder aan klagers adres is gekomen en op klagers verzoek om hem geen e-mails meer te sturen, heeft adverteerder niet inhoudelijk gereageerd.

Adverteerder heeft hierdoor gehandeld in strijd met de artikelen 2.1, 2.2 respectievelijk 5.2 alsmede met de artikelen 1.3, 4.2, 4.4, 4.5 en 5.1 van de Code Verspreiding Reclame via E-mail (Code E-mail). 

 

Het verweer

 

Adverteerder heeft bij e-mail van 2 juni 2009 laten weten dat klager “ooit een bod geplaatst” heeft, waardoor verspreider over klagers e-mailadres beschikte. Adverteerder stelt alleen aan zijn vriendenkring de bewuste e-mail gestuurd en toevallig stond klagers e-mailadres daartussen. Klagers e-mailadres is inmiddels verwijderd.

 

De voorzitter van de Code Commissie

 

De voorzitter heeft besloten gebruik te maken van zijn bevoegdheid neergelegd in artikel 12 lid 1 aanhef en onder c van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, inhoudende dat de voorzitter een klacht kan toewijzen indien hij, ook na het gevoerde verweer, van oordeel is dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven om een aanbeveling te doen.

 

De voorzitter is in deze zaak tot het volgende oordeel gekomen.

Adverteerder heeft zich er kennelijk niet van vergewist of klager toestemming had gegeven om hem reclame via e-mail te sturen dan wel of klager reeds een gelijkaardig product bij adverteerder had besteld. Om die reden heeft adverteerder gehandeld in strijd met artikel 1.3 Code E-mail.  

 

De e-mail is niet als reclame herkenbaar als bedoeld in artikel 2.1 Code E-mail en adverteerder heeft zich evenmin zodanig geïdentificeerd dat hij makkelijk en daadwerkelijk voor de geadresseerde bereikbaar is als bedoeld in artikel 2.2 Code E-mail.

 

Adverteerder stelt dat hij beschikt over klagers e-mailadres omdat klager “ooit een bod geplaatst” heeft. De voorzitter begrijpt hieruit dat klager via internet een bod heeft uitgebracht op een door of namens adverteerder aangeboden product. Niet is gebleken op welke wijze adverteerder klager in de gelegenheid heeft gesteld om een bod te “plaatsen”, waardoor niet is komen vast te staan wanneer en onder welke omstandigheden het e-mail adres van klager door of namens adverteerder is verzameld. Gelet hierop dient de klacht dat het bepaalde in de artikelen 4.2, 4.4 en 4.5 Code E-mail niet in acht is genomen, te worden afgewezen.

Om diezelfde reden dient ook klagers bezwaar dat het bepaalde in artikel 5.1 Code E-mail is overtreden, te worden afgewezen.

 

Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat door adverteerder gehandeld is in strijd met de artikelen 1.3, 2.1 en 2.2 Code E-mail en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de voorzitter de klacht af.

 

 

 

Beslissing RCC.

 

Op het bezwaar van klager tegen de  Beslissing van de voorzitter van de Reclame Code Commissie d.d. 30 juli 2009 (dossier VAB 2009 00347),

 

Het bezwaar

 

Klager ontkent dat hij een bod heeft uitgebracht of producten heeft aangeschaft op de website van adverteerder. Klager heeft op de website www.speurders.nl slechts een vraag gesteld. Volgens de algemene voorwaarden van deze website is gebruik van via de website verkregen persoonsgegevens slechts toegestaan met het oog op het sluiten van een overeenkomst naar aanleiding van een advertentie op de website. Gelet hierop is bij het verzamelen van het e-mail adres van klager door adverteerder in strijd gehandeld met de artikelen 4.2, 4.4, 4.5 en 5.1 van de Code verspreiding reclame via e-mail (Code e-mail).

 

Het verweer

 

Klager stond in de vriendenlijst van adverteerder. Op klagers verzoek is zijn naam hieruit verwijderd.

 

De beoordeling van de Commissie

 

In de beslissing van de voorzitter d.d. 30 juli 2009 is ervan uitgegaan dat klager ‘ooit een bod heeft uitgebracht’ op een product van adverteerder. Nu klager dit echter nadrukkelijk heeft betwist en adverteerder hiertegenover slechts stelt  dat klager ‘op zijn vriendenlijst’ stond, kan worden vastgesteld dat bij het verzamelen van het e-mailadres door adverteerder de artikelen 4.2, 4.4, 4.5 en 5.1 van de Code e-mail niet in acht zijn genomen. Het bezwaar van klager derhalve alsnog te worden toegewezen en de beslissing van de voorzitter dient op dit punt te worden vernietigd.

 

Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie als volgt.

           

De beslissing

 

De Commissie:

–         Vernietigt de beslissing van de voorzitter, voor zover hij heeft geoordeeld dat de klacht diende te worden afgewezen en oordeelt dat adverteerder heeft gehandeld in strijd met de artikelen 4.2, 4.4, 4.5 en 5.1 van de Code e-mail. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

–         Bevestigt de beslissing voor het overige.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken